GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Dok waren in tuda nog goede dingen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Dok waren in tuda nog goede dingen.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Oek waren in Juda nog goede dingen. 2 Kron. 12 : 12b.

Steeds minder voelt wie met heel zijn hart en heel zijn ziel voor Jezus als zijn Koning heeft gekozen, zich in het leven der wereld thuis. De wereld gaat haar gang, en hij moet het pad van Christus loopen, en die twee wijken steeds verder van elkaar af.

En dit doet te pijnlijker aan, omdat het vroeger anders was. De wereld was vroeger wel niet beter dan nu, maar er lag op de wereld beslag. De godsvrucht had althans in het openbaar over de goddeloosheid getriomfeerd. De wereld moest in het publieke leven zich voegen naar den eisch van Christus. Wel spande het ook toen, en spartelde ze steeds tegen, en dong ze af wat ze afdingen kon. Maar de Kerk van Christus had als staatskerk haar hooge eere; wet en plakkaat luidden onverbiddelijk streng; alle lastering tegen God en zijn heiligen Naam werd te keer gegaan; aan de Sabbathsviering werd de hand gehouden; en al werd, bij allerlei vermakelijkheden op onze markten en straten, ook toen veel door de vingers gezien, — al te stoute brooddronkenheid en al te brutale satansdienst vond toch teugel en breidel. Steeds werd ook door de Overheid de naam des Heeren beleden; Gods heilig Woord gold ook haar als bekleed met het heiligst gezag. Men geloofde nog dat het aan Gods zegen al gelegen was. Men kende nog den dankdag, en schreef nog dagen uit van verootmoediging en gebed.

De hooge eisch van 't heilig Christenleven vond wel op verre na geen voldoening, maar gaf toch den toon aan; en het kind der wereld zette, achter de schermen, het leven naar zijn aard wel door, maar moest er zich toch in schikken en voegen, dat niet zijn geest, maar de geest der vromen den hoogen toon in 't land had.

En dat nu juist is thans andersom geworden. De geest der wereld geeft thans in het openbare leven den toon aan, en het kind van God moet schuilen in zijn tente.

Geestelijk verlies is dit stellig niet. Er is een kruis en er komt een kroon, maar in de Schrift verschuift Christus die kroon voor de zijnen altoos naar de toekomende wereld, en legt ons hier het kruis voor de voeten, met den eisch dat we het willig zullen opnemen, en Hem onzen Oversten Leidsman zuilen nadragen.

Reeds de psalmist zong het ons voor; „'k Sloeg eer ik werd verdrukt, den dwaalweg in, maar nu, geleerd, houd ik uw wet en wegen."

Door veel lijden in te gaan in het Koninkrijk is de weg van Golgotha, en onze eigen zielservaring zet er het zegel op, dat de dagen van druk voor Gods kind tegelijk de dagen van het beste en het meeste gebed plegen te zijn.

Vergelijkt men dan ook wat het Christenvolk in dezen lande in de 19de, met wat het in de 18 de eeuw voor de zaak des Heeren heeft gedaan, dan valt er slechts te roemen in virinste. Van de i6de eeuw, toen Jezus in zuiverheid te belijden een halszaak werd, spreken we niet. Die eeuw is de eer onzer glorie en stond veel hooger. Maar daarna, toen het land stil was, en men teerde op zijn lauweren, wat heeft toen ons Christenvolk voor de zaak des Heeren geijverd en ten offer gebracht, dat ook maar van verre zou te vergelijken zijn met wat nu voor de zaak van Gods Koninkrijk wordt bestaan?

De vrome in eere, en de wereld aan zijn voeten, gaf maar al te vaak een geestelij k-gevaarlijke positie. En omgekeerd, de wereld hoog, en wij haar voet op den nek voelend, schonk vaak wat de Schrift aldus uitdrukt, dat de persing der melk de boter voortbrengt.

En toch, al moet dit voetstoots, en al kan het dankbaar erkend, er is ook een schaduwzijde. Meer dan ééne zelfs.

Wij, voor ons persoonlijk leven, staan hij verdrukking wel veiliger, maar aan den Naam des Heeren wordt de hulde onthouden, die hem toekomt. Nog pas, bij de eerste steenlegging voor het Vredespaleis, Was het onzerzijds één en al de mensch. Alleen zang en muziek moest de weiding geven, maar liep op enkel bewondering voor de toonkunstenaren uit. En niet van onzen kant, maar door een Russisch staats-«nan is „de Goddelijke Zaligmaker, " bij aat werk des vredes tenminste nog herdacht ^n geëerd.

Dit nu deert den godvruchtige en smart hem aan de ziele. Alle volken moeten den Heere loven, al 't aardrijk moet voor Hem «nielen, en in het publieke leven van ons eigen land is 't, alsof er geen Schepper van heniel en aarde bestaat. Hieruit volgt zeker niet, dat 't reeds alles in ongeloof wegzonk, maar o, zoo velen van hen, die dan nog half of heel gelooven, doen het in de stilte, en zwijgen van hun hemelschen Koning. En juist daarin schreeuwt een innerlijke tegenstrijdigheid. „Wij gelooven, daarom spreken wij", heet 't in de Schrift, „we gelooven wel, maar we zwijgen" is de uitvlucht dezer kleingeloovigen.

