GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit be Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit be Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook onze lezers zullen belang stellen in het schrijven van Ds. Wijers te Batavia over zijne ontmoeting met Sadrach. Het stond in Hollands Kerkblad:

Vorige week vernam ik dat Sadrach in de stad was. Dat ik zeer verlangde die persoonlijkheid onder de Javanen te ontmoeten, zal door de broede. s en zusters in Holland, die van hem gehoord of gelezen hebben, worden verstaan.

Het moet echter voorzichtig worden aangelegd Naar hem toegaan was te groote eer. Bij me laten komen, dat zou hij weer niet doen Gelukkig als men in zulk geval een goeden helper heeft, en dien had ik in het hoofd onzer zendingschool, den heer Aart Vermeer. Deze kende Sadraci en zocht hem op. Tot twee malen echter vergeefs. Maar hoffelijk als een Javaan altijd is, zou dit bezoek niet onbeantwoord blijven en wanneer hij op de zendingsschool kwam, zou ik hem daar kunnen ontmoeten.

Zoo gebeurde het. Op eens kreeg ik de tijding dat Sadrach op de zendingschool was, en over enkele minuten stond ik tegenover Sadrach, die met een gevolg van vier personen daar was aangekomen; drie christenen die tegenover hem zaten en een bediende achter hem

Maar was hij dat wel?

Ik had me hem vooigesteld zooals zijn portret in Holland is verspreid geworden in zittende houding, groote oogen, open mond Maar wat een andere persoonlijkheid stond daar! Welk een eerbied waardige grijsaard!

Hoe fonkelden zijne oogen van nog jeugdig vuur.

En wat onderzoekenden blik wierp hij op me. uWeer een HoUandsche dominee”

’k Begreep eenigzins wat door zijne ziel moest gaan en trachtte hem op zijn gemak te zetten, 'k Verklaarde dat ik van hem gelezen had en dat het me nu aangenaam was hem te ontmoeten, maar dat hij er zoo geheel anders uitzag dan op zijn portret

»Ja, ” antwoordde hij, ïmaar ik wordt ook al een dagje ouder, " en wees hierbij op de weinige lange grijze haren aan zijn kin.

Ik vraagde of het waar was, wat ik had gelezen, dat hij tot apostolischen was overgegaan. »Ja."

Ik merkte op dat het toch zoo treurig was dat hier op Java zooveel verdeeldheid onder de chris tenen bestond. Men moest allen saam tegen den Islam optrekken.

»Ik strijd ook dagelijks tegen den Islam, " was zijn antwoord.

»Ja maar, " merkte ik aan, »er moest toch meer eenheid zijn, we hebben toch één bijbel, één Heer, één geloof, één doop.”

Veel beteekenend antwoordde hij : Toen ik van den Islam tot de christenen overging, heb ik er eerst goed over nagedacht, nu ik weer ben overgegaan naar de apostolischen heb ik er eerst goed over nagedacht. Nu weer alles één ? Daar moet ik eerst eens goed over nadenken.”

j)Ik Vraagde of hij met Ds Adriaanse niet wilde saâmwerken

Ds. Adriaanse is dikwijls ziek en kan niet zoo over de bergen en overal heenreizen en trekken als ik.”

»Hoeveel gemeenten hebt ge wel ? " » Zestig." «En hoeveel leden ? " «Vijfduizend." «Worden die nu allen weer apostolisch ? " »Zij volgen mij, " «Hoeveel oudsten heeft elke gemeente ? " »Dat hangt af van haar ledental. Vier op de honderd, anders wordt het te druk, daar ze ook medicijnen moeten uitdeelen." »Dan zult ge wel heel wat te doen hebben." »Ja. Nu moet ik spoedig naar huis om te oogsten, dan ga ik weer planten en daarna ga ik al mijne gemeenten weer rond " ))Gij zijt nu apostelen van Midden-Java ? " »Ja." «Hoeveel apostelen hebben we hier wel ? " «Drie. Hannibal (bij wien hij logeerde), Jacobs en ik.”.

»’k Verklaarde dat volgens Gods Woord een apostel onmiddellijk door Christus moest zijn geroepen en het Evangelie van Hem zelf onmiddellijk moest hebben ontvangen. Hij knikte toestemmend (blijkbaar begreep hij het dus niet).

Op de leer der apostolischen wilde hij niet verder ingaan, misschien omdat hij er nog niet vast in was en gevolg bij zich had

Eindelijk vroeg hij verlof te mogen vertrekken, daar hij dien morgen meer te doen had Met een drievoudige beleefde Javaansche buiging nam hij afscheid. Ik gaf hem de hand. Ook van de chris tenen die meegekomen waren ontving ik hartelijke handdrukken.

Zou ik mijn doel hebben bereikt?

Misschien ?

Ik was geen pandita van het slag Lion Cachet, maar van het Wilhelm—Adriaanse's soort, dkt heb ben ze begrepen.

Maar mijn doel bereikt, .. ?

Daar gaan ze Deftig, Javaansch, de juiste afstanden in acht nemend.

Sadrach, de apostel van Midden Java! De door ons diep gekrenkte, die ons nu den rug toekeert.

