GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Tact.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tact.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Is tact noodig op elk gebied des levens, voor de opvoeding van uw kinderen, voor den omgang met uw medemensch, voor de vervulling van uw taak in de maatschappij, bovenal is die tact een onmisbare voorwaarde voor degenen die stuur en leiding aan het kerkelijk leven hebben te geven. Om tweeërlei reden.

Vooreerst, omdat in de Kerk van Christus van uiterlijken dwang of heerschappij voeren over de conscientiën geen sprake mag wezen. Gods volk is een Koninklijk priesterdom.

Het heeft geen ander Hoofd dan Christus in den hemel, en geen andere wet om te gehoorzamen dan Zijn Woord alleen. Verlost van alle menschelijke dienstbaarheid, geroepen tot de vrijheid, die in Christus Jezus Is, duldt Gods kind niet dat die vrijheid aan banden wordt gelegd of dat eenig ambtsdrager heerschappij zou willen voeren over het erfdeel des Heeren. Zelfs de Apostelen, met hoe hoog gezag ook door Christus bekleed, hebben veeleer door overreding de gemeente geleid, dan met autoriteit haar wetten opgelegd. Ze treden niet zoozeer op, noch in hun prediking, noch in hun zendbrieven, om de gemeente van Christus te gelasten en te bevelen, maar ze beroepen zich meest op het oordeel der gemeente zelf, ze trachten te overtuigen en te winnen, ze drijven de kudde niet, maar leiden haar met zachtheid in het door God gewilde spoor. En ze doen dat, niet omdat de autoriteit hun ontbrak, maar omdat ze geloofden, dat de gemeente de zalving des Heiligen Geestes bezat en daarom een beroep op Gods Woord en de christelijke consciëntie voldoende was, om de gemeente af te houden van het kwade en te winnen voor het goede. Lees slechts, hoe de Apostel Paulus in den tweeden Corintherbrief de collecte voor de heiligen te Jerusalem, die hij met Apostolische autoriteit gelasten kon, met al de vindingrijkheid der liefde bij de trage broederen aanbtveeh, of hoe hij in dienzelfden brief de tegenstanders, die zijn apostolisch ambt aantastten, niet meteen anathema bultende gemeente sluit, maar met alle zachtmoedigheid tracht te overtuigen, dat hij waarlijk door Christus tot Apostel geroepen is, om te gevoelen hoever de Apostel des Heeren van alle heerschappij-voeren over de ge­ meente verwijderd is. Een wereldlijk Koning mag een uitgeschreven belasting met geweld innen, of wie zijn gezag verwerpt met bajonetten en kanonnen tot onderwerping dwingen, maar in Christus Kerk moet niet door kracht of geweld, maar door den Geest des Heeren de gemeente worden geleid.

Reeds daarom is tact voor de leiding der gemeente zoo broodnoodig. De band, die kerkeraad en gemeente, ambtsdrager en gemeentelid verbindt, mag nooit een knellend juk worden. Dat degenen, die God geroepen heeft om de gemeente te regeeren, met heiligen ijver vervuld zijn om eiken misstand in de gemeente weg te nemen en de Bruid van Christus „als een reine maagd aan Christus voor te stellen", valt eer te prijzen dan te laken. Een kerkeraad, die uit laksheid en gemakzucht, om alle moeite en last te voorkomen, alles bij het oude laat en niet mede arbeiden wil om „voort te varen tot de volmaaktheid", is een dienaar van menschen, in plaats van een dienaar Gods geworden. Een predikant, die zijn gemeente niet opbouwt in het geloof, die, om „naar het harte van Jerusalem te spreken" geen enkele zonde van Gods volk durft aantasten, of alle betwiste punten rusten laat om geen aanstoot te geven, verzaakt zijn heilige roeping. Een goede herder volgt de schapen niet, maar gaat voor hen uit en wijst hun den weg.

Maar hoe beslist we dit alles voorop stellen, de klacht mag toch niet onderdrukt, dat de gulden les der wijsheid Jortiter in re, suaviter in modo: kras wat de zaak aangaat, maar zacht in de wijze van uitvoering, niet altoos behartigd wordt; dat soms een schier reformatorische ijver wordt ontwikkeld op detailpunten, die veel meer den omtrek dan het centrum van het geestelijk leven raken; dat de toepassing der beginselen hier en daar wel eens zoo geoutreerd is geworden, dat men van een „Phariseesche preciesigheid, " gelijk onze vaderen het noemden, niet ver meer af was. Een goede herder geeft leiding, en hij weet, dat vaste spijze voor te zetten aan degenen, die nog de melk der eerste beginselen van noode hebben, een gebrek is aan geestelijken tact. Juist omdat hij de gemeente opbouwen wil, zal hij eerst jaren arbeiden om de fundamenten te leggen, voordat hij aan de muren en zolderingen begint. Voordat nieuwe maatregelen worden ingevoerd, hoe nuttig en wenschelijk ook op zich zelf, zal hij eerst beginnen met de gemeente te onderwijzen, opdat niet van boven af als met heerschappij de gemeente gedwongen wordt in het goede spoor te wandelen, maar zij zelve gewillig zij om naar Gods ordinantiën te leven. En desnoods zal hij liever een gebrek en misstand in de gemeente tijdelijk verdragen, dan dat hij door te forsche e: i ingrijpende maatregelen aanleiding tot verbittering en scheuring zou geven.