Pijnlijke strijd en tegenstelling!

Geeft 't heilige den toon aan, dan zinkt 't geestelijk leven. Maar komt nu de wereld er bovenop, en drukt óns 't kruis, dan is er wel geestelijke verheffiag voor de ziel, maar de Naam des Heeren ontvangt zijn hulde niet meer in het publieke leven.

Sterke beenen die de weelde kunnen dragen. Die weelde in het heilige van het openbare leven hebben we gekend, maar de knieën zijn slap geworden. Thans worden de knieën en enkelen weer vast, maar als volk blijft ons onvoldaanheid hinderen. Het Kruis van Christus gloort niet meer van de spitse.

Toch schijnt een onverwachte oplossing voor dezen pijnlijken strijd onder's Heeren hoog bestel naderend.

Veel is ook in ons volksleven veranderd. Dit vooral, dat ons volk zelf thans in de publieke zaak meespreekt.

Dat deed 't vroeger niet Het volk had toen tot zetregel: „Wat de heeren wijzen, mogen wij prijzen!" maar eigen invloed op 't landsbestuur miste het. Zoolang het landsbestuur voor Christus koos, heette 't land Christelijk, en toen datzelfde landsbestuur later van Christus afviel, koos met het bestuur heel 't officieele land tegen onzen hemelschen Koning. Maar thans wordt dit anders. Het volk in zijn verschillende standen en rangen spreekt thans mee. Er klimt uit den boezem van 't volk zelf een invloed naar oven, die den loon aangeeft. Hoe sterker nu de Christelijke actie in het volk zelf werkt, hoe meer de Christelijke toon ook in stateii en raden doorbreekt. En als die toon, die uit den boezem van 't volk zelf opkomt, maar beslist, scherp en duidelijk voor den Christus kiest, dan gaat er allengs een invloed ook op 's landsbestuur uit, die nogmaals, maar nu op veel zekerder grondslag en op heel andere wijs, den naam van Christus zal doen zegepralen.

Ook dit is niet buiten Gods bestel.

Der eeuwen les sprak het steeds welsprekender uit, dat. een met hoog, uitwendig gezag opgelegd Christendom wel een schoonen schijn geeft, maar geen plant kan doen opschieten, die op vasten wortel stoelt. Het ware Christendom bloeide er niet onder op, maar leed er door. En kwam dan ten leste van buiten de anti-christelijke stoot, dan stortte het schijnbaar zoo prachtig gebouw met één slag neer, en bleek de geestelijke onmacht.

Thans zette God de Heere dit om. De schijn verbleekte, maar wat er in 't volk geestelijks zat, kon nu uitschieten en opbloeien. En een rijske bloeide op ook uit onze dorre aarde.

Maar nu moest 't dan ook uitkomen, wat er in het volk zelf nog aan geestelijke kracht school. Droef kwam dit in Frankrijk uit, waar nu ten tweeden male, bij overgroote meerderheid, het volk zelf voor den afval koos. Maar juist daarmee vergeleken, voegt het ons», met innigen dank in de ziel te roemen, dat ook van ons land gelden mag, wat de Schrift van Rehabeam's rijk getuigt: Ook waren er nog goede dingen in Juda,

Bang is ook ten onzent de worsteling geweest, eer de stem van ons Christenvolk kon doordringen. Maar eindelijk drong die stem dan toch door, en nu bleek het tot ieders verrassing, wat macht van Christelijke overtuiging er in ons goede volk nog stand hield. Veel week af, al te veel viel af, maar er bleek dan toch in Nederland nog meer dan „een overblijfsel" te zijn; en al is't ook hier niet alles goud wat er blinkt, er bleek dan toch door ons volksleven nog een machtige Christelijke ader te loopen. Een uitkomst, daarom te opmerkelijker, omdat, naarmate we wiesen, de tegenstand te feller werd.

Ons volk is op de zeef geschud, het is in de smeltkroes beproefd, geen poging bleef onaangewend, om wat zich verlokken liet, te verleiden. En desniettemin was de uitkomst reeds meer dan eens, dat ons volk in zijn meerderheid voor Christus als zijn Koning kiest.

Hierin is de nawerking van onze historie, Hierin bloeit het zaad op dat door een vorig geslacht is uitgestrooid. Hierin vertoont zich de zegen van ons Christelijk huislijk leven; hierin werkt de macht vsin de gestadige lezing der Heilige Schrift; hierin is de triomf van ons Christelijk onderwijs; hierin gaat de geur op van de in ^oud en zilver gebrachte offeranden. Hier«n aueint de wierook der gebeden; hierin ritselt de vrucht der gezonde prediking; hierin vlamt en vuurt de ijver van het vereenigingsleven onder onze arbeiders en jongelingen. Hierin glanst de uitkomst van een rijke philantropie en van toewijding aan de zending.

Al deze beekskens van het Christelijk leven, ze vloeien in deze omzetting van den volksgeest als in één breeden stroom uit. Zeg zelf dan, is 't dan overdreven, als we, ziende op dezen verrassenden keer, ook in ons land 't dankend roemen: Ook waren er nog vele goede dingen in ons Juda!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 augustus 1907

De Heraut | 2 Pagina's

„Dok waren in tuda nog goede dingen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 augustus 1907

De Heraut | 2 Pagina's