GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Practicisme.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Practicisme.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI

Heeft men geld vaak de zenuw van den oorlog genoeröd, meer schier nog is het de zenuw van alle schoolwezen, dat naar hooger volmaaktheid streeft. Ons budget weet er dan ook van te gewagen, op wat verbazingwekkende wijze sinds de dagen van Nieuwenhuis, den stichter van het Nut, de uitgaven voor het schoolwezen ten onzent geklommen zijn.

Men had alzop mogen verwachten, dat ook het Zondagsschoolwezen met de oplossing van een netelige geldquaestie staan of vallen zou.

En toch, dat was allerminst het geval.

Voor het Zcndagsschoolwezen lag het geheim van zijn kracht juist daarin, dat het zoo goed als geen geld noodig had, en geheel dreef op vrijwillige toewijding.

Dit werd mogelijk door twee bijomstandigheden.

Ten eerste daardoor, dat op Zondag schooUokalen in reusachtig aantal allerwegen, vrij, leeg en ongebruikt stonden; dat ook het cathechisatielocaal dien tijd meest niet gebruikt werd; en dat voorts, door den stilstand van alle bedrijf, op Zondag overal iii grootere gebouwen locaüteit in overvloed beschikbaar was.

Wel is men later voor do Zondagsschool ook gaan bouwen., en heeft in Amerika en Engeland bij het stichten van nieuwe kerkgebouwen keurig ingerichte lokalen ook voor de Zondagsschool bestemd; maar in de meeste landen kent m..n die weelde niet, en ook voor ons blijft ze exceptie.

Regel is, dat de Zondagsschool e( lokaal gratis in gebruik of tegen kleine vergoeding in huur krijgt. En dit juist maakte het zoo gemakkelijk, om de Zondag-sschool steeds uit te breiden.

Had men allerwegen voor de Zondagsschool zelf moeten bouwen, dan natuurlijk zouden de kosten en de daarmee-samenhangende organisatie een bijna onoverkomelijk bezwaar hebben opgeleverd. Men had dan overal vereenigingen met rechtspersoonlijkheid moeten stichten. Die vereenigingen hadden een leening moeten sluiten. Men zou een geheel administratief bestaan hebben gekregen, en alle moeielijkheid, waarmede onze Christelijke weekschool te worstelen had, zou dan ook aan de Zondagsschool ten deel zijn gevallen.

Nu daarentegen woonde men bij manier van inkwartiering, zonder eigen woning, bij anderen in. Zoo waren geen vereenigingen, zoo waren geen fondsen noodig. Vrij als een vogeltje in de lucht streek men neer, waar men een plek voor het hol van zijn voet vond, en vloog weer op en weg en naar elders, als de eerste plek slecht gekozen bleek.

Op die wijs bleef de som gelds waarover men beschikte, vrij voor de onmisbare meubels, wandkaarten, bijbeltjes, ^ opschriften, prijsjes; roosters enz., soms voor een orgel, en kon door het aanrichten van kerstfeestjes of ook zomerpartijtjes heel wat gedaan worden om de jeugd te trekken.

Maar financieel-onafhankelijk bleef men vooral door wat in de tweede plaats hier te noemen is, ti w. doordien allé onderwijs op deze scholen om niet gegeven werd door onderwijzers en onderwijzeressen, die er eer nog bijlegden, dan dat ze er van trokken.

Gelijk onze ouderlingen en diakenen om niet dienen, iets wat de Gemeenten nog nimmer genoeg op prijs leerden stellen, zoo ook werd het Zondagsschoolonderwijs gegeven, zonder dat een cent aan de onderwijzers werd vergoed voor tractement.

Het was dienst op Zondag. Men had toch vrij. En bovenal, hét moesteen dienst zijn en blijven, die uit drang van hoogere liefde om Jezus wil vervuld werd.

