GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Ontslapen in Jezus.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ontslapen in Jezus.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want indien wij gelooven dat Jezus gestorven is en opgestaan, alzoo zal ook God degenen die ontslapen zijn in Jezus, wederbrengen met hem. I Thess 4:14,

In de vallei der schaduwe des doods splitst zich de groote heirweg, waarop de volken wandelen, en gaat het met een weg naar boven ten eeuwigen leven, en met een hellend pad naar beneden in den eeuwigen dood.

Wie nu, in de vallei des doods aan dat snijpunt toegekomen, den weg naarboven naar het Vaderhuis, zal mogen inslaan, en mie daarentegen den hollen weg in de diepte zal worden opgedrongen, staat dan aan niemands keuze meer.

Dat hangt er van af, hoe hij insliep en ontsliep. Liefst nemen we dit ontzettend oogenblik van het finaal ontslapen zoover mogelijk. Nog achter het sterven dat wij zien. Als het lichaam zijn bloedwarmte verliest, en alzoo de scheiding tusschen ziel en lichaam door God voleind is. En dat nu kan pas intreden «a wat wij den jongsten snik noemen. En ook in dat laatste der laatste oogenblikken kan de almacht der genade nog doen, wat wij niet weten. Eerst als het sterven, dat niet op eens gaat, niet alleen voor ons oog en oor, maar ook voor het oog en het oor des Almachtigen voltooid is, is de boom geveld, de laatste vezel doorgesneden, en treedt de staat en toestand die eeuwig zijn zal, in.

En zoo als het dan is, blijft het. En dan ontsluit zich de weg naar boven voor wie in ezus ontslapen is, en opent zich het donkere sluippad naar de diepte, voor wie dan Jezus niet toebehoort.

Aan Jezus hangt het.

De wereld moge Jezus gesmaad, gevloekt en n den bitteren dood des Kruises van zich afgechud hebben, en nóg moge diezelfde wereld oortgaan, Jezus te miskennen en hem zijn heerchappij te betwisten, toch zal ieder mensch et eens ontwaren, dat ook zijn lot voor eeuwig an Jezus hangt.

Jezus is de eengeborene des Vaders, Gods igen, lieve Zoon.

En daarom nu gaat wie dien Zoon niet kust, égen God in, en dat wel in het innigste en eederste van de liefde waarmede de Vader ien eeniggeboren Zoon mint.

Wie bij dien Zoon hoort, dien roept de Vader n het Vaderhuis het welkom toe. Voor wie aan ien Zoon geen deel heeft, is geen deel aan de rfenis in het Koninkrijk der hemelen.

Het hangt aan Jezus.

Niet bij manier van spreken, alsof Jezus taande aan den tweesprong in de vallei des oods, nsar het hem geviel, dezen zou laten oorgaan, en genen zou terugwijzen.

Het hangt er van af, of ge op dat oogenblik lijken zult, bij Jezus te .hooren, deel aanje? us e hebben, van Jezus te zijn, en hem te zijn ingelijfd

En dat nu noemt de Schrift: In Jezus ontlapen te zijn.

In Jezus.

Verwar den diepen zin dier mystieke uitdruking; niet.

Ge moogt hier niet denken a.sin Jezusperscon; r is sprake van zijn mystiek licliaam. Wie als hd n het lichaam van Jezus is ingelijfd, die is in Jezus.

Maar dit lichaam is niet het lichaam van leesch en bloed, dat hij in zijn menschelijke atuur uit Maria aannam. Dat stoffelijke lichaam s nu verheerlijkt, en aan dit verheerlijkt lichaam al eens ook het stoffelijke lichaam der gezaigden gelijkvormig zijn. Jezus een verheerlijkt ichaam, en gij een verheerlijkt lichaam.

