GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Staat en KerK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Staat en KerK.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een der moeielijkste problemen, waarvoor de Kerk van Christus in den loop der eeuwen telkens weer geplaatst werd, was de rechte verhouding te bepalen tusschen Kerk en Staat.

Aanvankelijk stonden beiden zoo scherp mogelijk tegenover elkander. Deheidensche Staat vervolgde de Christelijke Kerk ten bloede toe. Alle macht, waarover Rome's keizers konden beschikken, werd gebruikt om deze nieuwe religie, die de wereldheerschappij voor zich opeischte, te onderdrukken en te verdelgen. Maar toen straks de Christelijke Kerk de overwinning behaalde. Rome's keizer zelf voor het Kruis de knie boog en het heidendom als sneeuw voor de zon wegsmolt, trad Kerk en Staat in huwelijksband en werd de macht, die eerst tegen Christus Kerk zich richtte, nu instrument om haar zegepraal te voltooien. Zoo scheen de profetie vervuld, dat de Koningen de voedsterheeren der Kerk zouden worden. Steunend op den mac'ntigen arm van den Staat zou de Bruid van Christus heerschen op elk gebied des levens. Tusschen Koning en Priester zou de „raad des vredes" zijn en het ideaal van Israel's theocratie zou in den Christelijken Staat worden verwezenlijkt.

De uitkomst heeft echter geleerd, hoe dit huwelijk voor Kerk en Staat beiden ten verderve was. In het huwelijk moet het gezag bij één berusten en vandaar de worsteling, die heel den loop der historie doorgaat, wie dit gezag in handen hebben zal. De Christelijke Staat trachtte de Kerk aan zich te onderwerpen; Constantijn de Groote verklaarde zich z& \ïsummus episcopus; de keizer van het wereldrijk zou tegelijk geestelijk hoofd van Christus Kerk op aarde zijn. Een gedachte, die nog altoos nawerkt in de Russische Kerk met haar Cesaropapisme; die de Luthersche vorsten zich zelf als geestelijke landvaders ook hunner kerken doet beschouwen, en die het scherpst in het cuius regio illitis religio haar uiting vindt. Een stelsel, waarbij de Kerk van Christus tot slavin wordt van vorstenluim en waarbij haar eelste kleinood, de vrijheid die God haar schonk, wordt prijs gegeven om te kunnen schitteren met den geleenden glans van vorstelijke glorie.

Lijnrecht daartegenover staat het streven der Roomsche hiërarchie, die de Kerk tot voogdes wilde maken van den Staat; die met de leer der twee zwaarden niet alleen het geestelijke maar ook het wereldlijke gezag voor zich opeischte ; die op den stedehouder van Christus op aarde het woord van Christus wilde toepassen: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Een stelsel, waarbij zeer zeker de vrijheid der Kerk werd gemaintineerd, maar ten koste van de vrije ontwikkeling van het natuurlijke leven, dat in kerkelijke banden geslagen, niet vrij de wieken meer ontplooien kon.

Eerst aan het Calvinisme is het gelukt de rechte verhouding te bepalen tusschen deze beide groote machten, die God in het leven riep. Calvijn zelf moge, nog te veel ander den invloed van de rechtsbeschouwing van zijn tijd en van de Oud-testamentische theocratische idee, Kerk en Staat niet genoegzaam hebben onderscheiden, toch poneerde hij het beginsel, dat voor heel de nieuwere ontwikkeling van het staatsieven van de verst reikende gevolgen bleek, nl. dat Staat en Kerk twee zelfstandige machten zijn, elk met een eigen levensterrein en wier Souvereiniteit en autonomie door God zelf is gewild. Voor de Kerk eischt hij daarom even beslist als de Roomsche Curie volkomen vrijheid om naar de rijkswet, door Christus gegeven, zichzelf te kunnen regeeren, en wees hij elke staatsinmenging in de Kerk af. En anderzijds bond hij de Overheid niet aan de uitspraak der Kerk in absoluten zin, maar leerde hij dat de magistraat zelfstandig bij het licht van Gods Woord in eigen conscientie te doen heeft wat God hem gebiedt. Het leerstuk van de Gemeene Gratie bleek de redding van de vrijheid van het natuurlijke leven.