En Midden-Java volgt hem. Dat «zij volgen mij" was zijn triumfkreet. Arme man! Arm Java! Lion Cachet, zijn tegenvoeter, ligt in 't graf

Ook hij wordt een dagje ouder. Ja, al is hij nog krachtig, zijn houding, gang, kinharen, alles wijst er op, dat ook hij naar het grafgaat, eneensdemare zal worden vernomen: «Sadrach is dood!”

Wien zullen ze dan volgen?

Dat zult gij, o Holland, voor een groot deel te beslissen hebben. Wanneer nu dienaar na dienaar uitkomt, die met zachtheid den Javaan weet te leiden, klinkt boven uw triumfkreet, o Sadrach, straks de kreet der Gereformeerde Kerken: Zij volgen met ons den Christus der Schriften!

Ook hij wordt een dagje ouder. Ja, al is hij nog krachtig, zijn houding, gang, kinharen, alles wijst er op, dat ook hij naar het grafgaat, eneensdemare zal worden vernomen: «Sadrach is dood!"

Maar in Holland bedanken de jonge predikanten de een na den ander, alsof het zwakste deel van het menschdom daar predikant en predikantsvrouw geworden is.

Wien zullen ze dan volgen ... ? Ik weet niet. — Ik weet niet. Zou ik mijn doel hebben bereikt ? Welk doel ? Ook hier in Batavia moet met Sadrach gerekend. Op de dokter-djawa-school gaan adellijke Javanen van Midden-Java.

Op hen invloed te oefenen zou van groot belang voor de zending kunnen zijn. Straks gaan ze als dokters naar alle streken uit.

Twee hunner hadden mij herhaaldelijk bezocht. Ook was over de catechisatie gesproken en de Dinsdag-catechisatie als de voor hen meest ge schikte aanbevolen

Ze waren niet gekomen

Daar hoorde ik: Sadrach heeft grooten invloed op hun vader. Sadrach is hier.

’k Begreep wat Sadrachs tegenwerking hier zou beteekenen.

Een laisser aller was al wat ik van hem verlangde, maar dat ik niet vragen kon.

Den volgenden avond (na Sadrachs ontmoeting) ging ik met br. Pos van Mello, die juist hier loeerde, naar de dokter-djawa school. Een der beide ongelingen stond met anderen aan den ingang.

Op onze vraag, waarom ze niet ter catechisatie gekomen waren, was het antwoord, wijl de lessen van den volgenden dag zooveel werk gaven.

’k Vraagde of zij wisten dat Sadrach in de stad was.

Ja bij Hannibal" (de apostel) Of zij hem ontmoet hadden. «Ja, hij was daar geweest." Sadrach daar!

Waar de zonen van den inlandschen adel uit heel den Archipel saam zijn.

Hoe had mijn ziele verlangd daar te mogen arbeiden.

Welk een vrucht zou dat na een tiental jaren afwerpen!

Met welk een deernis had ik vernomen dat daar nu Amboineesche christenjongelingen door een modern predikant werden gecatechiseerd.

Hoe was mijn hart naar hen uitgegaan. En nu ? Sadrach daar! Dus bij Sadrachs toelating misschien Zou Sadrach mij naar zijn art. 123 dulden?

Anders van zijn terrein gedeporteerd! Ontzettende waarheid!

Neen br. Lion Cachet, uw «het moet" geeft hier niets, dan dat het zich keert tegen den persoon, die het uitspreekt en hem doodt.

We zijn hier in het slangenland, en Christus eischt van ons aan de oprechtheid der duive de list van eene slang te paren

Opdat we voor Hem mochten gewinnen.

Zou Sadrach me de toelating naar zijn art 123 tot zijn terrein willen geven?

Misschien? Een kleine starre van hopel..

Maar neen Zijne ziele is verbitterd. Te diep werd hij gekrenkt.

En straks gaat de inlandsche jonge adel in de dooUeer der apostolischen op.

En straks gaan de dokters djawa als hunne zendelingen tegen ons over heel den Archipel uit.

Die gedachte vervulde me, toen ik plotseling opschrikte.

De klok wees bijna het middernachtelijk uur.

Ik ging de buitendeur^ van mijn studeerkamer sluiten

Welk een oostersche nacht!

De halve maan scheen met een glans zooals Europa dien niet kent.

Een weinig achter ons erf klinkt uit de kampong het eentonig gezang van den koranlezer.

En in de verte wereldsch gejoel met muziek.

Ja Java, zoo is het Uw halve maan staat helder en verlicht u. Uw koran wordt in en onder en bij alles vernomen en daarnaast in de verte Europeesch wereldsch gejoel

Maar neen, wat zie ik ?

Daar hoog aan 's hemels trans staat in fonkelende starrenpracht het Zuiderkruis

»In hoc signo vinces." Dank, o Vader dank!

Ik geloof, Heere, kom mijn ongeloovigheid te hulp.

Dat met Sadrach verkeerdelijk is gehandeld, staat thans wel vast. Toch zij niet vergeten, dat in alles de zichzelf verheffende stemming van zijn gemoed uitkomt; en naar den regel, dat de nederige alleen genade ontvangt, mag dit onze gedachten over Sadrach ook weer niet te hoog spannen.

En zij het al onder een deksel, ook zoo gaat toch het verzet van het Kruis tegen de Halve maan door.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 juni 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Uit be Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 juni 1900

De Heraut | 4 Pagina's