GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij namen onlangs uit de Geldersche Ke'^k bode een schrijven van Dr. Wielenga van Arnhem over, waarin deze waarschuwde tegen den verkeerden ijver van sommige vrienden der Theol. School, die de school meer kwaad dan goed doet.

De Wachter, die den schoen aantrok, antwoordde met een persoonlijken aanval op Dr. Wielenga. En toen Dr. Wielenga voet bij stuk houdend in de Wachter zijn grieven nader ontwikkelen wilde, werd hem de pas afgesneden. Aan overmaat van wellevendheid lijdt de Wachter blijkbaar niet. Ook anderen deden de ondervinding op, dat de redactie wèl beschuldigt maar voor verweer haar kolommen sluit. Een tactiek, die niet alleen gebrek aan ^oede persmanieren maar ook zwakheid van eigen standpunt verraadt.

Dat het antwoord van Dr. Wielenga, hoe hoffelijk ook in den vorm, spijkers met koppen sloeg, zal ieder toestemmen, die het onderstaande leest:

Ben Weleerw. Heer Ds. T. Bos, Redacteur van tde Wachter."

Weleerwaarde Heer en Broeder,

Toen ik het artikel «Jubileum" schreef in het Bij blad van de Geldersche Kerkbode, •a\\.mg^e^e'ci^ aan gedachten van een vaste en innige overtuiging, en verwelkomd niet slechts door z. g. Kuyperiaansche bladen, maar ook door volbloedvrienden der Theologische School, — lag het werkelijk in mijn bedoeling een gedachlenwisseling met u uit te lokken. Er kan een tijd komen, dat ook wie anders niet tot de strijdlustigen behoort het uittrekken van het zwaard noodzakelijk keurt boven het wuiven met den vredepalm. Ik moet echter eerlijk zeggen dat na uw persoonlijken aanval op mij in het laatste nummer van de Wachter, de lust, met u in discussie te treden, sterk is bekoeld en de vrees de overhand heeft, dat een objectief, vruchtbaar debat tusschen ons tot de onmogelijkheden behoort.

Zonder ook maar eenigermate de strekking van mijn schrijven aan uwe lezers mee te deelen, als zijnde een verdediging der Theologische School tegenover een propaganda, die aan de traditie der School vreemd is, — wordt door u een zinsnede uit mijn artikel uitgelicht en heb ik de eer op grond van dat citaat, onder een zuiver persoonlijk opschrift, aan uw vrienden te worden voorgesteld als een filosoof, dien het aan bescheidenheid ontbreekt; waarbij het woord filosofie moet dienen, de voorstelling te wekken van iets, dat in strijd is met het nuchter verstand en tegengesteld aan de Gere formeerde dogmatiek.

Hoe zal 'ik mij op zulk een aanval verdedigen! Bewijzen, dat ik niet onbescheiden ben, kan ik niet En uw bewering, dat ik een wijsgeerigen bril draag tegenspreken wil ik niet. Ik zou dan gevaar loopen den goeden en bij ons volk zoo geliefden naam van Alexander Comrie, die ook als philosophiae doctor een wijsgeerigen bril droeg, in verdenking te brengen en voorts in conflict raken met een belangstellend vriend uit Bedum, een zekeren Ds. T. Bos, die mij bij mijn promotie in Heidelberg zoo allerhartelijkst met het verkrijgen van den wijsgeerigen bril gelukwenschte en er veel heil van verwachtte voor de Kerken, die ik de eer zou hebben te dienen.

