GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kerkelijke vertegenwoordiging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkelijke vertegenwoordiging.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Het Synodaal-presbyteriale stelsel van Kerkregeering, gelijk dit door Calvijn is ontwikkeld geworden, en aan de Gereformeerde Kerken haar eigenaardig, van alle andere Kerken onderscheiden karakter schonk, is, gelijk ons vorig artikel aantoonde, aan de Schrift ontleend. Het is niets anders dan de vorm en inrichting, waarin de Apostolische Kerken voor ons optreden, wanneer men daaruit wegdenkt al wat als buitengewoon alleen voor den tijd van de stichting der Christelijke Kerk gold en daarom voor ons niet meer als norma dienst kan doen. Maar behoudens deze ééne uitzondering, die uit den aard der zaak van zelf volgt, kan men gerust zeggen, dat Calvijn niet anders heeft gewild dan de inrichting, die de apostelen aan de eerste Christelijke Kerk hebben geschonken, weer in al haar zuiverheid aan de Kerk terug te geven.

Toch moet men daarom niet denken, dat dit Gereformeerde stelsel van Kerkregeering, gelijk het met scherpe lijnen door Calvijn in zijn Institutie ontwikkeld is, volkomen consequent door de verschillende Gereformeerde Kerken is toegepast geworden.

Ook hier gaapt tusschen het ideaal en de werkelijkheid een diepe klove. In de theorie was men zuiver, maar in de practijk heeft zelfs Calvijn soms concessies gedaan, die voor ons bijna onbegrijpelijk zijn. Hierop moet wel met ernst worden gewezen, omdat degenen, die over het Gereformeerde Kerkrecht spreken en schrijven, telkens de fout begaan, uit vroegere Kerkenordeningen en Synodale beslissingen allerlei gevolgtrekkingen af te leiden, die als „Gereformeerd Kerkrecht" ter markt worden gebracht, en toch lijnrecht met het Gereformeerd begin_sel in strijd zijn. Nergens blijkt meer dan hier, hoe dringend noodzakelijk het is, wèl onderscheid te maken tusschen het zuivere, onvervalschte goud der Gereformeerde beginselen en het alliage, dat de Kerkelijke regelingen en besluiten ons aanbieden. Wie dat onderscheid uit het oog verliest, loopt telkens gevaar, als „zuiver Gereformeerd" aan te nemen, wat onze beste Gereformeerden als ongereformeerd hebben verfoeid, ook al drong de nood der tijden hen tot berusting in hetgeen niet te veranderen viel.

De factor, die hierbij het meest schadelijk werkte, was de Overheid. De Overheid wilde wel de Kerken beschermen, maar eischte als loon voor deze bescherming tal van concessies, die de zuivere doorwerking van het beginsel hebben belet.

De voorbeelden zijn hier voor het grijpen.

De invloed van Calvijn is zeker nergens sterker geweest dan te Geneve. En toch is de Kerkenordening, onder Calvijn's leiding voor de Kerk van Geneve vastgesteld, wel het duidelijkst bewijs, hoe ver theorie en practijk kunnen uiteenloopen. Toen Calvijn, uit Straatsburg teruggekeerd, in September 1541 de Ordonnancee Ecclesiastiques ontwierp, drukte zelfs deze oorspronkelijke redactie niet zuiver Calvijn's gevoelen uit. Gelijk hij zelf verklaarde, had hij bij het opstellen dezer Kerkenorde, veel meer dan hem lief was, rekening moeten houden met den wensch der Overheid. En toch was Geneve's magistraat nog verre van voldaan. Eer de approbatie verleend werd, moesten nog tal van ingrijpende wijzigingen worden aangebracht, zooals uit de vergelijking van het oorspronkelijke pi-oject met den definitief vastgestelden tekst blijken kan, die thans beide docr de uitgave van Baum, Cunitz en Reuss, in Calvijn's Opera Omnia vol. Xa p. 15 en v.v. ter onzer kennisse zijn gebracht. Wie Calvijn's beginselen ^kennen wil, moet niet in de eerste plaats bij de Ordonnances Ecclesiastiques, maar bij Calvijn's Institutie ter schole gaan.

Hetzelfde wat wij te Geneve zien geschieden, herhaalt zich schier overal. In Engeland is de afwijking het sterkst. Onder de regeering van den godzaligen en te jong gestorven koning Eduard VI, wordt welde Gereformeerde belijdenis aangenomen, maar van de presbyteriale kerkregeering wil de Overheid niets weten, en in een Gereformeerde Kerk blijft de bisschoppelijke hiërarchie behouden, die nog. tot den huldigen dag heeft stand gehouden, en Engelands Kerk al verder op den weg van Romaniseering drijft.