Het is dan ook op Calvinistischen bodem, dat het eerst het groote beginsel is uitgesproken van de vrije Kerk in den vrijen Staat. Naarmate de eenheid der Kerk steeds meer te loor ging, werd ook klaarder ingezien, dat de Overheid niet één bepaalde kerk kon bevoorrechten boven andere; dat in het geestelijk worstelperk der meeningen niet de staatsmacht, maar alleen de macht van Gods Woord beslissen mocht. En daarbij kwam in de tweede plaats, dat elke bescherming, elke gunst, elke geldelijke uitkeering van den Staat altoos eindigde met Christus Kerk afhankelijk te maken van de Overheid. Een afhankelijkheid, die vooral niet langer kon geduld, toen de Staat allengs zijn Christelijk karakter verloor en steeds meer werd omgezet in een état athée. d d r

Wie dan ook een blik slaat op het ker­ m t kelijk' leven in Europa en Amerika kan ehsed kwalijk ontkennen, dat die kerken, die de staatsprotectie kozen, geestelijk veel zwakker staan en met veel bitterder ellende te tobben hebben, dan die kerken, die zich vrij dorsten maken om op eigen voeten te staan. n In Frankrijk staat de Roomsche kerk, aan d handen en voeten gebonden door het Concordaat, ten prooi aan de velleïteiten van een radicaal en socialiatisch-ministerie, dat met innerlijken haat tegen al wat Christelijk heet is vervuld. In Engeland is het de protestantsche Staatskerk, die steeds meer haar protestantsch karakter inboet en op de paden van puseyisme en popery afglijdt. In Duitschland is het juist de gebondenheid aan de overheidsmacht, die de Kerk belet tegen het steeds driester optredend modernisme en de Schriftcitiek op te treden. En in ons land is de zich noemende vaderlandsche kerk, die nog altoos met zilveren koorden aan den Staat geketend is, een allegaartje, waarin socialist en confessioneel, ethisch en modern elkaar vereet en verbijt. Terwijl omgekeerd de vrije kerken in Zwitserland, Frankrijk, Nederland, Engeland en Schotland een geestelijke kraeht ontwikkelen, zoowel in het bekampen van het ongeloof als in de zending onder de heidenen, die ieders eerbied afdwingt. En wat wel de beste proef op de som is, in Amerika, waar geen enkele kerk op Staatsprivelegie bogen of uit de Staatskas subsidie krijgen kan, kwijnt het kerkelijk leven niet, maar ontplooit het juist zijn volle kracht en oefent op heel het volksleven een invloed, zooals in Europa nauwelijks meer denkbaar is.

Zulke sterk sprekende feiten trekken de aandacht, en het is opmerkelijk, dat zelfs in de roomsche Kerk reeds stemmen opgaan die vragen, of volledige .scheiding van Staat en Kerk niet het eenige middel is, om bij de moderne ontwikkeling van het Staatsieven de vrijheid en zelfstandigheid der Kerk te handhaven.

Reeds in 1864 werd dit denkbeeld door Je Jezuïtenpater Felix te Mechelen bepleit Met al den gloed der welsprekendheid wordt het thans te Parijs verdedigd door den beroem Jen apologeet der Roomsche Kerk pater Monsabré. P^n dat deze denkbeelden weerklank beginnen te vinden ook in de hoogere kringen der hiërarchie, blijkt uit de belangrijke studie van Msgr. Jeremias Bomonelli, bisschop van Cremona, welke studie onlangs door Professor Valentin Holzer in het Duitsch werd vertaald onder den titel: Die Kirche.