Wanneer ik dus toch voor een antwoord plaats vraag in uw blad, dan is dit niet om mij persoonlijk te rechtvaardigen voor u en uwe lezers, maar dan is dit om het belang der zaak, die tusschen ons in het geding is; dan is dit, — al klinkt het u vreemd! - in het belang der Theologische School, die mij, — het zij in alle bescheidenheid gezegd, — even dierbaar is als u. Niemand toch heeft het recht mij als een vijand der School aan te merken, omdat ik de vrijheid nam te zeggen, dat ik met u van gedachten verschil. Er bestaat in onze Kerken geen monopolie van vriendschap voor de Eigen Inrichting. En ik wil niet, omdat ik den geest, dien de Wachter uit, afkeur in een hoek worden gedrongen, die door u als verdacht wordt voorgesteld. Het moge niet onbescheiden zijn als ik zeg, naar vermogen onze School stoffelijk te steunen en eiken Zondag haar in de voorbede openlijk te gedenken. Nog zeer onlangs heb ik ook op andere wijze getoond in den goeden zin des woords een kind der afscheiding te v/illen zijn, door in onze Arnhemsche Kerkbode een breedvoerig artikel over de afscheiding te schrijven en het opkomend geslacht te vermanen, de gezegende gedachtenis aan die reformatie niet te verwaarloozen. Ook hopen wij straks op den Schooldag het Jubileum in Kampen persoonlijk mee te vieren en, ten bewijze dat er geen wrok is in ons hart, u, waarde broeder, met een warmen handdruk te ontmoeten.

Ik meen dus aanspraak te mogen maken op den naam van vriend der Theologische School en ook het door u vermelde feit, dat de Heraut mijn artikel instemmend overnam, doet mij van die pretentie niet afzien Als «tegenwicht" toch van den bijval der Heraut moge gelden de verontwaardiging van een ander blad: de {^i', ^/4, ^^r, die mij, om mijn schrijven inzake de School, met een vreeselijke kool heeft geteekend. De boosheid van de Wekker moge voor allen, die sympathie der Heraut verdenken, afdoend bewijs zijn, dat ik de juiste snaar heb aangeraakt.

In het belang der School en om haar traditie blijf ik dus mijn protest handhaven en de bewering volhouden, dat de richting van uw blad met den geest der School in strijd is.

Wat het eerste betreft, wil ik beginnen met waardeeren. Gelijk ik van u verlang, dat gij aan de oprechtheid mijner bedoelingen inzake onze School niet lult twijfelen, zoo wil ik de eerlijkheid van uw arbeid geen oogenblik verdenken en het vaste ver trouwen uitspreken, dat het u te doen is om het heil der Kerken. Zóó heeft de wijsbegeerte mij niet beneveld, of ik heb duidelijk in de Wachter waargenomen, dat gij onze belijdenis wilt handhaven en tegenover scheurzieke broederen beslist standhoudt. Ook kan ik tot op zekere hoogte waardeeren den ijver, waarmede Gij voor het recht der Kerken inzake de opleiding pleit, maar mijn protest gaat uit en blijft uitgaan tegen de wijze waarop het verschil in leer der beide reformatiestroomingen door u en uwe medewerkers wordt op de spits gedreven. Uw blad, oorspronkelijk opgericht lot steun van de Theologische School, beschouwt de verdediging der School als bijzaak en drijft een propaganda, die ten doel heeft principieel verschil in leer uit te beelden in den boezem der kerken. Terwijl de professoren Noordtzij, Wielenga, Bavinck en Biesterveld indertijd verklaarden uit volle overtuiging principieel aan de zijde van Dr. Kuyper te staan en de verschillende schakeeringen op dogmatisch en kerkrechterlijk terrein volkomen vereenigbaar achtten met het ééne beginsel der Gereformeerde kerk, wordt door uw blad stelselmatig de bestaande schakeering tot een principieel verschil opgeblazen. Gij zegt zelf in No. 23 van de Wachter, dat het verschil in leer ernstiger is, dan dat inzake de opleiding. Door aldus te strijden wordt de toestand onzuiver en het vraag stuk dei opleiding, dat geheel op zich zelf staat (hetwelk daaruit bewezen is, dat mijn Vader, die principieel aan Dr. Kuyper's zijde stond, toch het onverkort recht der kerken handhaafde), in een onzaligen strijd over de leer bedolven, die door de professoren der Theologische School vermeden en afgekeurd is.

Ik vraag u, of het in overeenstemming is met de traditie der School, wanneer in smalenden zin wordt gesproken van de hoogleeraren der Viije Universiteit, als toonaangevende heeren, die op de Synode der kerken niet mogen worden toegelaten, omdat zij in welsprekende woorden hun armoede aan verstand van zaken zoeken te verbergen?

