GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Aansluiting aan het resultaat van het verleden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aansluiting aan het resultaat van het verleden.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II. (Slot.)

Hiervan hopen we nu tenminste voor goed af te zijn.

Doch nu werpt Dr. De Geer het over een heel anderen boeg, en zegt dat ge hiermede in strijd handelt, zoo ge een kring van wetenschappelijke onderzoekers bindt aan een grondslag, die historisch gevonden is.

Gelieve onze geachte opponent nu toch in te zien, dat dit een geheel andere quaestie is.

Vooreerst wordt aan de Vrije Universiteit — en op haar doelt Dr. De Geer kennelijk — niemand gebonden, maar ieder hoogleeraar die er bij o^tra.d, bond zichzelf . Dat de Gereformeerde beginselen de ware zijn, stond voor hem vast. Hij deed alzoo ook aan zichzelven geen geweld aan. En waartoe verbond hij zich nu.? Om nooit tot de overtuiging te komen, dat hij zich vergist had, en nooit tot de conclusie te komen, dat b. V. de Kantiaansche beginselen de juiste zijn.' Niets hiervan. Dat ware ongerijmd geweest. Neen, hij verbond zich uitsluitend, om, zoo hij tot de conclusie kwam, dat de Gereformeerde beginselen 7net de juiste zijn, zijn taak als geëindigd te beschouwen, niet als wetenschappelijk man, maar als docent aan die bepaalde inrichting voor Hooger Onderwijs.

Ten tweede, de wensch om aan eene' nrichting van Hooger Onderwijs het onerwijs in éénzelfden geest te doen geven, s een paedagogische. Strijd tusschen de aculteiten, en strijd in de faculteiten over e beginselen, verwart den geest van kweekelingen, die nog niet gereed zijn, maar pas eginnen, en alzoo buiten staat zijn om te ordeelen, zoodat de beslissing dan meest iet gegeven wordt door de gronden, waarop e drie, , / vier overtuigingen rusten, maar oor het spreektalent, waarover de één eter dan de ander beschikt. Toen, te Leien, Scholten een on-ethisch determinisme nprentte, en Kist hiertegen het ethische element verdedigde, ging alles met Scholten meê, omdat Scholten zoo aangrijpend en zoo pakkend sprak. Na Scholten's dood keerden e meesten zijner vroegere kweekelingen zich tegen hem, omdat er toen weer een nieuw stelsel opkwam.

Ten derde, zulk een Universiteit teert niet op door belasting afgedwongen geld, maar op gaven. Gaven nu worden door Hefde gewekt. Is er nu, gelijk ten onzent, nog een breede kring, die leeft uit datzelfde Calvinistische beginsel, dat eens ons land groot maakte, en waar onze glorie uit opkwam, maar tegelijk ziet hoe aan de bestaande Universiteiten de hoogleeraren in alle faculteiten dit beginsel verzaken en bestrijden; en daarom zoo van harte begeert, dat ook dat vroegere levensbeginsel weer wetenschappelijk toegelicht, bepleit en verder ontwikkeld worde; en men heeft daarvoor geld over, en sticht daarvoor een Universiteit, — wat is dan natuurlijker, dan dat men op die Universiteit het onderwijs alleen wenscht gegeven te zien door hen, die vooraf eigener beweging verklaren, dat dit levensbeginsel ook het hunne is.

En ten vierde, juist daarom is het dan ook eisch, dat zulk een Universiteit niet de gronden voor de waarheid van de op dat beginsel gegronde levensbeschouwing onaangeroerd late, maar dat ze zich veeleer beijvere die gronden aan te wijzen en te bepleiten.