Op blz. 392 leest men aldaar:

Ich will offen alles sagen. Sind die Dinge ein mal so weit gekommen, wie haute und wohin sie in kurzera werden gelangen mussen, so betrachte ich meinerseits' diese Trennung der Kirche von Staate als das geringere Uebel und daher unter dem gegenwiirvigen Verhaltnissen als das relativ grössere Gut. Wird die Trennung der Kirche vom Staate loyal und im weitem Umfange volzogen, wird nur das gemeine Recht in all seinen Teilen proklamiert. so werden wir alle Nach-aber auch alle Vorteile derselben iiaben; und wenn wir die Summe beider ziehen, wird der gewinn vielleicht gröszer sein als der Verlust.

Weg mit den Placet und Exequatur, diesen alten verrosteten, fur den Staat nutzlosen, fiir die Kirche schadlichen Waffen ! Weg mit diesen „Economati", „Subeconomati" und Kultusfonden. Resten anderer Zeiten, die die Freiheit der Kirche hindern und binden! Weg mit allen Patronaten, die die Kirche an den Staatskarren fesseln und die reine Negation des atheistischen Staates sind! Was an materiellen Kirchengütern bleibt, lasse man der Kirche ohne irgendwelche Fessel !u freier Verfügung, alles im Schatten des gemeinen Rechtes; man wird sehen, das die Kirche sich allein vorzu sehen wissen und rasch ihren Weg gehen wird; die Manner der Macht werden dabei zahllose Miszhelligkeiten und Nachteile los werden. Ich beneide die Kirche um die Freiheit, welche sie in England und Nordamerika genieszt, wo das Prinzip der Trennung aufrichtig geübt wird. Besser so als zu sehen, wie die Kirche zwischen Freiheit und Kneciitschaft hin-und hergeworfen wird, bald als vom Staate verworfen, bald als anerkannt und überwacht, zum Schweigen gebracht und an ihm gefesselt, gesetzlich gebrandschatzt wird. Ich habe tin unbegrenztes Vertranen in die Macht der Freiheit und es scheint mir, dasz die Kirche ihren Eifer verdoppeln, das leisten wird, was sie jetzt nicht leistet, noch leisten kann, wenn sie die volle, sichere Freiheit im Schatten des gemeinen Rechtes besitzen und nur auf sich zahlen köanen wird. Seit vierzehn Jahrhunderten gewohnt, uns an den gesetzlichen Schütsz, an diese morschen Siützen der Pharaone — der Ausdruck ist biblisch — zu halten, scheint es manchen und vielleicht vielen, dasz die Kirche sich nicht selbst helfen könnte, em Wein stock ware, der um sich van der Erde aufzurichten, sich immer mit der Ulme vermahlen müszte. Die Unterstützung, den Beistand der Casaren, Könige, Republiken — den zu leisten gewisz ihre Pflicht war — hielt man für einc dauernde Notwendigkeit, alsob ihn die Kiiche nicht entbehren könnte; nun laszt es Gott zu, dasz uns diese Stütze und Hilfe genommen wird. Sei es! Nehmen wir die Prüfung an, des Sieges sicher! Ohne den Schutz von Monarchen und Republiken, ja unter ihrer Geiszel und gegen ihre Gesetze erstanden, wird die Kirche, stark durch die Liebe der Völker und das gemeine Recht allein, wohl auch unter ihrer Teilnahms losigkeit wachsen und blühen können. Das ist die neue periode der Geschichte, die sich vor uns auftut, in die wir eintreten mussen und mutig eintreten werden, i)

Zeker, deze denkbeelden zijn nog gewaagd in de Roomsche Kerk. De bisschop zelf laat er dan ook in een noot op volgen: ,

Die Art, wie ich diese Dinge ansehe, ist vielleicht gewagt-, ich glaube nicht, dasz sie irrig ist; ware sie es, so sei es wie nicht gesagt. 2)

Maar het is toch een teeken des tij ds j at ook in de Roomsche Kerk zulke stemmen opgaan.