In Duitschland staat de Gereformeerde Kerk van den Paltz bovenaan, maar hoewel keurvorst Frederik III van harte de Gereformeerde belijdenis was toegedaan, op het stuk der kerkregeering trachtte hij een compromis te sluiten met het Luthersche stelsel. Aan het hoofd der geheele Kerk staat naar Lutherschen trant een „consistorium, " bestaande uit drie theologen en drie raadsheeren, door den vorst benoemd; terwijl over de classes superintendenten worden aangesteld, die daar met het toezicht zijn belast. Daarnaast mochten dan Classicjle en Synodale vergaderingen gehouden worden, wanneer de nood dit eischte, maar de geestelijke macht berustte niet bij de Kerkeraden, maar bij den Landsheer, die de Kerk regeerde.

Hoe de Kerken in ons eigen land, sinds de Gereformeerde religie Staatsreligie werd, met deze Overheidsinmenging hebben te kampen gehad, is bekend genoeg. Tegenover de Kerkenordeningen door de Nationale Synodes vastgesteld, stelden de Staten hun Kerkenordeningen, die zij soms met geweld aan de Kerken wilden opleggen. Toen deze toestand onhoudbaar werd en het tot een compromis komen moest, hebben de Kerken op de Synode van 1619 concessies gedaan, die een Voetius het schaamrood der verontwaardiging naar de bleeke wangen deden drijven, als hij in zijn Politica Ecclessiastica er van gewaagt.

Zoo is heel de geschiedenis onzer Gereformeerde Kerken op dat punt één lijdensgeschiedenis geweest. Het beginsel is schier nergens zuiver doorgevoerd. Overal is de nauwe band tusschen Staat en Kerk het groote struikelblok geweest, dat de Gereformeerde Kerk belette, haar ideaal te verwerkelijken. Alleen in d'e landen, waar de Overheid lijnrecht tegenover de Gereformeerde belijdenis stond, en van Overheidsinmenging in het kerkelijk leven daarom geen sprake kon zijn, nadert de inrichting der Kerk het door Calvijn geschetste ideaal. Zoo bij de Hugenotenkerk in Frankrijk. Zoo bij de Presbyteriaansche Kerk in Engeland. Zoo bij de Kerken in ons vaderland, zoo lang zij onder het' kruis der vervolging gebukt gingen. De eenige uitzondering is wellicht de Kerk van Schotland, omdat daar de machtige geest van John Knox, Staat en Kerk beide bestuurde, en zijn onverzettelijke beginselvastheid van geen enkele concessie wilde weten.

Deze ernstige les der historie moge niet vergeten worden, waar in onze dagen een fractie, die zich bij uitstek „Gereformeerd" noemt, de vrije Kerk in den vrijen Staat als on gereformeerd veroordeelt en van een nieuwe Gereformeerde Staatskerk alle heil voor land en volk verwacht. De historie heeft het anders geleerd. Het huwelijk tusschen Kerk en Staat heeft de Kerk altijd onder voogdij van den Staat gebracht. De protectie, die de Kerk ontving, kwam haar te staan op inboeting van haar zelfstandigheid. Uitwendig daardoor sterker, werd ze er innerlijk door verzwakt. Indien in de historie een stemme Gods openbaar wordt, dan is de geschiedenis der Gereformeerde Kerk wel de sterkste veroordeeling van dit leunen op den sterken arm der Overheid. God heeft ons getoond, dat niet de Kerk gebonden in fluweelen banden van Staatsbescherming, maar de vrije Kerk, die van geen menschelijk gezag afhankelijk is, alleen beantwoorden kan aan het ideaal, dat de Schrift ons teekent.

We zeggen dit niet, om hiermede een abfertigend oordeel te vellen over hetgeen de Gereformeerde kerken in vroeger tijd hebben gedaan.

