GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAN LAND.

XVIII.

Wat nu te doen? Om die vraag te beant woorden, werd besloten scheepsraad te houden. Dit had plaats op „Den Zwarten Arend." Ook de carga moest erbij wezen, wijl hij en in zijn eersten post èn als dokter telkens noo dig kon zijn.

In den raad was men het niet eens. Som migen wilden eenvoudig doorvaren, om zoo kos ten te sparen. Maar anderen wezen er op, hoe dit niet aanging. Er waren veel zieken en die konden, 'zei de dokter, menschelijkerwijs niet beter worden, zoo er geen versch voedsel werd ingenomen. Daar viel niet tegen in te brengen. Eindelijk kwam men nog vrij onverwacht tot een beslissing, doordat de wind tegen was en men dus toch vooreerst niet verder kon. Er werd besloten meteen op het eiland den weer spannigen provoost te vonnissen, die nog altijd gevangen zat.

Tegen den middag hadden zij 't eiland Annabon vlak vóór zich, en waagden het, op de reede 't anker te werpen. Ik zeg waagden, want gelijk we weten, waren de Portugeezer toen onder Spaansch gezag en dus met ons daardoor in oorlog. Bovendien waren ze toch evenmin op ons gesteld, als een slachter of een bakker oif een ambtgenoot, die vlak naast hem een winkel opzet. De schepelingen waren dus zoo wijs eerst eens het veld te verkennen. Twee sloepen voeren, onder de witte vlag, naar land, en de opperbootsman vroeg, daar gekomen, of hij ook den commandant mocht spreken.

Dit gelukte. De bootsman, verzeld door Ni kolaas, die als tolk dienst deed, werd naar een dorp gebracht, dicht aan de kust, niet ver van een fort, waar men echter, om goede redenen, de vreemdelingen niet toeliet.

Nu stelden de Hollanders den Portugees voor, hoe He schepen die voor anker lagen, koopvaardijschepen waren, die geen schade konden doen; voorts dat ze zieken aan boord hadden, en hun eenig doel was, ververschingen op te doen enz. enz. Kortom, de Portugees, die mis schien nog meer hekel aan de Spanjolen dan aan de Nederlanders had, betoonde zich gewillig, en raakte zelfs met Nikolaas in een vertrouwelijk gesprek.

't Slot van de zaak was, dat de commandant, nadat hem eenige Hollandsche kazen vereerd waren, beloofde dat zij zooveel oranjeappelen en bananen of pisangs konden krijgen als ze wilden, en tegen weinig kosten. Om te bewijzen dat hij goede waar aanbood, gaf onze Portugees zelfs een partijtje van al dat lekkers ten geschenke. Heel vergenoegd keerden allen weer naar boord terug.

't Duurde niet lang of bijna heel de bemanning, behalve de zieken en de provoost natuurlijk, ging aan wal om zich eens te verkwikken, en voorraad te halen. Dat gelukte tamelijk wel.

Althans aan den avond keerde men terug met een heelen voorraad oranjeappelen, bananen, ananassen, varkens en kippen. Voor 't eerst in langen tijd, heerschte er weer een groote vreugd op de beide schepen. Een paar varkens werden gekeeld en met de noodige bananen en oranjeappelen opgepeuzeld. Een glas wijn werd geleegd op de gezondheid van kapiteins en reeders.

Wie echter 't minst vroolijk keek was de dokter. Want hij mistte twee zaken, die hij graag gehad had, te weten citroenen en versch water. De eerste had hij noodig om de zieken te genezen, het tweede om te voorkomen, dat de gezonden ziek werden. Citroenen echter waren niet te krijgen geweest, én 't water dat aan de kust gevonden werd, was zoo troebel, dat althans onze matrozen er van walgden, en zich liever met den voorraad aan boord behielpen.

De volgende dag bracht een minder vroo lijk tooneel. Er was weder raad gehouden, om 't vonnis van den gevangen provoost uit te spreken. De slotsom was, dat men oordeelde, een zoo opstandig mensch niet aan boord te moeten houden, en hem dus op Annabon te laten. Hij moest dan maar zelf zien, of 't hem daar beter beviel.

Tegen den avond voer een boot af, waarin de stuurman, de carga en eenige matrozen zaten, met de provoost in hun midden, die wist welk lot hem wachtte. Hij had om genade gesmeekt, beterschap beloofd, doch te vergeefs. Vooral de kapitein was het verzet onder't volk moe, en wilde er den schrik in brengen.

Zoo kwam men dan aan wal. Dadelijk werd het volk door een troep nieuwsgierigen omringd, die hoopten nog 't een en ander te verkoopen. Weldra kwam ook de Portugeesche commandant er op af, die vroeg wat men wilde.

De dokter vetelde nu met wat doel men gekomen was, doch onze Portugees schudde het hoofd en zei kortaf, dat hiervan niets komen kon. Hij had al menschen genoeg te verzorgen en kon niet meer last op zich nemen, te meer daar het hier een vreemdeling betrof, die hem niets aanging. Ook had hij deugnieten te veel in 't land, en verkoos niet met nog een nieuwen te worden vereerd.

't Hielp niet, of Nikolaas al zijn Portugeesch te hulp riep, om den overste te beduiden, dat de gevangene voortaan voor zich zelf zou heb ben te zorgen, en hem niet aanging. De com mandant bleef op zijn stuk staan. Denkelijk was de waarheid, dat hij liever niet wist, dat de regeering te Madrid kennis kreeg van de vriendelijkheid jegens de Hollanders, die immers vijanden van Spanje waren. En de aanwezigheid van den vreemdeling, kon licht er toe leiden, dat openbaar werd wat er geschied was.

Nu was goede raad duur. De bevelen van den scheepsraad luidden beslist, den gevangene aan land te zetten. Even beslist echter had de Portugees dat verboden. Ten slotte kwam men op de gedachte 't ergens anders te beproeven. Zoo voer dan de sloep in de schemering verder langs het eiland, tot men een landpunt bereikte en de stuurman zei: „Hier moeten we onze vracht maar lossen."

Dit was evenwel gemakkelijker gezegd, dan gedaan. Want nauwlijks hield men op 't land aan, of er knalden geweerschoten. Aan 't strand zag men eenige lieden die, blijkbaar op geen bezoek gesteld, op deze wijs trachtten de vreemdelingen ver te houden. Nu had men wel kunnen terug schieten, maar dat had licht aanleiding gegeven tot moeite met den commandant. Er bleef dus niet over, dan raetterhaast zoo ver in zee te gaan tot men buiten bereik der schoten was en naar boord teiug te keeren.

CORRESPONDENTIE.

J. G. B. te M. Zooveel doenlijk zullen we op het gevraagde trachten te antwoorden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1901

De Heraut | 4 Pagina's