GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kerkelijke verkiezing.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkelijke verkiezing.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 27 Nov. 1903.

Het najaar brengt te midden van sombere dagen en November-stormen ons weer het altoos moeilijke vraagstuk der kerkelijke verkiezing.

Met het Nieuwe jaar treedt een deel der ambtsdragers af; de ledige plaatsen moeten vervuld worden; de kerkelijke stembus gaat open. En al i, = , het nu niet zoo fel als op f politiek gebied, in menige gemeente is de kerkelijke verkiezing toch een worstelperk, waarbij de hartstochten maar al te Ircht bewogen worden en de kerkelijke vrede wordt verstoord.

Zoo was het ook in een onzer grootere Kerken. Een broeder, die niet goed den weg wist, wendde zich tot Prof. Rutgers om raad en kreeg een „kerkrechtelijk advies", dat in Rotterdam's Kerkbode werd afgedrukt. De vraag was, of de aftredende ouderlingen en diakenen niet herkozen mochten worden. Het antwoord daarop luidde:

Amsterdam, 14 Nov. 1903. Waarde Broeder!

Artikel 27 K, O. bedoelt zonder twijfel, als regel te st.-llen, dat Ouderl. en Diakenen twee jaren dienen, en dan eerst na verloop van een jaar wéér herkiesbaar zijn.

Dit was van het begin der Reformatie af in onze Kerken alzoo bepaald, omdat (gelijk onderscheidene Synodes der i6e eeuw daarbij als motief uitspraken) de lasten van die diensten zóo groot waren, dat van niemand mocht geeischt worden, een aantal jaren achtereen daarin werkzaam te zijn (immers, bedanken voor een benoeming mocht niet), en ook wel (gelijk soms ook werd uitgesproken) opdat door wisseling des te beter eene regeering van weinigen zou worden voorkomen.

In de i6e, 17e en i8e eeuw is dan ook, althans in de grootere gemeenten en voor zoover de Overheid ze niet tot iets anders dwong, eene onmiddelijke herkiezicg van aftredende Ouderl. of Diakenen nimmer voorgekomen, of althans uiterst zeldzaam geweest.

Toch is die regel daarom nooit beschouwd als een soort van onveranderlijk „Gereformeerd beginsel."

In de kerk, die voor alle Geref. kerken min of meer als model diends, n.l. de kerk van Geneve, gelijk die onder leiding van Calvijn georganiseerd was, werden jaarlijks aftredende ouderlingen, die wèl gediend hadden en konden blijven dienen, op advies van Calvijn en de andere B. B. telkens herkozen. Niet zóo, dat herkiezing er regel was, maar het gebeurde toch vaak.

En desgelijks beschouwt ook Voetius (b. v. Pol. Eccl. III 466 en 471 vg.) in aansluiting aan andere Geref. theologen, het „tweejaarlijksche" van dien dienst volstrekt niet als iets wezenlijks, maar als iets bijkomstigs, 't welk ook wel anders kan geregeld worden; en hij raadt zelfs aan, om, waar dit mogelijk is, het tweejaxige te veranderen in drie-, vier of vijf jarig.

Dit kan thans te eerder: i. omdat er thans in groote gemeenten betrekkelijk veelmeer Ouderl. en Diakenen zijn dan in vroeger eeuwen, toen er doorgaans niet meer Ouderlingen waren dan predikanten (in Amsterdam b.v. tot in de 19e eeuw, slechts 28 Ouderlingen, terwijl het zielental der Geref. Kerk reeds in de 17e eeuw meer dan 100 000 was, en daarna nog veel meer); en 2. omdat volgens de usantie de Ouderlingen thans veel minder tijd besteden aan huisbezoek, enz, 't geen hun inde 16—19e eeuw zooveel tijd kostte, dat zij er bijna geen ander werk of bedrijf bij konden waarnemen. Hier in Amsterdam is de diensttijd dan ook nu op vier jaren gesteld (terwijl dan bovendien meestal nog herkozen wordt.)

En voorts staat reeds in art. 27 K. O. (en stond er van den beginne af), dat eene kerk van den gestelden regel ook wel mag afwijken, als haar profijt enz. zulks vereischte. Waarbij echter altijd zaak is, dat niet de Kerkeraad alléén (wier leden hierbij juist persoonlijk betrokk n zijn) zulks uitmake, maar de gemeente mede laten beslissen, doordat op de twee dubbelgetallen (één voor Ouderl. en één voor Diaken) ook de afiredenden, die in de termen vallen, mede voorkomen. De Gemeente kan dan uitmaken, of zij die nu thuis wil laten, of wel bij vernieuwing tot dienst roepen, ook al is hun vorige ('ienst pas afgeloopen.

