GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De historie der Kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De historie der Kerk.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rev. Henry E. Dosker D.D , die onlangs tot professor in de kerkhistorie aan het Presbyteriaansch seminarie te Louisville, Kentucky, is benoemd, hield bij de aanaarding van zijn ambt een rede, waarin hij op de plaats wees die de kerkgeschiedenis in de theologische studie behoort in te nemen.

Wat hij over het hoog belang dezer historische studie zegt, is waard ook in ons land te worden gehoord, te meer omdat ook uit deze inaugureelc rede blijkt, hoe de nieuwere theologische ontwikkeling in ons vaderland aan de overzijde van den Oceaan de aandacht trekt,

„Het verdient onze aandacht, zoo zegt Prof. Dosker, dat de herleving van het Calvinisme in Nederland, ten nauwste is verbonden aan, ja den stoot heeft gegeven tot een opmerkelijke krachtsontwikkeling op het gebied van het historisch onderzoek. De strijdleuze is ginds geworden: Laat uw historische studie niet onderbroken worden. En dit is de natuurlijke toepassing van een algemeen beginsel. Want een onderzoek, dat doordringt tot het hart en het merg van een zaak, is natuurlijk een onderzoek naar de natuur zelf en het wezen van die zaak, of liever nog, naar de geschiedenis van de organische ontwikkeling ervan, of zoo als we in het Hollandsch zeggen, naar het wordingsproces. De vraag is niet alleen wat een zaak, een richting, een beweging op zich zelf is, maar hoe zij geworden is, wat zij is.

Dat verklaart den ijver, waarmede aan gene zijde van den oceaan de historische geest werkt, maar het wijst ook aan v/aarin klaarblijkelijk de waarde van de historische studie ligt, voor het onderwijs aan het seminarie. En dat geldt van al de verschillende groepen van wetenschappen, die er toe behooren.

Neem bijv. het gebied van de Inleiding.

Wij leven in een tijd van ontkenning. Alles schijnt te beven onder de aanvallen van een afbrekende en dikwijls aanmatigende critiek.

Nu baat de struisvogelpolitiek ons niet. Het feit, dat wij met opzet de oogen trachten te sluiten voor het onaangename gezicht, dat de muren van onze vesting onder de onophoudelijke aanvallen van den vijand klaarblijkelijk ineenstorten, en dat er bressen in geschoten worden, die vol zijn van binnendringende vijanden, zal onze stelling niet beveiligen. Evenmin als het een geest, die naar waarheid zoekt, bevredigen zal.

Wij kunnen en mogen onze theologische studenten niet onkundig houden van deze zware aanvallen op de Schrift, zoo zij althans niet onbeschermd ons zullen verlaten, en in de handen van den vijand vallend, dezen een gemakkelijke prooi zullen worden.

Het zekerste middel van verdediging is, him alles zoo volledig mogelijk mee te deelen. Er zijn menschen om ons heen, die zelf niet in staat zijn om beteekenisvol oorspronkelijk werk op dit gebied te leveren of zelfs met verstand den reuzenarbeid te volgen, /-door anderen verricht, maar die over déze dingen redeneeren met het vertrouwen van absolute zekerheid en onweerlegbaar bewijs, en die met welgevallig zelfbehagen en medelijdende minachting voor allen, die het wagea hun orakelspreuken in twijfel te trekken, breede stukken van deze welig tierende ketterij aan jonge mannen voordienen, die nog geheel ongeschikt zijn om de voorgestelde bewijzen te onderzoeken, of te ziften tusschen hetgeen feit is en wat niet anders is dan een bloote onderstelling. Maar degene, die de geschiedenis der inleiding bestudeert, slaat intusschen rustig de worsteling gade tusschen de reuzen op dit gebied, en doet dit met diepgaande belangstelling en hoopvol vertrouwen. Want het slagveld achter hem, dat zich uitstrekt tot den ver-ver wij derden horizon, is bedekt met de overblijfselen van oorlogswerktuigen, die eens in den aanval zijn gebruikt; met in de lucht gesprongen theorieën en elkaar weersprekende onderstellingen, die reeds lang onbruikbaar zijn gebleken, en met de lijken der verslagenen, die bij den stormloop zijn omgekomen. Reeds tientallen van jaren woedt de strijd het hevigst om de vraagstukken, die betrekking hebben op den Pentateuch en den Hexateuch, en gaat het proces van de reconstructie van het Oude Testament al sneller voort, terwijl de leiders bij dezen aanval in de wildste theorieën zich verliezen, en onderling het hopeloos oneens zijn.