Neen, er is hier sprake van het mystieke ichaam des Heeren. Juist zooals men overrachtelijk nog van het „lichaam" van den Staat, an het „lichaam" des volks, van het „lichaam" ener vereeniging of instelling spreekt. Lichaam eet in het latijn corpus, en van daar komt ons

woord van corporatie, en zulk een corporatie heeft een hoofd in zijn bestuur, en onder dit bestuur heeft die corporatie leden.

Zoo nu zegt de Schrift, behoort ook bij Jezus een lichaam, en dat lichaam is de gemeente.

Inzooverre is er dus niets mystieks in. Gelijk er allerlei gemeenschap van menscheu in de wereld is, en zulk een gemeenschap een „lichaam" kent, met een „hoofd" en met „leden, " zoo is het ook hier. Er is ééne gemeenschap van alle herboren zondaren, en ook die gemeenschap vormt één lichaam, en ook dat lichaam bezit een hoofd in Christus, en van dat lichaam zijn al de herborenen leden.

Neen, het m)stieke van dit Lichaam schuilt hierin, dat de Schriit zegt: Christus is „het hoofd der gemeente, dewelke zijn lichaam is, en de vervulling desgenen, die alles in allen vervult’.

Dat „vervulling" heet in de Schrift: het pleroom. Zoo is het pleroom viin de zon heel de sfeer waar haar stralen in uitschieten. Het licht is niet enkel de vlam, maar ook de geheele sfeer van glansen die de vlam om zich schept, alles wat de vlam zichtbaar maakt, de volheid van haar schijnsel.

En zoo ook is het hier. Ook Jezus is niet bepaald en beperkt tot zijn persoon, maar er straalt van hem uit een sfeer van liefde, licht en leven. Die uitstraling is niet enkel een schijnsel, maar een uitstraling die leven wekt, die leven doet ontluiken, die leven zich doet ontplooien, leven met zijn bloesem en zijn vrucht. En dit uitschijnsel van Jezus, die levenv/ekkende, bezielende, opklarende uitstraling van Jezus in menschen, is niet los van hem, maar is hijïclf. Zoo als men dan ook kan zeggen, dat de zon in ons vertrek is, dat de zon in de' bloem is, dat de zon door het sluiten van de luiken geweerd wordt, zóó ook is Jezus zelf in de gemeente, in ons hart, in onze goede werken, en bant een iegelijk Jezus uit, die voor Jezus de vensters van zijn ziel toesluit.

En dat alles saam nu, waarin Jezus indringt, inschijnt en uitstraalt en koesterend werkt, dit alles saam is de sfeer die bij Jezus hoort; dit is zijn lichaam; en wie daartoe hoort, die is van Jezus, in Jezus ingelijfd, die hoort bij hem, die is zijns, die is in Jezus; en wie zoo sterft, die is in Jeziis ontslapen.

Zoo springt het verschil in het oog.

In de wereld vormt zich een corporatie, een lichaam van leden, doordat ze zich bijeenvoegen, en een vereeniging oprichten, en een statuut maken, en een bestuur aan het hoofd stellen. Maar dit alles is hun wilsdaad, het vloeit niet uit hun leven voort. Ze kunnen zulk een corporatie weer ontbinden, of ophouden er lid van te zijn, omdat hierbij alle mystiek des levens ontbreekt.

Maar bij het lichaam van Jezus is dit heel anders.

In dat lichaam van Jezus komt ge niet door eigen wilsdaad, niet door er u bij aan te slui ten, maar door er in geboren te worden. Ge wordt er geen lid van door toetreding, maar doordat Jezus zelf er u inlijft, en er u inlijft met uw verborgen wezen, met de kern van uw hart, met uw innerlijk zielsbesfaan, door u geestelijk er in te doen wortelen.

Niet gij treedt toe, maar Jezus neemt er u in op, doordien hij met de uitstraling van zijn leven, met de koestering van zijn liefde, met het Echijusel van zijn licht in u dringt, zooals de zon dringt in den bodem, in de plant, in haar bloesem en vrucht.