Maar niet minder is die geestelijke tact noodig in de tweede plaats, omdat het Woord Gods, dat alleen richtsnoer is voor geloof en leven, niet een soort wetboek is, waarin voor elk speciaal geval een afzonderlijke regel ons is gegeven, zoodat we met een enkelen tekst of een uitspraak van Christus of de Apostelen, Gods wil kunnen vaststellen. Wie dat doen wil, misbruikt de Heilige Schrift en vervalt tot al die dwaasheden, waardoor de secten van vroeger en later tijd zich bespottelijk hebben gemaakt. Men klemt zich vast aan de letter en vergeet het Apostolisch woord, dat de letter doodt en de Geest alleen levend maakt. Omdat in het Nieuwe Testament geen uitgedrukt bevel Gods is om kinderen te doopen, acht men den kinderdoop met Gods Woord in strijd. Omdat de Apostelen nergens met zoovele woorden zeggen, dat de Sabbath door den Zondag vervangen is, breekt men met de gewoonte van heel de Christelijke Kerk van de dagen der Apostelen af en wordt den Joden op' dit punt gelijk. En die lijn doortrekkende, gaat men straks zonder buidel of male op reis, omdat Christus dit zijn Apostelen verbood; tracht kranken weer te genezen door gebed en zalving met olie, omdat Jacobus dit voor zijn dagen voorschreef, en weigert met een vrouw aan tafel te zitten die geen deksel op het hoofd draagt, omdat de Apostel zegt, dat de vrouw „gedekt" behoort te verschijnen. Zoo machinaal en v/erktuigelijk gaf God de Heere ons zijn openbaring niet. Hij bracht haar tot de Kerk in historischen, in menschelijken vorm, opdat de gemeente, geleid door den Heiligen Geest in dien vorm het onvergankelijke wezen, in het tijdelijke het eeuv/iggeldende vinden zou. Wat Gods Woord ons biedt, zijn de beginselen, zijn de grondlijnen, zijn de geestelijke waarheden.

Maar met die beginselen uit Gods Woord af te leiden, zijt ge er nog niet. Ze moeten nu ook toegepast op onzen tijd, op onze omstandigheden, op onze behoeften. Eerst zóó wordt het Woord Gods een levende macht en kan dat Woord heerschen in het midden der gemeente. Om dat nu te doen, heeft Christus het ambt ingesteld in de gemeente. Want de bediening des Woords is niet anders dan de toepassing van Gods Woord op de geestelijke nooden van ons volk; de bediening der regeering is niet anders dan de toepassing van Christus' koninklijk regiment op het leven der gemeente in onze dagen; en de bediening der tafelen is niet anders dan de toepassing der barmhartigheid van Christus op de ellende en kwalen van onzen tijd.

Is dit ingezien, dan zal men ook verstaan, waarom de geestelijke tact voor den ambtsdrager onmisbaar is. Want tact is niet anders dan de vaardigheid der ziel, om de beginselen toe te passen op de juiste wijze en met de gepaste middelen. En waar bij het ambt juist alles op de toepassing der beginselen aankomt, daar kan zonder tact het ambt niet worden bediend. Ontbreekt het fijne tactgevoel der ziel om uit Gods Woord als intuïtief te voelen wat de wil des Hee­ ren is, de wil des Heeren niet in het algemeen, maar voor dit speciale en bijzondere geval, dan kunt ge geen geestelijke leiding geven. En ook, ontbreekt de vaardigheid der hand om naar de juiste middelen te grijpen om dien wille Gods te volbrengen, dan moge uw inzicht in Gods Woord voortreffelijk zijn, maar bij de uitvoering bederft ge meer dan ge sticht.

Gebrek aan tact bij de ambtsdragers, is om die beide redenen zoo diep te betreuren. Wie zonder tact de gemeente leiden wil, schuift het hoog gezag in plaats van de dienende liefde, en staat bij elk moeilijk geval verlegen om uit Gods Woord de rechte beslissing te vinden.

Waar nu die fijnere tact gewoonlijk meer vrucht is van rijpere levenservaring en op jeugdigen leeftijd niet zooveel wordt gevonden, daar ligt er onmiskenbaar een schaduwzijde in, dat jonge mannen, kersversch van de academie gekomen, plotseling aan het hoofd eener gemeente worden geplaatst. Aan de Hoogeschool is het ideaal hun voor oogen gehouden, hebben ze geleerd hoe het wezen moet, en nu in een gemeente optredend, die van dat ideaal nog o zoo ver verwijderd is, willen ze plotseling al het bestaande omverwerpen en als met één tooverslag een nieuw gebouw uit den grond doen oprijzen. Aan de Academie zijn ze ingeleid in de beginselen van Gods Woord, zijn de stoutste problemen met hen besproken, wekte de adelaarsvlucht der gedachte hun stille bewondering. En straks meenen ze, geroepen om zelf den kansel te bestijgen, dat hun gemeente een soort college, hun kansel een katheder voor dogmatiek, en zij zelf professoren in miniatuur hebben te zijn. De gemeente lijdt daardoor schade. Ze klaagt, gelijk een ouderling het onlangs tegenover ons uitdrukte, dat de predikant de ruif zoo hoog hangt, dat er geen voedsel voor de gemeente uit te krijgen is.

Op die schaduwzijde moet gewezen. Niet, omdat we aan jonge mannen den toegang voor het ambt wenschen moeilijk te maken. Christus koos jonge mannen tot apostelen. Van Timotheus staat geschreven: Niemand verachte uwe jeugd. En heel de historie der kerk leert, dat God meestal jonge mannen gebruikt heelt tot krachtige daden in Zijn dienst. Maar wel om tot behoedzaamheid en voorzichtigheid aan te manen, waar de verzorging van het heiligste op aarde, Christus kerk, hun wordt toevertrouwd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 februari 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Tact.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 februari 1905

De Heraut | 4 Pagina's