GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

STOKOUD EN ZESTIEN JAAR.

TE GAST.

XII.

Niet geheel gerust zag Lukas den vreemdeling aan. Zou de man hem vriendelijk ontvangen of barsch afwijzen? Verlegen nam hij zijn muts af, terwijl de ander, op hem toetredend, hem iets vroeg in een taal die hij niet verstond. Lukas antwoordde in het Engelsch en wees daarbij met den vinger op zijn mond, terwijl hij tegelijkertijd een paar zilverstukjes liet zien, in de hoop dat de ander hem begrijpen zou.

Dat was ook 't geval, want tot zijn groote vreugd hoorde hij woorden die hem als muziek klonken, al werden ze heel slecht uitgesproken :

„Bread and milk here" I).

Lukas knikte. De man ging heen, doch keerde weldra terug met een kan melk en een rond, bruin brood. Hij schoof Lukas een bank toe en beduidde • hem, dat hij nu maar zijn gang moest gaan. Dat deed onze vriend dan ook, met al den trek van iemand, die in een etmaal niet veel anders genuttigd heeft dan wat drabbig water, Intusschen was de man naar den haard gegaan, had vuur aangemaakt en een pot op gezet, bij welk werk hij voortdurend zong. Lukas at voort tot hij zich flink verzadigd voelde en van de melk niets, van het brood nog maar de helft te zien was.

Toen zette de man des huizes zich dicht bij hem neder, keek hem scherp aan en zei toen: „English? " 2)

Lukas antwoordde bevestigend en bood snel een stuk zilvergeld aan. Doch de ander wees dat af zei weer iets, dat Lukas niet verstond, en vroeg hem in get)roken Engelsch:

„Hoe komt ge hier? "

De jonge zeeman vertelde zijn wedervaren.

I) Ik heb brood en melk.

2) Engelsch.

Telkens echter moest hij ophouden en trachten, zich duidelijker uit te spreken, wijl zijn hoorder, hoe goed die ook luisterde, hem niet begreep. Doch zooveel vatte de man best, dat hij een jongen Britschen zeeman vóór zich had, die zoo spoedig mogelijk naar zijn schip terug wilde.

Inmiddels was het eten gereed; althans de man nam den pot van 't vuur, en goot soep in een schaal. Daarna zette hij zich neer aan tafel; en eer hij begon te eten, nam hij zijn muts af en bad.

Lukas was een weinig verbaasd, en nam zijn gast nu eens goed op. Deze was een man met wat verweerde, maar vriendelijke trekken en gansch anders dan de waard in de herberg. Hij gevoelde zich geheel gerustgesteld, nu hij den man had zien bidden. Want al deed hij het zelf veelal niet, 't ging hem als meerderen, die, hoewel zij van den dienst Gods liefst weinig hooren, en met de vromen niet op hebben, toch die vroomheid heel kostelijk vinden, als ze in nood zijn of weten willen in hoever iemand te vertrouwen is.

De man noodde Lukas uit mede te eten, maar deze weigerde, wijl hij volkomen verzadigd was, en een onweerstaanbaren lust tot slapen voelde, wat trouwens te begrijpen was. De ander praatte wel, al ging het gebrekkig, over het schip dat wachtte, maar Lukas verstond het maar half en knikte van ja, doch zonk meteen op de tafel voorover in slaap. De gastheer wist niet beter te doen, dan zijn bezoeker, zoo goed het ging, een beter rust plaats te geven, en ging toen naar het veld, nadat hij de deur gesloten had. Hij begreep zeer goed, dat de jonge zeeman vooreerst niet ontwaken zou.

Dat nu was ook zoo. Want toen de man des avonds moe van het veld terugkeerde, lag Lu kas nog snorkende te slapen. De heer des huizes stoorde zijn gast niet, maar ging in het andere vertrek, waar hij licht ontstak. Eerst toen het al een poos donker was, wekte hij zijn gast, die heel verbaasd rondzag en met een schreeuw opsprong, meenende dat hij nog op 't schip was en zich verslapen had.