Wat nu eindelijk de vraag betreft, of onmid dellijke herkiezing thans al dan niet gewenscht is, — is er vóór en tegen te zeggen. Er vóór is vooral, dat men door herkiezing bijzonder geschikte B. B., die van huisbezoek enz. bijzonder werk kunnen maken en die ook begrip hebben van ketkregeering, lang achtereen in den dienst kan houden. En daar staat tegenover, dat men dan minder bekwame B. B., en die minder tijd aan hun dienst geven of kunnen geven, ook lang achtereen in den dienst houdt; want men kan wel zeggen, dat men die dan niet ter herziening moet voordragen of niet moet herkiezen; m.iar de ondervinding leert, dat dit dan doorgaans zeer kwalijk wordt genomen, zelfs als een publiek afifront wordt beschouwd; en daardoor komt men er dan vanzelf toe, alle aftredenden, die nog weer Ouderling willen worden, ook eenvoudig allen te herkiezen; zoodat de winst van het blijven van zeer geschikte BB. weer opgewogen wordt door de schade van het eveneens blijven van minder geschikte; terwijl men voorts de zeer geschikte na één jaar stilzitten toch weer nemen kan.

Dit alles, in de onderstelling, dat er steeds een genoegzaam aantal zeer geschikte, en die den noodigen tijd hebben, voorhanden is! Waaraan het in groote gemeenten vaak ontbreekt; althans ier in Amsterdam. In Rotterdam heeft de Geref. urgerij misschien meer tijd beschikbaar, maar ier zou absolute «/(? i^-herkiezing heel wat „Ouderingen" doen optreden, die het slechts voor een eel werkelijk waren en die van kerkregeeting lechts weinig wisten. u v m ' m D

Hiermede is uwe vraag kortelijk beantwoord, oor zooveel dit in een brief kan. Maar uw chrijven geeft mij aanleiding, er nog iets aan oe te voegen. P z

Ik zie E. 1. uit uwe mededeelingen, dat in otterdam de Mannen vereeniging „Voetius" pgetreden is bij de benoeming van Ouderlingen n Diakenen als een soort van „kerkelijke iesvereeniging, " die door middel van vereeniïagsbesluit circulaires, persoonlijk bezoek enz. e benoeming van de door haar gewenschte personen heeft trachten te bevorderen en door te zetten.

Hiermede nu is die Vereeniging, naar mijne overtuiging, op een gansch verkeerden weg geraakt, en is zij geheel in oppositie met „Gereformeerde beginselen, " en met de kerkrechtelijke leer van Voetius, naar wien zij heet. Zonder twijfel mag en moet zulk een Vereeniging (wier bestaan op zichzelf zeer goed kan werken, mits zij binnen de perken blijft) de quaestie of onmiddellijke herkiezing van Ouder-Ungen en Diakenen al dan niet gewenscht is, en evenzoo de quaestie van den diensttijd, en dergelijke meer, op hare samenkomsten aan de orde stellen en behandelen (liefst met voorlichting van een of meer denaren des Woords); — maar dan altijd geheel in het algemeen, zonder ormeele toepassing op concrete, aan de orde zijnde, verkiezingen; en zonder zich als Vereeniging formeel over die quaestie uit te spreken, of zelf als zoodanig practisch te gaan ingrijpen in de verkiezing zelve.

Langs dien weg opgaande, treedt zij op als een soort van independentistische congregatie, wier bestuur een soort van leiding heeft bij kerkelijke zaken, onafhankelijk van, en zelfs allicht tegenover den kerkeraad, die toch het wettig bestuur der gemeente is, en die als zoodanig de leiding moet hebben, ook bij alle verkiezingswerk.

In het Hervormd genootschap, waar nu eenmaal allerlei soort van ongeloovigen waren ingedrongen, was juist daardoor onvermijdelijk, dat „de Gereformeerden" ook als een partij optraden. Maar dat was toch natuurlijk abnormaal ; en het mag in Gereform. Kerken volstrekt niet. In den Staat, met zijn vele partijen, is zoodanig optreden nog altijd onvermijdelijk. Maar ia de Kerk toch zeker niet! — Zonder twijfel mag en moet ieder lid kerkeraadshandelingen ook mede beoordeelen, en bij verkiezingen naar eigen inzicht stemmen, en zich met anderen vereenigen lot onderlinge stichting of onder wijzing. A'.aar dat alles is geheel iets anders & z.n het zich constitueeren als een comité van actie. Dit laatste is in beginsel, en wordt op den duur ook feitelijk, iets separistisch of sectarisch of schismatieks; tot groote geestelijke schade voor de gemeente.

Het doet mij dan ook zeer leed, dat Voetius thans dien weg eenigszins opging. Gelukkig mag ik denken dat men dit niet zoo heeft bedoeld. Ik ken onderscheidene leden van „Voetius", en meen wel te weten, dat men daar werkelijk langs Gerefornieerde lijnen wil wandelen, in het spoor van Voetins zelven, en tot wezenlijken opbouw der Gemeente. Ik hoop, dat men daarom ook zal inzien, dat het laatste optreden een fout geweest is, en dat gij zelf ook wel in dien zin in uw kring zult werken.

{w.g.) F. L. RUTGERS.

Al draagt dit advies eenigermate een locale kleur, toch bevat het te veel wat voor onze Kerken in het algemeen van belang is, om het aan onze lezers niet mee te deelen.

Men kan bij het lezen van dit advies nauwelijks den wensch onderdrukken, dat Prof. Rutgers nog eens besluiten mocht een bundel dezer „kerkelijke adviezen" uit te geven.

Het is zoo jammer, dat nu in menig particulier archief zulke adviezen verscholen blijven, waarmede al onze kerken zoo uitnemend winst zouden kunnen doen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 november 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Kerkelijke verkiezing.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 november 1903

De Heraut | 4 Pagina's