GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De aanklacht van Prof. Visscher tegen de Hervormde Kerk, die, in naam Nationale Kerk, in werkelijkheid duizenden van God en godsdienst vervreemden laac, heeft in onze pers niet alleen zeer de aandacht getrokken, maar ook de vraag doen opkomen, of onze Gereformeerde Kerken niets tegtn dit kwaad doen kunnen.

Ds. Laman gaf in het Zeeuwsch Kerkblad op deze vraag het volgende antwoord, dat om zijn practischen zin ia wijderen kring de aandacht verdient

Met aangrijpenden ernst is er dezer dagen van Hervormde zijde op gewezen, hoe een groot deel van ons Nederlandsche volk van kerk en godsdienst geheel en al vervreemd is geworden. Het feit was ons, helaas, niet onbekend, maar het is toch goed, dat we er weer eens aan herinnerd worden, en deze droevige en vreugdelooze waarheid ons met zooveel nadruk onder het oog werd gebracht.

Daar is een deel van ons volk, waarvan we gerust kunnen zeggen, dat het de roepstem des Evangelies niet meer hoort, ook al woont het in de schaduw der kerkgebouwen. Daar is een deel van ons christelijk Nederland, dat van den Bijbel evenveel afweet als de meeste menschen van de heilige boeken der Chineezen. Daar leven menschen rondom ons henen, en ze zijn niet alleen in de achterbuurten te zoeken, die de eenvoudigste Evangelie prediking niet zouden verstaan, indien ze er onder werden gebracht, omdat de gedachtenwereld, waarin de Schrift hen verplaatst, hun geheel en al vreemd is. 't Zou zijn, of ze Fransch hoorden spreken. Ze zouden er geen touw aan vast kunnen knoopsn. Ze zouden klanken opvangen zonder slot of zin.

Het getal is waarlijk niet klein. Ge kunt het wel nagaan. Indien ge de kleinste kinderen, de zieken, de ouden, degenen die op moeten passen, er afrekent, dan kon best de helft van ons volk Zondags ter kerk gaan, doch dan waren zeker de tallooze kerkgebouwen nog niet groot en talrijk genoeg om de schare te bevatten. Kn nu zijn velen soms nog niet half bezet, vooral als ze wat groot zijn, en daarin ziet ge dan Zondag op Zondag zoo ongeveer dezelfde gezichten. Maar waar blijven de anderen?

Die anderen blijven thuis en denken niet aan de kerk, of denken er niet meer aan, zoo ze er ooit aan hebben gedacht; ook lezen ze thuis niet in den Bijbel of een stichtelijk boek, want hebben ze er nog een, dan ligt hij gewoonlijk op een plaats, waar hij niet te vinden is. maar bij toeval gevonden moet worden.

Dit zijn diep-treurige feiten, maar feiten zijn het. Een groot deel van ons christelijk Nederland hoort de roepstem des Evangelies evenmin als de heidenwereld. De uitwendige roeping van Gods Woord bereikt hen niet meer. Er is niemand die hun predikt. Tot de verkondigers van het Evangelie komen zij niet om de mondelinge boodschap te ontvangen, maar ook is doorgaans de toegang tot hun woning versperd voor het geschreven woord door middel van de christelijke pers.

Ze lezen genoeg. Boeken en bladen in groote verscheidenheid, fatsoenlijke en onfatsoenlijke, leerzame en zedenbedervende. Doch geschriften, die verkondigers zijn van goede boodschap, die hen leeren kunnen in welken weg een schuldigen ellendig mensch den vrede en het leven vindt voor zijn onrustig en onbevredigd hart, dezulken ontvangen ze niet in hun huis. Wat er maar een weinig vroom uitziet, wekt hun onlust op en wordt gewezen van de hand.

En zoo staan we dan voor de droeve werkelijkheid, dat in een land als het onze, met duizenden predikers en nogmaals duizenden kerkgebouwen, met een christelijke pers, die eiken dag haar stem verheft op de straten, er nochtans duizenden leven, die nooit de boodschap des heils, die nimmer de stemme Gods door zijn Woord vernemen en van den christelijken godsdienst niets meer weten, dan hetfteen de haters er over smalen. Ze weten, dat er fijnen bestaan, die men niet kan vertrouwen; die met den Bijbel onder den arm iemand bedriegen In deze korte hoofdsom bestaat de kennis der christelijke religie van een groot deel onzes Nederlandschen volks.

Deze feiten kennen we. En we betreuren ze. Maar verder leggen we er ons bij neer. Ja, soms zoeken we ook naar de oorzaak, en geven dezen de schuld en schrijven het toe aan de nalatigheid van genen.

We zien de menschen voor onze oogen verdrinken in de golven van ongeloof en Godverzaking; bij honderdtallen drijven ze af en zinken ze weg; en als we het zien, dan danken we misschien God, omdat wij door Gods genade niet meegevoerd worden op den stroom, die naar den afgrond voert, en we houden onze kinderen krampachtig vast, opdat ook zij niet meegesleurd worden. Maar wat doen we om de verlorenen te redden ? Wat doen we om de roepstem des Evangelies te laten weerklmken in de ooren van hen, die haar niet hooren en die niet komen tot de plaatsen, waar ze gehoord worden kan ? Dwingen wij de menschen om te hooren ?

