GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ons psalmgezang.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ons psalmgezang.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In verband ook met onze artikelen over den Eeredienst vcrlcenen we gaarne herbergzaamhcid aan een kort opstel van een zuster der gemeente over de wijze, waarop onze psalmen gespeeld en gezongen worden.

Het werd van week tot week, wegens plaatsgebrek, uitgesteld, maar verdient toch te zeer de aandacht, om het niet, zij het ook iets later, op te nemen.

Zij schreef dan:

Van Hervormden kant is een arbeid voor ons Psalmgezang verricht, waaraan in Gereformeerde kringen nog te weinig aandacht geschonken wordt.

In dit jaar is verschenen een uitgave van ots Psalmboek, die wij te danken hebben aan Dr. . G. R. Acquoy te Leiden i); en een Koraalboek, bewerkt door H. P. Steenhuis (organist der Nieuwe Kerk te Groningen), waarin de Psalmmelodiën weer zijn teruggebracht lot den oorspronkelijken vorm, waarin zij door Calvijn zijn vastgesteld en door zijne gemeente gebruikt werden. Wij zingen thans onze Psalmen op noten van gelijken duur, hoewel in de meeste Psalmboekjes de melodiën nog altijd op heek en halve noten gedrukt staan. Hier en daar wordt reeds in den huiselijken kring op heele en halve noten gezongen, wat oogenblikkelijk het voordeel met zich brengt, dat men twee of drie verzen zingt in plaats van éen, en dat zoodoende de samenhangende gedeelten uit de Psalmen veel beter tot haar recht komen dan nu bij het zingen van éen enkel vers mogelijk is.

Zoowel de uitgave va.n het nieuwe Psalmboek als het daarnaar bewerkt Koraalboek zijn van een voorrede voorzien, waaruit wij ter kennismaking en ter beoordeeling het volgende mededeelen :

„De Algemeene Synode der Nederl. Herv. Kerk besloot in 1892 over te gaan tot de uitgave van een Psalmboek met herstelling der oorspronkelijke melodieën, zooals die gezongen werden in e dagen van Calvijn, op lange en korte noten.

Tevens besloot zij den Heer Dr. J. G. R. Acquoy, Hooglecraar te Leiden, op te dragen, de kopij van deze melodieën aan de Synode te verschaffen, aan welke opdracht met de meeste bereidwilligheid voldaan is.

De Synodale Commissie, aan wie de zaak verder ter behandeling is opgedragen, biedt thans deze uitgave aan, die als een overang tot eene latere, zonder kruis-teekens, wil dienen.

De kruisen toch behooren bij de Psalmwijzeii niet. Zij komen dan ook in de oudste Fransche Psalmboeken en in de oudste Nederlandsche, die slechts eene vertaling daarvan met behoud van dezelfde melodiën zijn, nergens voor. Eerst veel later is men begonnen, ze in de kerken te zingen, ofschoon zij in de kerkboeken niet stonden, en sinds de nieuwe berijming van 1773 zijn zij op geen ander gezag dan dat der uitgevers m de genoemde boeken gedrukt. Ze thans plotseling weg te nemen, scheen echter niet raadzaam. Daarom zijn ze hier, bij wijze van overgangsmaatregel, boven de noten ge plaatst, terwijl tevens onderscheid is gemaakt tusschen die, waarvoor iets te zeggen valt, en die, waarvoor geene enkele geldige reden bestaat.

Geheel anders is het met de lange en korte noten. Deze behooren wèl tot onze Psalmwijzen, die dan ook oorspronkelijk inderdaad rhythmisch zijn gezongen. Zou dit echter opnieuw kunnen geschieden, dan moesten zij vooraf eene herziening ondergaan. Niet alleen toch zijn er in den loop der jaren bij het drukken onnau vvkeurigheder^ ingeslopen, maar de melodieën zelve passen niet altijd op de woorden. Dit zal niemand verwonderen, die bedenkt, dat zij meer dan drie eeuwen geleden, niet voor onze Psalmberijming, maar voor de Fransche zijn geschreven. Reeds met de Nederlandsche vertaling van Dathenus kwamen zij in menige botsing, en aan de cischen van onze tegenwoordige versmaat voldoen zij volstrekt niet meer. Wil men de Psalmen wederom rhythmisch zingen, dan moet de waarde der noten op verschillende plaatsen eene wijziging ondergaan, d. i. nu eens moeten lange kort, dan weer korte lang worden gemaakt.