I) Ik wil openhartig alles zeggen. Wanneer de ingen eenmaal zoover gekomen zijn als het thans eeds is en waarop ze binnen korten tijd uitloopen oeten, dan beschouw ik mijnerzijds de scheiding usschen staat en kerk als het geringere kwaad n daarom onder de bestaande omstandig^ eden als et betrekkelijk grooter goed. Wanneer de cheiding tusschen kerk en staat op loyale wijze n in breeden omvang voltrokken wordt; wanneer aarbij slechts het gemeene recht in al zijn deelen wordt geproclameerd, dan zullen wij daarvan alle adeelen, maar ook alle voordeelen hebben, en wanneer wij beide tegen elkaar opwegen, dan zal e winst wellich'. grooter zi^ dan het verlies. Daarom weg met het Placet en het Exequatur, deze oude verroeste, voor den Staat nuttelooze en voor de Kerk schadelijke wapenen ! Weg met deze «Economati' «Subeconomati" en kerkelijke fondsen, overblijfselen uit andere tijden, die de vrijheid der kerk hinderen en haar binden! Weg met alle patronaatschappen, die de Kerk aan de Staatskar ketenen en die in lijnrechte tegenspraak zijn met het begrip van den atheïstiichen Staat! Wat er overblijft aan mate • rieele kerkelijke goederen late men aan de kerk tot haar vrije beschikking zonder eenigen band van welken aard ook en dat alles onder de bescherming van het gemeene recht; dan zal men zien, dat de kerk voor zich zelf alleen wel te zorgen weet en spoedig haar eigen weg zal g an ; en de mannen van het gezag zullen bevrijd worden van tallooze twisten en nadeelen. Ik benijd de kerk om de vrijheid, die zij in Engeland en Noord-Amerika geniet, waar het beginsel van de scheiding oprecht in practijk wordt gebracht. Dat is veel beter dan het schouwspel, hoe de kerk als een speelbal tusschen vrijheid en slavernij heen en weer geworpen wordt; hoe zij nu eens als door den Staat verworpen, dan weder als door den Staat erkend en bewaakt, tot zwijgen gebracht en aan hem geketend, op wettelijke wijze gebrandschat wordt. Ik heb een onbegrensd vertrouwen in de n acht der vrijheid, en het komt mij voor, dat de Kerk haar ijver verdubbelen en datgene presteeren zal wat zij nu niet doet noch doen kan, wanneer zij een volledige en zekere vrijheid be zitten zal onder de bescherm ng van het gemeene recht en alleen op zichzelf zal kunnen rekenen. Sinds veertien eeuwen gewend om te leunen op de doorboorde rietstaven der Pharao's — om een bijbelsch beeld te gebruiken - schijnt het menigeen, ja wellicht velen toe, alsof de Kerk zich zelf niet zou kunnen helpen, ja alsof ze een v/ijnstok ware, die zich altoos met den olm zou moeten huwen om zich van de aarde te kunnen oprichten. De ondersteuning en bijstand van Caesars, Koningen en Republieken welke aan de kerk te verleenen zeker hun plicht was — hield men voor een blijvende noodzakelijkheid, alsof de Kerk die niet zou kunnen ontberen; nu laat God toe, dat deze steun en hulp ons ontnomen wordt. Zij het 200! Laat ons de beproeving aannemen, zeker van de overwinning! De kerk, ontstaan zonder de bescherming van monarchen en republieken, ja veeleer onder hun geesel en tegen hun wetten in, zal straks door de liefde der volkeren en het gemeene recht alleen, wel groeien en bloeien kunnen ook zonder dat zij zich om haar bekommeren. Dat in de nieuwe periode der geschiedenis, die zich voor ons opent, waarin we moeten binnentreden en waarin we met mannenmoed binnentreden zullen.

2) De wijze, waarop ik deze dingen bezie, is \-]eX\\chX gewaagd; maar ik geloof niet, dat ik daardoor dwaal; mocht het toch zoo zijn, dan zij het alsof ik het niet had gezegd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 oktober 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Staat en KerK.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 oktober 1903

De Heraut | 4 Pagina's