Zoo blijkt dus, dat de nadere bepaling voor zulk een Universiteit beheerscht wordt door geheel andere gegevens, die wel zeer zeker met het wezen der wetenschap in verband staan, maar die niet de quaestie raken van de verhouding, waarin op een gegeven tijdstip een onderzoeker tegenover den schat van het verleden staat. De paedagogische eisch; de samenhang tusschen de - wetenschap en het motief van de liefde voor de wetenschap bij breeder kring, enz. houden wel verband met het karakter der wetenschap, maar zijn van andere orde dan de quaestie die ons bezig hield. En met het oog op de Vrije Universiteit is het genoeg, zoo maar blijkt, dat het door haar ingenomen standpunt het diepstgaand onderzoek niet uitsluit, maar juist wil en eischt.

Wat de quaestie die ons bezig houdt aangaat, levert Dr. De Geer dan ook opnieuw in deze artikelen het bewijs, dat metterdaad het verschil, dat tusschen hem en ons bestaat, voortvloeit uit zijn opvatting van de wetenschap, een opvatting die we niet mogen aanvaarden.

Dat treedt in helder daglicht door wat de geachte schrijver opmerkt over ons zeggen, dat de man van wetenschap bouwt aan een architectonisch geheel, en dat dus, voor wat hem aangaat, moet doen in eenheid van stijl.

Daarvan toch zegt Dr. De Geer dit:

Heel dat beeld van de architectuur verwerpen wij in dien vorm.

De man van wetenschap bouwt niet op, maar onthult.

Welken „stijl” het gebouw zijner kennis zal vertoonen, hangt niet van hem af, maar van wat hij vindt.

De wetenschap is geen sport of andere liefhebberij, waarbij men tevoren afspraak maakt over den stijl.

Daar is maar één stijl, waarin men wetenschap kan beoefenen. Dat is gothische stijl, opwaarts streventJ, de waarheid tegemoet.

Er is ten slotte maar één gebouw van wetenschap, en daaraan te helpen arbeiden, moet althans het streven en het ideaal blijven, hoe dikwijls wij ook zullen mistasten.

De kennelijke verwarring, die hier in het gebruik der beelden schuilt, laten we voor wat ze is.

Eerst wordt gezegd, dat de wetenschap niet bouwt. Dan komt er toch weer een „gebouw van onze kennis", zoodat de wetenschap weer wel bouwt. Stijl wordt opgevat als iets dat bij sport te pas komt, en waarover men afspraak maakt. Er mag dus geen stijl zijn en dan moet het toch weer zijn de Gotische stijl, en die Gotische stijl wordt dan weer niet als stijl uit één beginsel genomen, maar symbolisch gedacht als het opwaarts streven.

Toch komt al spoedig uit, wat hiermede bedoeld wordt. De wetenschap moet niet systematiseeren.

De schrijver zegt het vlak vooraf:

Het doel van de wetenschap is niet een zoo mooi en zoo sluitend mogelijk systeem samen te stellen, maar de waarheid te ontdekken. Zij is daarom ook niet te vergelijken metarchitectonischen arbeid aan huizen, maar eer met opgravingen in een ondergegane stad. Wat er voor den dag komt, zal vaak weinig harmonisch ineensluiten, zelfs menigmaal met elkaar vloeken (al neemt dit natuurlijk niet weg, dat het ^^te/ ongetwijfeld een heerlijke harmonie is, die wij juist door het „ten deele kennen" nog niet onderscheiden).

Wat de geachte schrijver wil, is graven en onthullen. Dit nu riekt naar de materialistische opvatting der wetenschap, die weinig anders dan empirisch wil zijn, de stukken naast elkaar laat liggen, en niet doordringt tot de eenheid en samenstelling der deelen. En hierin nu is de invloed der moderne opvatting van de wetenschap op den geachten schrijver, gelijk we van meet af vermoed hebben, terstond herkenbaar.

Iets wat nog nader bevestigd wordt door zijn protest tegen de beteekenis van het subjectieve in de wetenschap.

Hij zegt toch:

Nu gelooven wij gaarne, dat men, door het subjectief element bij het wetenschappelijk zoeken op den voorgrond te dringen, zich daarin a's in een pantser op te sluiten, en wat ermee strijdt van tevoren af te snijden, architectonisch onberispelijke stelsels kan krijgen. Maar wie waarborgt de waarheid?

