GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Intellectualisme.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Intellectualisme.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Waar het kwaad, het gevaar van het Intellectualisme in schuilt, is vooral tegenwoordig licht verstaanbaar door de hooggaande beweging op letterkundig gebied. Allicht dat zich later gelegenheid aanbiedt, dit verschijnsel van litterairen aard afzonderlijk te teekenen en te beoordeelen. Thans kan er slechts zooveel van gezegd, als noodig is, om het kwaad van het Intellectualisme toe te lichten, want het hangt er rechtstreeks meê saam.

Wat onze jongere letterkundigen zin en smaak gaf voor de impressionistische neiging der jongere Fransche school, was, we zeggen niet uitsluitend {o, neen, want er werkten ook heel andere motieven in), maar dan toch voor een goed deel die „hartstocht naar weruelijkheid" die van AUard Pierson het woord ontving.

Men kreeg al meer een zeezieke gewaarwording bij het aanhooren van die statigholle gemeenplaatsen-aaneenklinking, waarmee men ons half luisterend, half dommelend volk in dicht en ondicht bleef vervelen. De goeden niet te na gesproken, en met een uitzondering voor witte raafjes van beter herkomst, maakte de doodgeloopen classiciteit telkens meer den indruk van wat apostolische taal op ander gebied als „luidende schel" en „klinkend metaal" had gebrandmerkt.

Het was een oud-modelsche etalage voor de spiegelruiten, maar met een leegen winkel en nog leeger magazijn er achter.

De één voor, de ander na, die aan het woord kwam, maakte den indruk van een taal en stijl te voeren, die op de lippen geboren was, en die nooit met het hart kennis had gemaakt.

Het was aldoor hout, dat men naarstig en nijverlijk bijeen had gesprokkeld; maar geen enkele groene twijg, waar nog het levenssap uit den wortel in op perste, kwam te voorschijn.

Het was een spreken en redeneeren over, en een zingen van „vuur en gloed en glansen", maar waarbij men kil werd en bevroor.

Het leek veel op klassieke automatentaal, maar geen toon uit het menschenhart die u tegenklonk.

Schijn zonder wezen.

En daar is de jongere school toen toornend tegen ingegaan. Deze jonge durvers hebben zich aan de geërgerde deftigheid van de elkander onderling bewonderende oude heeren niet gestoord. Ze hebben hun banbliksems getrotseerd. Ze hebben het klassieke keurslijf, waarin men begonnen was ook hen te prangen, met één ruk zich van het lijf gescheurd. En toen zijn ze zelf gaan spreken, gaan schrijven, gaan zingen, meest in wilde, soms in dolle, een enkel maal ook in keurig-fijne taal. En om geen vorm gaven ze, als ze maar voelden dat het uit hun wezenlijk wezen, uit hun eigen gewaarwording, uit hun eigen v/arm gevoel kwam.

De geduchte fout, waaraan deze impressionistische school zich hierbij schuldig maakte, geven we thans niet aan. Dit ligt buiten ons bestek. Het is ons ditmaal niet om critiek op de nieuwe Gids-sckiool te doen, maar, omgekeerd, alleen om juist op het kostelijk element in haar letterkundige oppositie het volle licht te doen vallen; en dat kostelijk element was, dat ze ons „natuur en waarheid" wilde leeren, om ons van het geredeneer en van den vloek der classieke algemeenheden te verlossen.

En zonder nu ook maar van verre te willen zeggen, dat onze kansel gered zou worden, zoo onze predikers nieuive Gidsstijl op den predikstoel lieten weerklinken, aarzelen we toch niet te verklaren, dat hetgeen onze prediking zoo dikwijls van haar effect berooft, niets anders is dan juist diezelfde grondfout, die de nieuwe litteratoren zoo onbarmhartig, maar zoo volkomen juist, in onze vroegere versificateurs gehekeld hebben.

De uitkomst deed hier uitspraak.

De producten van den kouden grond, waarop men ons volk dusver veelal onthaalde, legde het volk eenvoudig ongelezen ter zijde.

Ze vonden of geen koopers, of koopers voor het boekenrekje, vooral zoo het bandje een goed figuur maakte. En ongelooflijk is de massa drukstof, die in de breede kringen onzer fatsoenlijken en beschaafden, zonder ooit gelezen zijn, op het boekenrek is bijgezet.

Er zijn uitzonderingen. Enkele dichters bij Godes gratie hebben het oor van ons volk weten te boeien; althans in beperkten kring. Maar de massa, zonder verkaveling bijeengenomen, is door ons volk niet gelezen.

Op Cats werd gesmaald, maar Cats wist dan ten minste meer dan twee eeuwen lang heel zijn volk te boeien; en juist die kunst verstonden onze negentiende-eeuv/sche dichters, enkele vorstelijke figuren onder hen uitgezonderd, nimmer. En zelfs de besten onder hen werden nog nooit wat men zeggen kon populair. , Tien, twaalf leekendichtjes van de Genestet, nu ja. Da Costa in onzen kring, en Schaepman onder de Roomschen, vonden weerklank door hun zangen, doch ook zoo nog slechts voor enkelen hunner zangen; maar van „verslonden worden, " door het volk, wist de gemeene poëzie dier dagen niet af.