’t Duurde een poosje, eer onze Lukas tot rechte bezinning kwam. Hij liet zich door zijn gastheer meenemen naar het tweede vertrek, en eerst daar werd het hem recht duidelijk, dat hij zich niet meer op een schip, maar op vasten grond bevond. Want, terwijl de gastheer zich verwijderde om het avondeten te halen, had Lukas gelegenheid eens rond te zien. Hij bevond zich in een kamer, die er wel niet mooi, maar toch gezellig uitzag, en zoo zindelijk als het ouderlijk huis van onzen zeeman te Dartmouth. De vloer was als de tafel hagelwit geschuurd. De stoelen waren van bruin hout; even als de kasten aan den muur. In een hoek stond een bed, dat er netjes uitzag en even helder als de gordijnen voor de kleine vensters. Sieraden waren hier weinig, of men moest als zulke een paar jachtgeweren beschouwen, die aan den muur hingen, in gezelschap van ettelijke hengelstokken. Alleen gaven eenige potten met bloemen, de kamer een vroolijk aanzien. Dat deed ook de helder brandende lamp die boven de tafel hing.

Terwijl Lukas alzoo rondzag, bespeurde hij op een lage kast .een boek. Hij kon niet nalaten, er eens even in te zien. Het was zeer groot en dik, en scheen vele jaren te tellen. Toen hij het opende bespeurde hij, dat het in een hem vreemde taal was geschreven. Doch de woorden: Sainte Bible i), die in het Engelsch ongeveer eveneens luiden, zeiden hem, dat hij hier een Bijbel voor zich had.

Een Bijbel! Zoo woonde dan hier in de wildernis een man, die in den Bijbel las. Dat had Lukas allerminst verwacht, te meer, wijl hij wel wist, dat deze streek Fransch gebied was, en de Franschen meest Roomsch waren, en geen Bijbel lazen. Thans echter trad de huiswaard weer binnen, en noodde onzen vriend tot het avondeten, dat uit brood en gebakken visch bestond.

Het is goed, dat twee menschen die elkaar willen begrijpen, daartoe ook zoo spoedig in staat zijn. Dit bleek hier. Want hoewel Lukas niet dan Engelsch sprak, en de ander dat maar ten deele verstond en heel slecht sprak, toch hielden ze, al etende, een gesprek, dat beiden bijzonder goed beviel, Lukas wilde gaarne weer naar zijn schip. Doch zijn gastheer beduidde hem, dat dit een reis zou vorderen van zeker een halven dag te voet, en dat het voor hem, een vreemdeling, bijna onmogelijk zou wezen den weg te vinden, wijl er nog geen eigenlijke wegen waren. Maar, zei de goede man, ik zal morgen vroeg zelf gaan, en mijn best doen om te vernemen of het schip er nog ligt. Is dat zoo, dan breng ik u weg. Is het er niet meer, dan zullen we verder zien.

Toen Lukas den volgenden morgen verkwikt en versterkt ontwaakte, vond hij wel het ontbijt gereed staan, maar wachtte hij vergeefs op zijn nieuwen vriend. Hij begreep toen, dat die al vertrokken was.

Doch had de man gemeend, een lange wan deling te moeten maken, die werd hem gespaard. Nog vóór 9 uur in den morgen was hij al weder terug.

„Schip gevonden? " vroeg Lukas haastig.

De ander glimlachte bij de eigenlijk onnoo zele vraag en zei toen:

„Niet het schip, maar wel een wachter van 't fort. Het schip is weggezeild."

Lukas schrikte; de tranen sprongen hera uit de oogen:

„Vriend, " sprak de ander, „hoop op God, Het schip is wel weg, maar Hij blijft en Hij is ook hier."

I) Heilige Bijbel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 augustus 1903

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 augustus 1903

De Heraut | 2 Pagina's