Bij de officieele of standaard-uitgaven in 4", zijn de oudste Fransche drukken van 1562 en '63 en de oudste Nederlandsche van 1566 en '67 zorgvuldig geraadpleegd, opdat vóór alles de oorspronkelijke lezing der melodiën mocht vaststaan. Vervolgens is (met uitzondering van de beginnoten van ieder vers, die op muziek historische en practische gronden overal lang zijn gelaten) daar waar de rhythmus der zangwijzen rechtstreeks tegen het metrum der woorden indruischte, de waarde der noten met den eisch der versmaat in overeenstemming gebracht. De Hoogleeraar is daarbij van zeer strenge beginselen uitgegaan en heeft niets gewijzigd, wat niet voor alle verzen van denzelfden Psalm dringend wijziging behoefde. Hij heeft getracht, hierbij zooveel mogelijk naar de bedoeling der toonzetters zelven te handelen. Daarenboven heeft hij door twee eenvoudige teekens van alles rekenschap gegeven. ^Vie die teekens in acht neemt, kan zonder eenige moeite de oorspronkelijke lezing terugvinden. Ei zoo is deze nieuwe uitgave tevens als een streng critische van de oude te beschouwen.

Niet de noten, maar slechts de waarde van sommige noten is gewijzigd, en de kruisen zijn niet weggenomen, maar slechts boven de noten geplaatst. Wie, zooals het thans bij ons gebruikelijk is, de noten allen even lang en met kruisen wil blijven zingen, kan zich even goed van deze uitgave als van de vroegere bedienen. Wie daarentegen tot den oorspronkelijken zingtrant der Gereformeerde kerken wenscht terug te keeren, zal hei-alleen volgens deze uitgave met goed gevolg kunnen doen. Tevens zal hij dan bemerken, hoeveel kloeker en krachtiger, bovenal hoeveel bezielder en bezielender, de Psalmen in den tijd der Hervorming en nog lang daarna hebben geklonken.”

De heer H. P. Steenhuis zegt o. a. in zijn voorbericht op het door hem bewerkt Koraalboek :

„Hoe komt het, dat het geraeentegezang dikwijls zoo slecht is; en hoe komt het, dat vele psalmmelodieën dikwijls zoo onzingbaar schijnen? Om deze vragen te beantwoorden, ismen begonnen met het nagaan der geschiedenis van onzen gemeentezang en het zoeken naar den oorsprong der psalmmelodieën, met het volgende resultaat:

Vooreerst is gebleken, dat onze psalmmelodieën zijn vastgesteld en aan de gemeente gegeven door Calvijn. De melodieën zijn meest alle vervaardigd door diens tijdgenooten L. Bourgeois en Maitre Pierre, die ten tijde van Calvijn te Geneve leefden. In dien tijd heerschte een ander toonstelsel dan thans. Kennen wij tegenwoordig slechts twee toonsoorten, toen had men er twaalf Het is hier de plaats niet, om den aard en het karakter dier verschillende toonsoorten uitvoerig uiteen te zetten Slechts dit wil ik aanstippen, dat het onderscheid dier verschillende toonsoorten hoofdzakelijk lag in de plaats der beide halve tonen van de toonladder, die de grondslag was van de toonsoort, waarvan men zich bediende. Ze waren diatonisch, d. w. z. ze lieten geene toevallige ver hoogingen of verlagingen toe. Werpt men nu maar een blik in onze tot dusver in gebruik zijnde psalmboeken, dan ziet men, dat de melodieën wemelen van toevallige verhoogingsteekens. Ze zijn dus verminkt. De weinige verlagingsteekens, die men er in vindt, hebben recht van bestaan, daar men ze reeds gebruikte ten tijde van Calvijn, en het bovendien gebleken is, dat Bourgeois en Maitre Pierre ze zelf in hunne melodieën hebben aangebracht. Ziet men verder de melodieën in onze psalmboeken na, dan zal men vinden, dat ze niet bestaan uit noten van denzelfden duur, maar uit lange en korta noten. Nu kennen wij de kwaal. De gemeenten zingen de Psalmen niet meer, zooals de Geretormeerde gemeenten ze' ten tijde van en nog lang na Calvijn zongen, maar ze zingen ze op tweeërlei wijzen verminkt.

Vooreerst heeft men, door het later heerschend toonstelsel op het oude toe te passen, het karakter der oorspronkelijke melodieën uit het oog verloren; vanwaar het komt, dat veel schoons daarin is verloren gegaan, of niet meer wordt begrepen; en dit is de oorzaak, dat vele oorspronkelijk schoone melodieën thans niet meer op den waren prijs worden gesteld.

Hoe is men er echter toe gekomen, de lange en korte noten niet meer in acht te nemen? Een blik in onze Psalmboeken kan ons dat duidelijk maken. De rhytmus der noten past bij vele melodieën niet bij dien der woorden.

