GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

STOKOUD EN ZESTIEN JAAR.

VERSTROOID.

IX.

Nog niet lang had het gezelschap in de herberg gezeten, toen de deur openging en nieuwe gasten binnentraden, 't Waren Franschen en Spa, njaarden die, gelijk vele anderen, in de nieuwe volkplanting hun geluk waren komen beproeven, en op een bepaald uur in de herberg kwamen eten.

De Engelsche matrozen keken de nieuwelingen wat schuins aan, gelijk deze hen. Want ge moet weten, dat het destijds tusschen de Engelschen en de twee volken die we pas noemden, volstrekt niet was „peys en vrede en boter tot den boom." Wel wilde men geen oorlog, die echter spoedig volgen zou, doch men haatte elkaar en was de een op den ander naijverig.

Spanje, een eeuw geleden nog de machtigste mogendheid in Europa, en onbeperkt gebieder in Amerika, kon niet verkroppen, dat Engeland het allengs meer de loef afstak, ter zee machtig werd en in Amerika vasten voet kreeg. Frankrijk op zijn beurt werd de mededinger van Engeland in Amerika, waar de Fran schen bezittingen kregen, in het noorden Canada, in het zuiden anderen, die we al noemden. Uit den naijver dezer twee volken zijn in Amerika bloedige oorlogen ontstaan, die daarmee eindden, dat de Engelschen in het noorden overwonnen.

Doch zoover was het nog niet, doch wel bestond er wrevel tusschen die volken, welke zich vaak toonde, zoodra ze elkaar ontmoetten.

De Engelschen begonnen vroolijk te worden, en toen de glazen nog eens gevuld waren stond een op, en riep: „Mannen! de gezondheid van den koning. Lang leve hij!"

„Daar moeten ze allemaal op drinken, " riep een ander, half beschonken, en een flesch grijpend, liep hij op den tafel toe, waaraan de laatstgekomenen zaten, en schonk een der nog leege glazen vol, dat voor een Spanjaard stond, terwijl, hij riep: „Drink op de gezondheid van den koning!"

De ander begreep niet wal er bedoeld werd, en misschien was alles nog goed afgeloopen, zoo niet een der Franschen, een gewezen zeeman denkelijk, zooveel Engelsch had verstaan, dat hij den Spanjool kon uitleggen wat de Brit wilde, die intusschen even wachtte, eer hij weer inschonk. Nauwelijks echter had de Spanjaard de zaak begrepen, of hij stond op, wierp den schenker den brandewijn in 't gezicht, en slingerde het glas weg, zoodat het in scherven vloog. Wie daarbij het leelijkst keek, de Engelschman of de Spanjaard, is moeilijk te zeggen. De laatste echter uitte daarbij in het Spaansch woorden, die juist geen zegenwensch leken, al konden de Engelschen er niets van verstaan.

Doch de taal der daden wordt overal vrij goed begrepen, zelfs door wilden. De Engelschen althans, in hun opgewondenheid, achtten hun vorst en zich zelf diep beleedigd, sprongen op en wilden den koning-en brandewijnversmader te lijf. Doch nu kozen zijn metgezellen partij, waarbij de Spaanschen hun dolken trokken, die zij, naar gewoonte, bij zich droegen. Een mes had iedereen, en dat was spoedig uit de schede. Als wilde beesten vloog men op elkaar aan, onder het uilen van ruwe kreten en vloeken. Blijkbaar haatten die mannen elkaar, al had de een den ander vroeger nooit gezien. Zoo waar is wat de Schrift van de menschen getuigt, dat ze zijn hatelijk en malkanderen hatende.

De waard intusschen zag het kalmpjes aan, misschien wel, wijl hij zag, dat zijn vasten klanten in de meerderheid waren, en dus geen gevaar liepen. Alleen had hij, blijkbaar begrijpend wat volgen zou, toen de nieuwe gasten kwamen, zich even verwijderd en was teruggekeerd met twee groote honden, woeste dieren, die nu brommend onder den tatel lagen. Een pistool had hun meester onder zijn bereik.

't Gevecht was reeds bloedig geworden, toen onverwacht weer de deur openging, en een man binnentrad in een prachtigen uniform gekleed, met een degen op zij en een staf in de hand. Zoodra hij zag wat er gaande was, hief hij den staf op, dien hij in de hand hield, en trad vastberaden vooruit, terwijl hij met luider stem riep: „De wapens weg!"

Oogenblikkelijk staakten de Franschen en Spanjaarden, die allen nuchter waren, den strijd en smeten de Engelschen, die wilden doorvechten, ruw van zich af. Zij wisten, met den man die daar stond, was niet te spotten, 't Was de bevelhebber van het fort; hij had in deze nieuwe nederzetting alle macht, en bewaarde zoo streng mogelijk de rust, gelijk menigeen ervaren had. lloe woedend de mannen ook waren, toch waagden zij het niet hem te weerstaan, die zich wist te doen gelden.

De Engelschen, schoon niet wetend wie hier de wet kwam stellen, waren toch nog genoeg bij hun zinnen, om Ie begrijpen, dat er een hoog persoon voor hen stond, vooral toen zij zagen hoe veel ontzag de anderen toonden.

„Jean, " zei de bevelhebber tot den man, die ook straks als uitlegger had gediend, „zeg dien menschen, dat zij hun wapens hebben te bergen, en onmiddellijk het Fransch gebied te verlaten. Als ze er van avond nog zijn, zal ik hun een plaats in het fort geven."

Jean deed zijn boodschap, en de Britten, begrijpend, dat tegenstand nutteloos was, borgen grommend hun messen weg, betaalden hun gelag, dat ontzettend duur bleek te zijn, en trokken af.

De bevelhebber, die zoo te rechter tijd een bloedbad had verhinderd, was echter daartoe niet gekomen, gelijk Lukas later vernam. Men had van het fort de Engelschen aan land zien gaan, en daarop waren eenigen hun gangen gevolgd. Zoodra de bevelhebber wist waar zij zich bevonden, had hij er zich heen begeven, om hun te zeggen, dat zij op staanden voet hadden te vertrekken. Zulke dingen waren toen niet vreemd.

Intusschen had het gezelschap den tocht scheepwaarts aanvaard. Een paar, die nog tamelijk bij hun zinnen waren, ook Lukas, maakten haast, wijl zij vreesden voor de bedreiging die hun was toegezegd. Doch de heil looze uitwerking van den brandewijn deed zich nu merken, waarbij kwam de hitte des daags en het loopen op nog zeer ruwe wegen, door heg en struik. Meer dan één was bovendien gewond, hoewel geen ernstig.

't Duurde niet lang of twee matrozen konden niet meer voort, en legden zich, wat de anderen ook zeggen mochten, ter ruste. De overigen vervolgden zoo goed het ging hun weg, in de hoop het bootje te vinden, waarmee ze gekomen waren. Doch toen zij de rivier bereikten was het verdwenen!

De schrik sloeg den mannen om 't hart. Ze spoedden zich intusschen voort in de richting van het strand, toen ze eensklaps achterom ziende, een aantal mannen bespeurden, die blijkbaar op hen afkwamen, 't Waren de bezoekers van de herberg, die zeker, nu ze in huis hun hart niet hadden kunnen koelen, het daarbuiten wilden uitvechten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juli 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juli 1903

De Heraut | 4 Pagina's