Nog geheel daargelaten of het beginsel, in Art. 36 uitgesproken, dat de Overheid de ware religie beschermen en handhaven moet en alle afgoderij moet uitroeien, juist is of niet, is het toch volkomen te begrijpen, dat de kerken destijds schier geen prijs te hoog hebben geacht om de bescherming en gunst der Overheid te verwerven, mits de zuiverheid der Gereformeerde belijdenis maar gehandhaafd bleef. Naar de beschouwing dier dagen kon de Overheid niet neutraal blijven. Ze moest kiezen, welke religie de ware was. Waar de Overheid geen bescherming schonk, daar vervolgde ze, heimelijk of openbaar. In Frankrijk was de Kerk der Hugenoten vrij van staatsinmenging, maar na korten bloei heeft de vervolging der Overheid haar vernietigd. Het was dus een struggle for life. Het ging om het bestaan zelf der Kerk. Bij zulk een worsteling is het te verstaan, dat de Kerk, mits d e belijdenis der waarheid intact bleef, soms op het punt der kerkinrichting en - regeering belangrijk heeft getransigeerd.

Maar ook al is dit, de destijds bestaande verhoudingen in aanmerking genomen, te begrijpen en te vergeven, het zou toch al te dwaas zijn, deze transacties als een uiting van het gereformeerd beginsel te beschouwen en wat abnormaal was in de ontwikkeling van het Gereformeerde kerkrecht thans tot norma te willen gaan verheffen. Het recht van critiek op grond van Gods Woord moet worden gehandhaafd. In de historie van het Ca"vinisme moet onderscheid worden gemaakt tusschen wat uit het Gereformeerde beginsel voortvloeide en wat daarvan afweek. Wie dat niet wil, vervalt in dezelfde fout als de Remonstranten, die in hun strijd met de Calvinisten in ons vaderland over de macht der Overheid in kerkelijke zaken, zich voortdurend beriepen op de kerkenorde van Geneve en Calvijn uitspeelden tegen de Calvinisten zelf.

Nu is er zeker niemand, die in concrete gevallen dit ontkennen zal. Als de vluchtelingenkerken in Engeland noodge^rongen zich moeten laten welgevallen, dat door den Koning aan haar hoofd een superintendent wordt gesteld, dan volgt hieruit toch allerminst, dat de Gereformeerde kerken boven het ambt van ouderling en predikant nog een hooger ambt van superintendentschap hebben gewild.

Als Calvijn in zijn briefwisseling met koning Sigismund van Polen over dereformatie der kerk aldaar, hem den raad geeft, aan het hoofd van het rijk een Aartsbisschop te stellen, die de vaste voorzitter der Synode zou zijn, en aan het hoofd der provincies bisschoppen, die zorgen zouden voor de bewaring der kerkelijke orde, dan is dit een concessie, maar mag daaruit toch waarlijk niet worden afgeleid, dat Calvijn principieel partij koos voor het episcopale stelsel of zulke bisschoppen op zich zelf wenschelijk keurde voor de goede regeering der Kerk.

In deze beide gevallen blijkt de afwijking van het Gereformeerde beginsel zoo duidelijk, dat ieder haar veroordee'en zal.

Maar dan volgt hieruit ook vanzelf, dat de practijk der vroegere Gereformeerde Kerken voor ons niet unbedingt als norma gelden kan; dat scherp onderscheid moet worden gemaakt tusschen hetgeen concessie was aan de practijk en hetgeen uit het Gereformeerde beginsel voortvloeide; en dat daarom eerst moet worden vastgesteld wat het Gereformeerde beginsel eischt, om daarna met dit beginsel als maatstaf te keuren, wat in de vroegere kerkelijke practijk juist was en wat niet.

Nu ontkennen wij daarom niet, dat dit Gereformeerde beg'nsel, dat in Gods Woord zelf zijn grond vindt, nader is uitgewerkt in onze Confessies en Kerkeordeningen, en daaruit ten deele gekend moet worden. Er is hier altijd een wfsselwerking. Maar wel wenschen wij ook op dit punt klaar en duidelijk te doen uitkomen, dat het recht van critiek op grond van het Gereformeerde beginsel te allen tijde moet gehandhaafd worden.

Of wil men het in anderen vorm uitgedrukt : Er moet onderscheid worden gemaakt tusschen het jus constitutum en het jus constituendum; tusschen het kerkrecht, gelijk het door de Synode in haar Kerkeordeningen is vastgesteld en het kerkrecht, gelijk het volgens Gods Woord en de Gereformeerde beginselen zijn moet. Met het laatste moet steeds weer critiek op het eerste worden uitgebracht, wil men niet den wortel van alle verdere ontwikkeling afsnijden en aan de Kerk als instituut een gezag toekennen, dat alleen toekomt aan Gods Woord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1901

De Heraut | 4 Pagina's

Kerkelijke vertegenwoordiging.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1901

De Heraut | 4 Pagina's