GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Teestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Teestafel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

S ULFERS. vermeerderde en Zoon. Oostloorn. Dorpsschetsen. Vierde, Druk. Rotterdam, D. van Sijn en zoon.

Ik had het nog niet gelezen.

E? rst in dezen vierden, vermeerderden druk heb ik er kennis mee gemaakt.

Ik heb er nu spijt van, dat ik het niet al vro? ger gelezen had, zooals spijt heeft een rourist, dat hij bij zijn vroeger verblijf in de streek, de plek waar hij nu zoo bijzonder geniet, toen verzuimd heeft te bezoeken.

De spijtigheid van 'n genot, dat onder je bereik lag, te hebben laten voorbijgaan.

En ik ga nu schrijven over Oostloorn voor allen, die, even als ik vroeger, nog zoo dwaas /.ijn van het niet te zijn gaan lezen.

Ds lezing van dit boek heeft mij zeldzaam doen genieten.

Ik ben er in enthusiasme over en vele dagen na de lezing ben ik dan ook ieder, die er maar eenigszins voor in de termen viel, met de vraag op het lijf gevallen: kent u dat boek van ULFERS, Oosiloornt ?

Nog eens, ik schrijf nu maar voor wie he nog niet kennen.

Voor de bekeerden preek ik ditmaal niet.

't Zijn tien dorpsschetsen.

Een bekend literatuur-genre, waariri ook ten onzent al heel wat gewerkt is.

Schier tot vervelens toe.

Eïn genre, dat, om niet vervelend te worden, moet beoefend door een schrijver van groot artistiek vermogen.

Het gedoe toch van onze boeren en buitenlui met zoo'n paar stadsmenschen ertusschen, wordt alleen dan belangwekkend en mooi, als gij het interessante eï in weet te pakken en het mooie er ia te zien.

„Ik heb" — schrijft ULFERS, in 'n soort Voorwoord — „gezien de schoonheid van het leven der landbouwers tusschen hun akkers en korenvelden onder den wolkenhemel."

El dat schrijft hij niet maar zoo, maar dat is zoo.

Hij heeft haar gezien, die schoonheid.

En daarbij beschikt hij over dat andere wat voor 'n artist onmisbaar is, over het zoo'.-kunnen uitbeelden van dat waarvan hij zelf de schoonheid gezien heeft, dat 'n ander haar in zijn uitbeelding nu ook ziet.

Set bekoorlijke van dit boek ligt mede in deze artisticiteit van visie en uitbeelding.

Maar dat behoorlijke ligt ook in nog iets anders.

Een werk moet, om 'n kunstwerk te zijn, onmiddellijk werken op uw esthetisch gevoel.

Het moet onmiddellijk wekken uw belangloos welgevallen.

Als 'n sterrenhemel in den helderen nacht. Wanneer ik naar de sterren opzie heb ik liefst niet iemand naast mij, die telkens roept, „neen maar kijk die hier eens schitteren en och hoe mooi glinstert die groote daar!"

E a zoo ook moet er tusschen 'n kunstwerk en den mensch, die het genieten zal, niemand staan.

Ook de kunstenaar zelf niet.

Kunst is nu eenmaal iets anders dan wetenschap.

De akademische docent mag en moet zijn hoorders attent maken op het mooie in het vak wat hij doceert; bij zal daardoor voor het vak bezielen, er belangstelling voor wekken; maar de kunstenaar doceert niet.

Ea nu is ULFERS genoeg artist om niet tusschen u en zijn werk te gaan staan.

IQ de stof van het woord beeldt hij ze uit de beelden zijner dichtende phantasie, en dan laat hij die uitbeelding zelf op u werken, zonder er nog wat bij te zeggen.

Natuurlijk heeft hij ze verbeeld, hier wat af en daar wat bij, die menschen, die hij gezien heeft met zijn lichamelijke oogen.

Hij heeft ze verbeeld, dien met eigen oogen gezienen Wiegen den droomer; dien dominee Senserfi" en diens lieve vrouw, de dame-predikantsvrouw; dien Harders, den rijksten boer van Oostloorn, en dien Ilting den klokkeluider, en die Ake en Fenne en Snippe en dien anderen dominee, dien Walter en al die andere menfchen in zijn tien schetsen.

Verbeeld heeft hij ook dat Oostloorn, dat Overijsselsche dorp, dat aan de schetsen de eenheid van plaats geeft; verbeeld heeft hij ook de < ioleering; verbeeld dat Jade den knecht weerin eere-herstellen door Harders den boerenaristocraat, die tegen Jade zijn knecht onrecht had gepleegd.

Verbeeld heeft hij dat alles, want niet photographie maar schilderwerk is kunst,

Maar, en ook daarom charmeert dit boek zoo, XJLFERS verbeeldt met een zoo hoog artistieke verbeelding dat hij, door hier wat af en daar wat bij te doen een reproductie geeft waarbij de natuur door den geest van baar toevalligheid is ontheven; haar het stempel van den geest is opgedrukt.