Niet alsof zulk een dienst deswege boven dien der Dienaren die wel bezoldigd waren, staan zou. Zulk beweren is wel gehoord, maar het is valsch. Indien toch de Dienaren de week vrij en voor zich hadden, en in die week een beroep of bedrijf konden uitoefenen, dat hun een middel van bestaan opleverde, zou elk prediker op den Zondag volgaarne om niet dienen. Maar nu het is ingezet en verordend, dat de diensar des Woords geheel voor zijn ambt zai leven, eiken dag der week en den Zondag er Lij, nu faalt hier alle vergelijking, en moet wie voor het Evangelie leeft, naar apostolische j ordinantie, ook van het Evangelie leven; leven als persoon, als man, als vader, en leven kunnen zóó, dat zijn ziel niet verdrietig wordt onder de zorgen en nooden, maar vrij kan verkeeren in zijn heiligen dienst.

Doch natuurlijk, had dat ook voor de Zondagsschool gegolden, dan ware financieel haar bestaan en opbloeien ondenkbaar geweest. Zij kon alleen door den dienst van onvergolden liefde wassen en toenemen. En zoo is het dan ook geschied. Geschied, dat de Zondagsscholen thans in alle landen saam beschikken over een wezenlijk leger van tien en tienmaalduizenden van onderwijzers en onderwijzeressen, die eer nog geld aanbrengen, dan dat ze de Zondagsschoolkas ruïneeren zouden.

Dat nu was kostelijk.

Het geschiedde aldus naar den regel, dat op den dag des Heeren al wie kan en vrij is, beschikbaar moet zijn voor den dienst in 'sHeeren huis, en dat op Zondag niet verdiend wordt ia het heilige.

Het is deze zelfde gedachte die er almeer toe leidt, om ook de hulpdiensten in de kerk op Zondag vrijwillig den Heere toe te wijden. Ook dit was vroeger anders. Ieder liet zich toen betalen. De koster, de stokbewaarder, de stoelenverhuurster, de bankontsluiter, de stovenzetster, de orgeltrapper, de organist, de voorzanger, de voorlezer.

Allen huurlingen!

Maar ook dit betert, en op den vrijen dag de dienst voor het huis des Heeren vrij, wordt van lieverlede regel.

Tot eer van het Zondagsschoolwezen echter mag gezegd, dat dit nooit van zijn eenig goeden regel afweek, en steeds op de gratis geboden hulp en toewijding van duizenden en nogmaals duizenden onderwijzers en onderwijzeressen rekenen kon.

Van die zijde schoon in lichtglans uitkomend, schoof de Zondagsschool daarentegen op een ander punt, dat hiermee verband hield, al meer in de schaduw.

Wie onderwijzen zal, moet onderwijs kunnen geven, en enkele geniale naturen nu uitgezonderd, valt niet wel tegen te spreken, dat alleen hij met vrucht onderwijzen kan, die er voor opgeleid is.

Er gelden bij alle onderwijs zekere pae dagogische eischen, en bijna allerwegen haast men zich door het afnemen van een examen te constateeren, of aan deze eischen wordt voldaan, eer men aan iemand het brevet voor het geven van onderwijs uitreikt.

Aan iets van dien aard viel echter bij het Zondagsschoolwezen aanvankelijk niet te denken, en tjt heden ten dage is oplei ding voor de Zondagsschool, gevolgd door een onderzoek en de uitreiking van een diploma, een weelderige gedachte, die niet dan bij zeer enkele Zondagsscholen verwezenlijkt is.

Regel was, en regel is nog, dat men als onderwijzer op een Zondagsschool optreedt, zóó maar. Als een jong man, of e in jonge dochter, den volwassen leeftijd nadert, en het komt uit, dat ze zich tot het geloof bekeeren, en voor de zaak des Heeren hart hebben, dan worden ze al spoedig uitge nóodigd om op een Zondagsschool te gaan onderwijzen. Ze worden daartoe aange zocht door hem die de Zondagsschool houdt of dirigeert, of ook door vrienden en vriendinnen die er reeds onderwijzen. Wie later weg wil, zorgt gewoonlijk dat hij een ander in zijn plaats stelt.

En hier nu schuilt ten deze de wezenlijke fout van het Practicisme.