De nieuwe school daarentegen heeft van meetaf geboeid, heeft gepakt, heeft graag gemaakt. Haar doolgeraakte ethiek bande haar uit onze kringen. Maar ais ge den boekhandel er over hoort, weten de heeren op deze markt het u uit hun kasboek met cijfers duidelijk te maken, dat het niet al te dolle geschrijf der jongeren druk verkocht is, en thans reeds de markt beheerscht.

Van soortgelijk succes nu weet onder ons menig bevindelijk prediker te spreken. Zelfs bij menig ongeoefend „oefenaar" liep het volk te hoop. En ook hier werkte dezelfde prikkel. Men voelde bij deze mannen, zoo ze van het echte soort waren, realiteit. Niet bij allen, want ook de bevindelijke prediking kan zonder eigen bevinding worden nagebootst. En dat klinkt dan v/el eerst vaak uiterst fraai, en misleidt voor een tijd. Maar al spoedig begint men ook hier te merken, dat men met bevindelijke lippetitaal in plaats van met taal uit het hart te doen heeft, en dan natuurlijk is „nagebootst gevoel" nóg vervelender dan classieke deftigheid en dor geredeneer over algemeenheden. Maar als het echte bevindelijke aan het woord komt, was er in eiken kring steeds gehoor, en kon men het den kerkgangers aanzien, dat ze genoten. In de volle en de leege kerken ligt zooveel leering.

Welnu, dat feit beslist. Niet voor de bevindelijke tegen de voorwerpelijke prediking. Bij die tegenstelling staat het heel anders. Maar wel voor een prediking waar geestelijke realiteit achter zit, en waar het hart in meespreekt, tegenover de prediking van den dorren, zij het opgeschroefden Intellectualist.

Het volk wil, en terecht, geen notaris op den kansel.

Een notaris is op zijn eigen terrein een onmisbaar en verdienstelijk man. Hij heeft een nauwkeurigheid in zaken op te nemen. a boedels te beschrijven en testamenten op te maken, die ge hem benijdt. Maar het blijft voor hem vreemd goed, goed dat het zijne niet is, waar voor hem geen herinneringen aan kleven, en dat bloot alsvoorwerpelijk goed in zijn stukken voorkomt.

Vandaar de doodschheid der notarieele taal.

Allernauwkeurigst, in precies wettelijken vorm, op een haar af ingedeeld, onverbeterlijk ; maar zijn stukken zijn eenvoudig niet te lezen; en verreweg de meeste gegadigden teekenen zijn stukken, zonder er eigenlijk iets van te verstaan.

En het is dat notarieele karakter, dat alle intellectualistische prediking ontsiert, en smakeloos, en daardoor veelal zoo ongenietbaar maakt.

Uitlegkunde, leerstellige onderscheiding, trilogische indeeling, fijne ketterij-keuring, deftige taal, of ook taal die in het bombastische overslaat; maar het blijft al den onverkwikkelijken indruk maken van koude, notarieele beduimeling.

Ge voelt niet, dat wie spreekt het zelf voelt, en daarom pakt het u niet, en sleept u niet meê. Er glanst wel vuurwerk in van woorden, maar er sprankelt geen vuur uit het hart, dat vuur in uw hart aansteekt.

Ge hoort het aan, hoe er over uw dierste goederen geredeneerd wordt, maar de vrucht van den edelen wijnstok proeft ge niet.

Er wordt wel telkens gezegd, dat het om uw ziel, om uw eeuwige behoudenis, om uw zaligheid en om uw eeuwig leven gaat, maar onder het hooren raakt ge niet zelden nog verder van uw ziel af, dan toen ge u onder het gehoor nederzettet.

Als ge wezenlijk met uw ziel te doen hadt, in angst over uw zonde waart, of voor de poorte der eeuwigheid .stondt, en men begon u zulk een predicatie voor te lezen, zoudt ge bidden en smeeken dat men toch ophield, en u met uw ziel bezig liet zijn.

En nu willen we in het minst niet overdrijven, en toegeven, dat de prediking óók dient voor andere toestanden en voor andere doeleinden. We beschouwen nu de zaak van één kant, en moeten daarom thans wel eenzijdig zijn.

Maar de hoofdzaak, waartegen we ijveren, zal men nu toch gevoelen.

De notaris op zijn tijd. Het zij zoo. Nu en dan kunt ge ook hem niet missen. Maar de notaris eiken Zondag weer, dat is niet uit te houden, dat verderft de gemeente, dat slaat de prediking met machteloosheid, dat heeft geen vat op het volk. Dat sticht niet, maar sticht kwaad.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 april 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Intellectualisme.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 april 1900

De Heraut | 4 Pagina's