En dit nu is daarom mystiek, omdat ge dit in zijn oorsprong en werking niet kunt naspeuren ; omdat het wel in u, maar eerst zelfs buiten uw weten plaats grijpt. Zooals ge ontvangen en geboren, en zoo lid van uws vaders gezin wordt, zonder er zelf iets aan toe te doen, of er iets vun te merken, zoo ook zijt ge door den heiligen Geest verwekt en geboren in dit gezin van Jezus, en dit gezin is zijn hchaam, en daar zijt ge ingelijfd en lid van, om het eerst later te merken.

Dan komt er wel later uw wilsdaad bij, om te belijden, lid u te betoonen ook in de zichtbare kerk, doch dit is slechts uitvloeisel, en in die zichtbare kerk zijn er heel wat lid, die toch geen lid van het gezin daarboven, noch ook in het lichaam van Jezus zijn.

Dat lichaam van Jezus ligt achter, ligt onder de kerk, die ge ziet. Dat mystieke lichaam van Jezus is er de achtergrond en de ondergrond van. Maar gij als kind van God zijt er in, geestelijk, wezenlijk, met den wortel van uw aanzijn. En zoomin de zon ooit buiten haar uitstraling is, zoomin is Jezus ooit zonder dat lichaam van al de zijnen denkbaar, want dat lichaam is zijn pleroom, d. i. de vervulling desgenen, die alles in allen vervult.

En daaraan hangt het nu in het sterven.

Hier op aarde is dat lichaam van Jezus nog door het lichaam der wereld heengeschoven. Het ééne is nog niet uit het andere uitgehaald en uitgetrokken.

Maar daartoe komt het nu juist in het sterven. De dood scheidt die twee. Bij het ontslapen, dan gaa, t al wat tot dat lichaam van Jezus behoort, zuiver en volkomen uit het lichaam dezer wereld uit.

Het kan dus niet anders. Wie bij zijn ontslapen in Jezus is, die blijft bij hem eeuwiglijk. ïilaar ook wie, als hij ontslaapt, hiiten ]ezus is, die kan aan hem geen deel erlangen.

De phrase, de belijdenis, het vrome woord in het sterven heeft ongetwijfeld óók beteekenis, maar ge kunt er niet op aan. Het kon schijn wezen. En dan geeft het niets. Alleen het zijn in Jezus beslist.

Goede werken, aalmoezen, toewijdingen die achter het sterven liggen, kunnen een teeken van inlijving zijn, maar ze kunnen ook schijn wezen. Al virare het, dat ge al uw goed a> n de armen gaaft, en ge hadt de liefde niet, zoo waart ge niets. Beteekenis heeft dus dit alles alleen zoo het uitvloeisel van Jezus' werk in ons hart is. Maar wat beslist, is en blijft eeniglijk het aan Jezus toebehooren, niet door berekening, maar in de realiteit zelve, en alzoo het in Jezus zijn, het inzijn in zijn geestelijk lichaam.

Dat is zoo met het kindeke, ^dat in de wieg wegsterft, en dat is zoo met een Methusalem die meer dan negen eeuwen voleindde.

Hadt ge dus ontwaard, gemerkt, dat wie ge door den dood verloort, in Jezus was, dan weet ge ook dat uw doode in Jezus ontslapen is.

En voor wat God u nog liet, en voor wat uw eigen ziel aangaat, komt het, als het sterven nadert, altoos weer op dit ééne neder: te vlieden en te mijden al wat u de zekerheid van in Jezus te zijn, zou rooven, of ook maar benevelen. Maar dan ook omgekeerd, om eiken morgen en eiken avond te jagen en te gi'ijpen naar wat dat zalig zielsbesef, van in Jezus te zijn, voor u verdiept en tegelijk verheldert, en dat te doen zóó ernstig, dat, riep de Heere u dien eigen dag op, ook uw ontslapen een dankend en jubelend ontslapen in uw Heiland zou zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's

„Ontslapen in Jezus.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 december 1900

De Heraut | 4 Pagina's