Juist wat we altoos van moderne zijde hooren: het subject mag ternauwernood even door de kieren komen gluren. Als element rekent het niet meê, tenzij het „in absolute waarheid gegrond is.”

Zoo toch staat er letterlijk:

Wanneer men daarom in zijn innerlijk bestaan of in zijn levensbeschouwing iets heeft, dat bij het wetenschappelijk zoeken praejudicieert (en ongetwijfeld zal dit vaak voorkomen), dan moet o. i. de man van wetenschap •— voor zoover die subjectieve gesteldheid niet gegrond is in absolute waarheid — hiermee dubbel op zijn hoede wezen; d, w. z. trachten zoo objectief mogelijk te zijn en zoo min mogelijk de dingen te bezien door wat voor soort bril ook.

Schrijf voor „bril: " door zijn oogen, en we zijn er, want dat „bril" is weer een invlechting van den schrijver, niet van ons.

Nu ja, dat is het.

Het subjectieve element heeft alleen r^c/x^: , voor zoover het in absolute waarheid gegrond is.

Zoo komt dan alles er ten slotte op neer: hoe komt het daartoe, hoe maak ik dat uit.

Nu wil blijkbaar de geachte sch'-ijver de absolute waarheid omtrent de grondovertuiging van zijn subjectief bestaan weer door de dusgenaamde wetenschap laten uitmaken, zoodat ieder het erkent, d. w. z. hij laat het alleen gelden voor zoover het juist niet gelden kan.

Dat subjectieve toch van onze diepste levensovertuiging kan alleen rusten in ons zelfbesef, in den grond van ons wezen.

En dat kent hij niet. Daar heeft hij geen oog voor.

Dan nog beter Rome op haar standpunt:

Wat basis is van R.-K. universiteiten, is niet de menschelijke vondst, maar de goddelijke openbaring, voor hun gezichtspunt voortgezet h a in uitspraken van pausen en concilies.

Hier ligt dan ook ons grondverschil.

Dr. De Geer kent slechts van tweeën één: de Roomsche of de moderne opvatting.

Wat wij daarentegen in het Calvinisme belijden is juist een derde Subjectieve zekerheid, wat aangaat onze diepste levensovertuiging, niet op grond van het kerkelijk gezag, en niet op grond van de wetenschap, maar op grond van de rechtstreeksche verhouding tusschen God en onze ziel.

Die derde subjectieve zekerheid nu is voor de menschheid het resultaat van lange worsteling in breed historisch proces ge­ d weest. Maar toen ze eenmaal gegrepen was, d Nz kon, wie ze genoot, ze niet weer loslaten, en school in die rechtstreeksche verhouding een allesbeheerschend beginsel, waaruit met logische noodzakelijkheid de hoofdlijnen zich teekenden, die ons^de waarheid doen naspeuren over heel ons menschelijk leven.

Zoodra dan ook de geachte schrijver er zich toe zette, rustig zich in te denken in wat hij zelf schijnt te beoogen: een wetenschap op den grondslag der Openbaring van de Heilige Schrift, zou hij al spoedig tot de ontdekking komen, dat zijn begrip van wetenschap hiermede even onbestaanbaar is, en dat ook hiertegen, in hoofdzaak, precies dezelfde bedenkingen zouden rijzen, als die hij tegen het Calvinisme aanvoert.

Zelfs nog meerdere, gelijk in Band het Woord door ons is uiteengezet.

Doch in elk geval zou hij dan evenzoo , op het subjectieve element van het geloof i in de Heilige Schrift moeten steunen, en d hij zou zien dat hij hiermede, zoodra het v u uit de phrase tot begrip werd gebracht, Z nog veel verder van huis raakte.

Immers, achter het geloof aan de Heilige Schrift liggen nog veel diepere vragen, die ten slotte de beginselen zijn, waaruit ook de Schriftgeloovige argumenteert.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 februari 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Aansluiting aan het resultaat van het verleden.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 februari 1901

De Heraut | 4 Pagina's