De vraag verdient, dunkt mij, wel eens ernstige overweging, wat er gedaan kan worden om het Evangelie te prediken aan alle creaturen; en tot die creaturen behooren niet alleen onze trouwe kerkgangers; en tot die creaturen behooren ook niet alleen onze heibewoners; en tot die creaturen behooren ook niet slechts de heidenen in Aziƫ en Afrika; maar daar behooren ook toe onze eigen medeburgers van den laagsten tot den faoogsten stand, die zoo goed als niets van den weg der zaligheid weten en hooren, wat daarvan nu ook de oorzaak zij.

Moeten we geen pogingen wagen, om hen op de eene of andere wijze te bereiken, te bearbeiden ? Mogen we het lijdelijk aanzien, dat ze in dwaling en onwetendheid wegzinken.? Kunnen we er ons van afmaken met een hulpeloos schouderophalen en met te zeggen; wat zullen we daaraan doen; de menschen willen niet anders; er is gelegenheid genoeg om te hooren ?

Zijn we er daarmede van af? Paulus wenschte wel verbannen te wezen van Christus om zijn broeders naar het vleesch, die ook hij zag vergaan in ongeloof, dwaling en onwetendheid. En zullen wij dan lijdelijk toezien, dat het monster des ongeloofs de kinderen onzes volks verslindt? Natuurlijk, er zijn altijd schouders, waarop de last geschoven kan worden. Dat is de roeping van deze en die, is men er al gauw bij te zeggen, want het dwingen om in te gaan is geen gemakkelijk werk, en we zijn er al spoedig bij met onze critiek, wanneer de een of ander een poging waagt het Evangelie te brengen aan degenen, die wij in onze gedachten reeds prijsgeven. Denk slechts aan het Leger de Heils. Over het verkeerde in den arbeid van dit Leger zijn we niet spoedig uitgesproken, maar het goede, dat het doet in het zoeken van godsdienstig en maatschappelijk verlorenen, hebben we toch nog niet nagevolgd.

Dat het een gemakkelijk werk is het Evangelie te brengen aan hen, die het niet willen hooren, zal niemand beweren; maar of we het daarom na mogen laten, is een andere vraag. Zou het niet goed zijn, eens ernstig te overwegen door welke middelen het afgedreven deel onzes volks weer onder het bereik van de roepstem van Gods Woord kan worden gebracht?

Niet alsof wij daar gouden bergen van beloven, en we alle onwetenden tot de zaligmakende kennis zullen leiden; maar opdat het overblijfsel behouden worde. Hoe zullen ze gelooven, indien ze niet hooren, en hoe zullen ze hooren zonder die hun predikt.

En voor die prediking staan twee wegen open. Er rust op alle geloovigen een profetisch ambt. Laat elk en een ieder geloovige zaaien in zijn omgeving het goede zaad van (Jods Woord. Er zijn vele gelegenheden om met de menschen te spreken. Indien we willen, dan kunnen we best een woordje kwijt. Het ontbreekt maar vaak aan den moed, aan den geestdrift, aan den drang om te getuigen. Als Gods Woord een vuur in onze beenderen is, als het ons vervult, als we den Heiligen Geest in ons werken laten en we onder zijnen bezielenden invloed verkeeren, dan worden we ook gedreven tot getuigen en redden, en zoeken we het verlorene op, gaande in de voetstappen van Hem, die gekomen is om het verlorene te zoeken en zalig te maken.

Een ander middel om de schare, die de wet niet kent, te bereiken, hebben we in de drukpers. We moeten trachten met onze christelijke bladen en blaadjes toegang te krijgen. In verkiezingsdagen bedekken we de tafels met strooibiljetten huis aan huis. Het was veel beter dit wat minder te doen ; maar in kalmer dagen, wanneer de verkiezingskoorts de menschen niet overstuur maakt, hen aan het lezen te zetten en hen te onderrichten in de eerste beginselen van Gods Woord. De menschen moeten weer leeren, dat er een God is, en wie God is, en hoe wij tegenover Hem staan. Ze moeten het aardsche leven weer leeren bezien in het licht der Schrift. Ze moeten weer hooren van zonde en verlossing. Van voren aan. Want ze weten er zoo goed als niets van. Ze gaan verloren, omdat ze zonder kennis-zijn. En nu heeft de kerk, die het licht der wereld is, in deze duisternis haar stralen te werpen. God heeft zijn kerk kristallijnen vensteren gegeven, opdat het licht, dat in haar is, vol en breed naar buiten stroome, de donkere wereld in. Laten we over dat licht niet zetten den koornmaat van ons kerkgebouw.

Het is goed, dat Ds, Laman de middelen aanwees, waardoor dit doel bereikt kan worden.

Mochten onze Kerken haar hooge roeping maar beter leeren verstaan, om niet alleen te zorgen voor wat tot de kudde behoort, maar ook op te zoeken wat verloren is.

Rust roest.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 april 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 april 1906

De Heraut | 4 Pagina's