Ik vraag, of het in overeenstemming is met haar traditie, wanneer onweersproken de meening in uw blad geuit wordt, dat de vereeniging in '92 niet uit God is, en de handeling der broeders van '86 in zake de school met diefstal, ja, met de contractbreuk der spoorwegstakers wordt vergeleken?

Wanneer de vraag wordt opgenomen, of het nog wel mogelijk is, met het oog op het verschil in leer, bij den doop met ja te bevestigen, dat de leer, die, alhier geleerd wordt, die der volkomene zaligheid is ?

Wanneer zonder tegenspraak een stuk wordt opgenomen, waarin de voorstelling wordt gegeven, alsof Prof Rutgers het kerkelijk ambt gelijkstelt met het beroep van bakker of kruidenier ?

Wanneer de ineensmelting der plaatselijke kerken, geheel tegen het besluit der Synode in, niet noodzakelijk wordt genoemd en den lezers allerlei argumenten in den mond worden gegeven, om die ineensmelting tegen te houden?

Wanneer Gij zelfs zóó ver gaat met het beginsel van Doleantie te veroordeelen en van de broeders der reformatie van '86 schuldbelijdenis eischt, vóór Ge plaatselijk met hen samenleven wilt?

Wanneer eindelijk, — laatst niet het minst, — de leernuance van de broeders der Doleantie wordt voorgesteld als in strijd te zijn met onze Gerefor^ meerde belijdenis?

Ik vraag u, is dat in overeenstemming met de traditie der School, is dat overeenkomstig den geest van het onderwijs, dat wij daar ontvingen, en den geest, die de voormannen der afscheiding heeft bezield ?

Geeft Ge uzelf wel goed rekenschap, dat Ge in dezen weg bezig zijt wind te zaaien, die'straks in een ontembaren storm geoogst zal worden?

Reeds deden enkele inzenders in uw blad rondweg het voorstel tot scheuring. Gij koost beslist positie met een afwijzend: neen! Maar wordt op den duur een scheuring niet de droeve consequentie van uw schrijven? Welke slotsom kan het eenvoudige volk uit het herhaald geroep: dit gaat tegen de belijdenis ! anders trekken, dan deze: een kerk, waar die leer geduld wordt; een kerk, die eenparig te Middelburg & Dr. Kuyper, den «belijdenisschender' in bescherming neemt, ga ik verlaten!

Op den duur moet het schrijven van (f.; Wachter consequent tot scheuring leiden. En dat wel onder de leus: vóór de Theologische School! de School, die mee vooraan stond om alle Gereformeerde strooming in één bedding te leiden. Zulk een verdedi ging is mij te duur gekocht en ik herhaa!: zij ondermijnt den invloed en de eervolle positie, die de School nu zoovele jaren in de Kerken innam.

Dat wij elkander op verkeerde uitgroeiselen wijzen, wie zal het wraken? Ikzelf heb in mijn artikel «Jubileum" op de weldadigheid van wederzijdsche correctie gewezen. Maar niemand eigene zich het alleenrecht van Gereformeerd te zijn toe. Veeleer moet ons aller gedragslijn zijn, de door het Zeeuwsch Kerkblad bij zijn oprichting aangegevene: «Ons doel is dienstbaar te zijn, om de verschillende nuancen en schakeeringen tusschen '34 en '86 zoover noodig en wenschelijk van lieverlede tot meerdere eenheid te brengen, zonder eenzijdig de voorkeur te geven aan eene of andere denkwijze omtrent de hangende kwestiën."

Dien weg sla ook de Wachter in en zij zal School en Kerken ten zegen zijn.

Vergun mij in een volgend nummer nog eenige ruimte ter bespreking van het doopsverschil.

Bij voorbaat voor uw gastvrijheid hartelijk dank.

Met broedergroete,

de Uwe i. D.

ARNHEM, 14 April '04, B. WIELENGA.

Dr. Wielenga heeft volkomen gelijk.

De wijze waarop de Wachter en anderen ageeren leidt onvermijdelijk tot scheuring, ook al wordt die niet zoo bedoeld.

Wie de vonk werpt in droog hout is schuld dat er brand ontstaat, ook al tracht hij straks dien brand mest emmers water te blusschen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1904

De Heraut | 4 Pagina's