Wie tot de kennisse van den Heere kwam, en zich aan Jezus overgaf, moest dadelijk iets doen, moest terstond handelend optreden, en was door rijn liefde voor Jezus vanzelf tot dat doen en tot dat handelen bekwaam.

Doel, eenig doel was het maar, om ook de kinderen er toe te brengen, dat ze straks voor Jezus kozen; — waarom zou dan wie zelf voor Jezus koos, ook anderen daartoe niet trekken kunnen?

Het was zoo uiterst eenvoudig Men had die kinderen maar van Jezus te vertellen. En wie zou dat niet kunnen?

„ Tell me the old, old story of Jesus and hts love" drukte zoo juist deze gedachte uit, en van Jezus en zijn liefde wist toch ieder te verhalen, wie zelf deze liefde van zijn Heiland genoten had.

In de practijk daarentegen kwam het heel anders uit. Het sprak vanzelf dat men niet drie, vier jaren lang, eiken Zondag, een uur lang, de kinderen de eenvoudige waarheid kon verhalen dat Jezus op aarde was gekomen om zondaren zalig te maken, en nu leefde om voor ons te bidden.

Er moest heel iets anders geschieden. De kinderen moesten in den Bijbel worden onderlegd. Wie onderwijzen wilde, moest dus den Bijbel kennen, den Bijbel begrijpen, en zijn inhoud op kinderlijke manier in kindertaal weten om te zetten. En hieraan nu haperde maar al te veel. Verreweg de meesten moesten eerst nog in hun Bijbel gaan nalezen wat ze te behandelen hadden. Er moest een orde van behandeling, er moest een voorbereiding voor de behandeling zijn. Zoo werden er roosters opgesteld. Zoo werden er handboeken geschreven, met 't verhaal, met de uitlegging, met te doene vragen, met te maken opmerkingen. En dit alles ging buiten de kerk om, dreef op eigen wieken, en was vaak aan het toeval overgelaten.

Kon men nu zeggen, dat over de Heilige Schrift, over de uitlegging der Schrift en over de beteekenis van haar inhoud voor het leven, steeds onder alle Christenen eender gedachte ware geweest, zoo had hierin geen gevaar gescholen.

Maar dat was niet zoo. Er bestonden allerlei meeningen en inzichten. Dat verschil van inzicht hing saam met het verschil in belijdenis ; dat verschil van belijdenis met verschil in het historisch verleden der kerk. En zoo kon het niet anders, of ongemerkt drongen door deze wilde bijbelbescbouwingen en bijbeluitleggingen allerlei afwijkende, tegenstrijdige en valsche denkbeelden bij de jeugd in. Over de moeilijkste en meest ingewikkelde vraagstukken werd door onbevoegden of een eigen oplossing verzonnen, die soms kant noch wal raakte, óf uit een of ander boek een uitlegging ten beste gegeven, die vlak tegen de belijdenis der kerk inging. Gevolg hiervan was, dat alle eenheid van belijdenis te loor ging; dat allerlei sectarische gevoelens aan den man gebracht, soms zelfs gedreven werden; en dat zoo ten slotte de Zondagsschool, zonder het te willen of te bedoelen, haar zeer bedenkelijke zijde voor de toekomst van het kerkelijk leven kreeg.

Veel wijs beleid zal er daarom van de kerken geëischt worden, om den stroom van het Zondagsschoolwezen zoo te leiden, dat de stroom zelf niet verzandt, en dat toch door den aanleg van goede dijken het gevaar van verwoesting door overstrooming, van het kerkelijk veld worde afgewend.

Te roepen: Weg met de Zondagsschoolt is geestelijk Vandalisme. Te zeggen: Raak niet aan de Zondagsschool! is dweperij.

En de les der wijsheid zal ook hier wel zijn, dat de kerken, zonder de kracht, die in de Zondagsschool schuilt, tot werkeloosheid te doemen, de in haar schuilende energie in goede richting leiden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 oktober 1900

De Heraut | 4 Pagina's

Practicisme.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 oktober 1900

De Heraut | 4 Pagina's