GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

GOED EN BETER.

’t Is nu een 40 jaar geleden, dat in het oosten van ons vaderland ergens een nieuwe kerk moest gebouwd worden. Daartoe was geld noodig en men besloot dan ook een buitengewone inzameling te houden. Dat zou — ook al omdat de leden der kerk zeer verspreid woonden — geschieden aan de kerkdeuren en wel, gelijk voor zulke inzamelingen, de gewoonte was, op een zoogenaamde „offerschaal." Hij die 't geld ontving, kon dan zien wat elk gaf.

Toen nu de dominee de collecte had aanbevolen, gingen de inzamelaars aan de deuren staan en ieder kerkganger legde bij 't heen gaan op de schaal, veel of weinig, naar hij in zijn hart had voorgenomen.

Onder hen die zoo deden, was ook een welgesteld landman uit die streek. De collectant, die hem zag aankomen en voorbijgaan, was wel wat verbaasd en juist niet tevreden, toen hij zag dat de boer een vrij groot kopeistuk op de schaal legde, 't Was een vreemd geldstuk, zoo als er toen in dat deel van ons land, vele in omloop waren, maar van weinig waarde.

Eindelijk was de inzameling afgeloopen. De ontvangers gingen naar een kamer om 't ontvangene te tellen. De dominee wachtte daar, wijl hij het geld moest meenemen, dat in zijn huis tijdelijk werd bewaard.

Al pratende, deelde een der collectanten mee, hoe 't hem bij sommigen was tegengevallen. „Ik had" zei hij, „niet-gedacht dat boer Peters zoo weinig geven zou. Hij kan het toch best missen.”

„Weet u dan zoo nauwkeurig wat hij gegeven heeft? ”

„Zeker, dominee. Ik heb het kopersluk goed in 't oog gehouden, 't Is zoo'n vreemde stuiver. Daar ligt het nog.”

En meteen nam de man het op en liet het den dominee zien. Deze strekte even de hand uit, doch tegelijk viel er iets van het koperstuk af en op den grond. De collectant bukte zich om 't op te rapen. Het was een zoogenaamde gouden Willem, een tienguldenstuk. Dat was kleverig en toen men het goed bekeek, bespeurde men, dat er een beetje was aan zat. De dominee, die 't koperstuk nog in de hand hield, voelde intusschen hoe ook dat kleefde. Nu werd hem alles duidelijk. Hij hield de twee geldstukken bij elkaar en zei tot de vrienden:

„Dat is een goede leer om niet te haastig te oordeelen. Zie eens hier. Peters heeft, dat is duidelijk, het koperstuk gegeven met een goudstuk er onder, en dat er tegen geplakt.”

Allen overtuigden zich, dat de leeraar gelijk had. De inzamelaar van zoo even stond wel wat beschaamd, en hij en iedereen erkenden dat boer Peters, in plaats van overzuinig recht mild geweest was.

„Hij heeft dus in plaats van verkeerd heel goed gehandeld, " zei de dominee, „maar weet ge wat ik nog beter vind, dan het schenken van die gift? ”

Er kwam geen antwoord en de dominee ging voort:

„Dit: Dat hij gezorgd heeft het koperstuk boven en dus het goudstuk onder te leggen.”

Waarom zou dat nog beter geweest zijn dan het geven zelf?

AAN VRAGERS.

In Deut. 14 : 7 wordt onder de herkauwende dieren ook genoemd: e haas en het konijn.

De wetenschap zegt: niet herkauwend.

Hoe nu ?

Als onze vriend C. E. M. Z. te K. eens het gebit van een haas goed beziet, waartoe hij ten zijnent wel in de gelegenheid wezen kan, zal hij waarschijnlijk zelf licht ontvangen in zake 'tgeen hij niet begrijpt.

De haas behoort gelijk we weten, tot de knaagdieren. Wie het gebit beziet, merkt dat. Maar die ziet ook, hos de kiezen van de onderkaak, als de bek gesloten is, moeten vallen binnen den rand van de kiezen der bovenkaak. Dit nu is net zoo bij de herkauwende dieren. Men kan dus gemakkelijk ook den haas als een herkauwend dier beschouwen. De zin der aangehaalde woorden is dus; Al wordt ook de haas als een herkauwend dier beschouwd, toch moogt gij kin deren Israels, het niet eten wijl het, gelijk duidelijk is, het ander kenmerk der reine dieren mist, n.l. de verdeelde klauw.

Onze lezer H. te B. vraagt, waarom men wel eens spreekt van „hondeweer, " om boos, regenen stormachtig weer aan te duiden. Hij heeft gehoord dat men dit verklaarde, door te zeggen: „'t Is zulk weer, dat men er geen hond of kat zou uit jagen."'Maar hij begrijpt die verklaring niet recht.

Dit laatste zal wel bij meer het geval zijn. Immers als het weer is dat den hond niet lijkt, dan is het juist geen hondeweer. Veeleer zou zonneschijn dan honde-of katteweer moeten heeten.

Een betere verklaring dunkt mij deze: In het zuiden van ons land en ook hooger op, heeft het woordje ont in de spreektaal de beteekenis van morsig of vuil. In ^ die volkstaal nu wordt vaak een h voor de klinkers gevoegd, en zegt men b.v. hooren als men bedoelt „ooren". Waarschijnlijk is dus de eigenlijke uitdrukking: 't Is otite weer of ontweer, vaak uitgesproken als hont-weer. Wie dat nu niet begreep, kon er licht „hondeweer" van maken.

Onze lezer T. J. H. te D. H. zendt ons eenige vragen, die hier op neerkomen, of dit en dat op Zondag mag of niet mag.

We kunnen op deze vragen niet ingaan, i. Wijl we dan nog veel meer zouden moeten weten, dan de schrijver meldt; 2. wijl in gevallen als de schrijver aangeeft, het „mogen" een zaak is, die van allerlei omstandigheden afhangt, en dan nog altijd zeer verschillend zal beschouwd worden. Wie den Dag des Heeren als een weldaad en een zegen heeft leeren beschouwen, is op den rechten wég. Toch dient steeds bedacht dat niet alles kan stilstaan, o.a. in de natuur. Koeien b.v. moeten gemolken; ook dienen zieken verzorgd, moet er voor den kerkdienst unstlicht op, en kan een bericht aan iemand oodig wezen.

We raden onzen lezer zich eens aan te schafen Dr. Kuyper's Tracfaat van den Sabbath. an zal hij wellicht op vragen als hij deed en anderen blik krijgen en zelf het antwoord vinden.

CORRESPONDENTIE.

Antwoord aan enkele lezers en 't vervolg van ons verhaal, hopen we in 't volgend Nr. tegeven.

J. B. te H. Strikt genomen is dit al vóór twee jaar afgehandeld, maar we zullen toch trachten uw wensch te vervullen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 januari 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 januari 1901

De Heraut | 4 Pagina's