En terwijl hij dien strijd gadeslaat, denkt de beoefenaar van de Inleidingswetenschap aan den bitteren aanval op het Nieuwe Testament, door de Tubingerschool een halve eeuw geleden, . en voelt hij dat hij vertrouwen en wachten kan.

Indien iemand twijfelt, of er grond is voor dat vertrouwen, laat hij dan lezen wat Prof. Bousset uit Erlangen in de Theologische Rundschau van Januari 1879 zeide. Hoewel deze schrijver zelf een criticus is en volstrekt niet staat op het standpunt der traditie, roept hij toch met minachting uit: „Wat is er geworden van al deze verschillende bronnen, deze latere bewerkers en redactors, die men trachtte te vinden in de Evangelisten, de Handelingen der Apostelen, de Openbaring, ja zelfs in de brieven van Paulus.' Zij zijn vergeten en verdwenen, Julicher heeften dat volkomen terecht in zijn arbeid, zonder zelfs naar ze om te zien, met stilzwijgen hen voorbijgegaan, de mannen met de hypothese van één dag."

Er is goede troost in dit getuigenis van een zoo gezaghebbend Duitsch theoloog.

Want is de lucht niet nog dik van de rook, die opstijgt van het slagveld waar de strijd gestreden wordt op het gebied van het Oude Testament.'' En begint toch niet nu reeds de dageraad van een beteren dag voor ons aan te breken.'' Is niet de oude leuze van de critiek van het Oude Testament: „Eerst de profetie en dan de wet — aan het waggelen geraakt voor onze oogen, en hebben de Duitsche hoogescholen geen ander geluid doen hooren, toen de geleerden het spoor vonden naar Nippur.' Hebben niet Jeremias van Leipzig en Muller van Weenen, moedig zich opgemaakt om te bevestigen de volgorde, die de traditie eischte: „eerst de wet en dan de profetie.”

De oude Bijbel heeft de aanvallen van eeuwen weerstaan, en zal zoo doen tot het einde toe.

Zoo blijkt het, hoe ook in deze richting de studie der historie voor den student in de theologie van het hoogste belang is.”

Wat Prof. Dosker hier opmerkt, is volkomen juist.

Het Calvinisme wil geen struisvogelpolitiek.

Toen Mr. Levy onlangs aan de Vrije Universiteit verweet, dat haar leerlingen zeker niets zouden vernemen van de Tubingerschool of van de Babylonische ontdekkingen, toonde hij door zulk een dwaas zeggen, dat hij van de Calvinistische op. vatting van studie geen oortje begrip had.

Eer zou omgekeerd kunnen geklaagd worden, gelijk Prof. Dosker doet, dat de mannen der critiek gewoonlijk al wat tegen hen aangevoerd wordt, stillekens laten rusten.

Wie aan de Goddelijke autoriteit der Schrift gelooft, kan rustig het einde van den strijd tegen de Schrift afwachten. Haar aanvallen gelijken op het leger der Midianieten,

In de duisternis van den nacht sloegen zij niet den vijand, maar hun eigen medestanders dood.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 juni 1904

De Heraut | 4 Pagina's

De historie der Kerk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 juni 1904

De Heraut | 4 Pagina's