Bij de vertaling van Dathenus heeft men de lange en korte noten onveranderd uit de Fransche kerkboeken overgenomen. Bij deze vertaling streed de rhytmus der woorden ook dikwijls met dien der noten, maar niet in die mate, als dit bij de thans in gebruik zijnde berijming het geval is. Oorspronkelijk zijn dan ook hier te lande de Psalmen op lange en korte noten door de gemeente gezongen, maar, sedert het invoeren der nieuwe berijming, schijnt men hiermede te zijn opgehouden.

Ware de muziek nog maar gebleven, zooals ze was! We zouden dan ten minste van de toevallige verhoogingsteekens verschoond zijn gebleven. Maar met de nieuwe berijming werden ze door de uitgevers, geheel op eigen ge zag, in de kerkboeken opgenomen. Wat zou Calvijn hier wel van gezegd hebben, die zoo streng vast hield aan de eens vastgestelde zangwijzen der Psalmen, dat hij het noodig oordeelde Bourgeois gevangen te doen zetten, omdat hij in zijne eigene zangv/ijze veranderingen aanbracht!”

Natuurlijk heeft de heer Steenhuis dèn strijd tegen de kruisen aangebonden; hij heeft ze echter nog niet geheel durven weglaten.

„Consequent doorgevoerd, moesten nu oók alle kruisen uit dit boek zijn weggelaten. Daar het echter zou kunnen zijn, dat sommigen ze, althans vooiloopig, zouden willen behouden, heb ik ze nog tusschen haakjes voor de noten gelaten, en, in navolging van de standaarduitgave, onderscheid gemaakt tusschen verhoogingsteekens die desnoods kunnen worden geduld en daarom gewoon, en die, welke onvoorwaardelijk dienen te worden vermeden en daarom klein gedrukt zijn.”

Ook dit maakt natuurlijk het Koraalboek bijzonder aanbevelenswaardig. De overgang naar de oude zangopvatting wordt er geleidelijk en gemakkelijk door gemaakt. Toch is het al of niet mooi vinden hierbij veel een quaestie van wennen. Ook wat de zetting der accoorden betreft.

Zij toch, die dit koraal ter hand nemen, zullen misschien eerst vinden, dat de accoorden veelal vreemd en soms hard klinken; doch op dea duur zal men inzien, hoeveel krachtiger, frisscher en kernachtiger de oude harde zettingen klinken, dan onze moderne accoorden.

Nog kan ik mededeelen, (aldus besluit de heer Steenhuis zijn alleszins lezenswaard voorbericht), dat ook van Gereformeerde zijde instemming is betuigd met het streven om onze oude psalmwijzen in eigen deugd te herstellen. Men leze hieromtrent het artikel van Dr. H. Bavinck, hoogleeraar aan de Theologische School te Kampen, in De Bazuin van 30 December 1892.

Moge dit nieuwe Koraalboek blijken een krachtige steun te zijn voor de zoo lang gewenschte verbetering van het kerkgezang!”

Met dezen laatsten wensch stemmen wij van harte in. De zuivering van het kerkelijk leven moet doorwerken, óók in den uitwendigen vorm, óók in den eeredienst. En er mag niet gerust voor het gansche gebouw weer pronkt in de oorspronkelijke schoonheid, die de groote architect te Geneve bedoeld heeft, naar het voorbeeld hem door God getoond.

Voor onze nieuv/e psalmberijming hadden we steeds lof Uit dichtkundig oogpunt schonk ze ons meer dan één meesterstuk, en de werkelijke feilen die haar uit Schriftuuriijk oogpunt ontsieren, zouden door commissorialen arbeid er uit te lichten zijn.

Maar toonkunstig heeft deze berijming ons achteruit geholpen. Er klinkt in het zingen van thans niet meer de actie, het leven, de bezieling, dat er in de dagen van Calvijn in klonk.

De muzikale wateren bevroren in den langen, eeovormigen, sleependen toon.

Het verdient daarom waardeering, dat men van muzikale zijde ten deze op verbetering bedacht was, en we ondersteunen gaarna den raad van de geachte .schrijfster, dat men althans voor hui-slijk gebruik en schoolgebruik beginne, met terug te keeren tot den frisschen stroom van levende muziek, waarin Calvijn wilde dat al het volk zich baden zou.

I) De titel luidt »Het boek der Psalmen naar de berijming van 1773, met de zangwijzen, volgens de eischen der Nederlandscho versmaat ingericht, overeenkomstig het besluit van de Algemeene Synode der Ned. Ilerv. Kerk in hare vergadering van 1892." Uitgave van de Nederl. Bijbel-Compagnie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Ons psalmgezang.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 februari 1900

De Heraut | 4 Pagina's