Verbeelde natuur, maar toch natuur is Oostloom.

Want al die menschen uit de tien schetsen ïijn echte menschen; menschelijk, echt menschelijk ook in het, psychologisch fijn geteekend, zielbeweeg van hun dwepen en hunmetelkaarstrijden; van hun zich verontwaardigen en hun berouw hebben; van hun liefde en hun haat; hun vreugde en droefheid; hun gelooven en twijfelen.

Maar over al die menschen en hun zielbeweeg heeft ULFERS geworpen het heerlijk licht van zijn hoogen geest, niet anders dan de zon die met haar licht donkere wolken in goudglansen zet. Daardoor is het alles, zonder iets van zijn realiteit te hebben verloren, vermooid, verheerlijkt. En dat geldt niet alleen van de menschen, maar zelfs ook van de onbezielde natuur.

Van den wind, van de heide, van de rivier. Die onbezielde natuur gaat leven, zonder dat het, als waar ALLARD PIERSON mij, den met AN­ DERSEN'S sprookjes dwependen student, eens attent op maakte, een feeërie wordt en dus onnatuur. En dan heeft Oostloorn nog een groote ver verdienste waarop ik niet verzuimen mag te wijzen. In dat al straks door mij genoemde Voorwoord laat de schrijver op den toen door mij aangehaalden passus volgen: „Ook heb ik de schoonheid gezien van het leeraarsambt ouder die lieden".

Dat is, oprecht gesproken, als je nu weet, dat deze schrijver zelf predikant is, om je hart bij vast te houden van angst, dat het werk van den artist door dat van den predikant zal worden bedorven.

Multatuli heeft eens, en naar het mij toeschijnt ook terecht, gezegd, dat 'n artist geen catechi seermeester is.

Maar als gij Oostloorn dan gaat lezen, wordt dat beklemmend angstgevoel al minder, om al spoedig geheel te verdwijnen.

Hier is niets van de catechiseermeestersmethode van vele „christelijke" schrijvers.

Zeker, voor het religieuse en het ethische moment in het leven der landbouwers, heeft ULFERS een oog; ook daarin ziet hij de schoonheid van dat leven en ook de schoonheid van het leeraars ambt dat voor die momenten van zoo groote beteekenis is.

Maar ook dat heeft hij gezien als artist, en als artist verbeeld en uitgebeeld.

En juist omdat hij in Oostloorn altijd artist blijft en op geen enkele bladzijde catechiseer meester wordt, acht ik dit zijn boek een model van „christelijke" belletrie.

Er is niets vaa dat opzettelijk „christelijk"doen in; van dat „lezer, let nu eens goed op; " van dat met 'n witte-das-aan voor het publiek komen, wat de „christelijke bel'etrie" zoo dik wijls tot iets als 'n vierkanten cirkel maakt.

Een wazige mystiek ligt over dit hoogzicnig boek.

Een eÉfect hier en daar verkregen óok door dat heenwijzen op het mysterieuse; op wat wij noemen de nachtzijde van het zieleleven met zijn voorgevoelens en vóór-teekenen, en waartegen dan, naar de wet der contrastwerking, toch weer zoo mooi en toch zoo zonder te storen, uitkomt het forsche, het gedurfde realisme van sommige bladzijden.

Ik noemde daar Oostloorn een hoogainnig boek.

En dat is het.

Het is niet alleen artistiek; de schrijver laat u de menschen en de dingen niet alleen zien door zijn kunstenaarsoogen, maar zijn boek brengt u ook in 'n hooge stemming.

Een heilige, een christelijke.

Zelfs waar hij teekent in zijn schets: „de doleering", iets zoo onverkwikkelijk is als de kerkelijke strijd, blijft hij artist, en ik, die nog al een der vaderen van de doleantie ben, werd door het lezen van deze schets dan ook aller minst ontstemd.

Ge voelt dadelijk, hier is niets van wat maar zweemt naar 'n caricatuur van de doleerenden; naar propaganda drijven voor de synodalen.

Eer zou ik zeggen, maar dit ligt geheel buiten • de esthetische beoordeeling, ULFERS laat het kerkelijk moment in het leven van Oostloorn's volk, niet genoegzaam tot zijn recht komen. Wieger de droomer, de onkerkelijke, verstaat niet dat het koninkrijk komt ook door middel van de kerk als instituut, en dat ook hier, om het doel, het middel van belang is. Maar dit als in het voorbijgaan.

Oostloorn acht ik een boek, dat even klassiek zal worden in onze protestantsch-christelijke belletrie als KOETSVELD'S Pastorie van Mast land en, niet te vergeten PIERSON'S Intimis.

Een boek dat men leest en herleest.

Om te genieten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Teestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 mei 1907

De Heraut | 4 Pagina's