GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Revisie van onze Staten-overzetting.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Revisie van onze Staten-overzetting.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Zelfs de Roomsche Kerk, die aan haar kerkelijk geijkte Latijnsche vertaling der Schrift, gewoonlijk kortweg de Vulgaat genoemd, wat den religieus-ethischen inhoud en het wezen der dingen betreft, een zoo ' absoluut geldend gezag toekent, dat niemand die vertaling, zelf met een beroep op den grondtekst niet, weerspreken mag, heeft toch de pretentie, dat de teJksi van deze vertaling voor alle tijden onveranderlijk moet vaststaan, niet durven volhouden. Paus Pius V heeft wel, toen hij in 1590 de ofTicieele editie van de Vulgaat in het licht gaf, op straffe van ex-communicatie verboden in dezen tekst eenige verandering aan te brengen, maar reeds twee jaar later verscheen een nieuwe uitgave met 2000 verbeteringen, en tegen een kerkelijke revisie van de Vulgaat heeft de Roomsche Kerk nooit bezwaar gehad.

Nog veel minder kan er daarom voor ons. Protestanten, die zulk een goddelijk gezag aan de Staten-vertaling niet toeken­ r nen, bezwaar bestaan om de noodzakelijkheid van een herziening der Staten-overzetting, nadat ze drie eeuwen onveranderd bleef, toe te stemmen. Wat de Hoogleeraren Bavinck, Kuyper en Rutgers in 1895 leverden, heeft toch met zulk een revisie niets uitstaande. Wel heeft men van moderne zijde dit gemeend en kwam Ds, Vos uit Woudsend in het Handelsblad zelfs een quasi-geleerd betoog opzetten, dat deze nieuwe vertaling zonneklaar bewees, hoe „onwetenschappelijk" de exegese aan de Vrije Universiteit gedreven werd; maar deze dwaze kritiek was alleen daaraan te wijten, dat hij de voorrede voor deze vertaling niet eens gelezen had. Uitdrukkelijk toch was door deze Hoogleeraren verklaard, dat ze geen nieuwe vertaling, zelfs geen revisie van de bestaande overzetting wilden leveren maar alleen een weergeven van" den teksj der Staten-overzetting in het Nederlandsch, zooals het thans gesproken wordt. Hoe hoog deze arbeid ook geschat moet worden en hoezeer hij getuigenis aflegt van groote nauwkeurigheid en kennis onzer taal, deze verbeterde tekst geeft voor de herziening van de vertaling zelve zoo goed als niets. Van Gereformeerde zijde moet hier de eerste hand nog aan den ploeg geslagen worden. En we zijn dankbaar, dat thans van steeds meer zijden stemmen opgaan, die voor zulk een revisie komen pleiten.

Voor onze predikanten baarde dit vraag-, stuk reeds lang moeite en verdriet. Voorzoover ze studie maakten van hun preeken en door grondige exegese zich voorbereidden voor hun taak, stuitten ze niej, ^elden op teksten, die in onze vertaling niet volkomen zuiver de bedoeling van het oorspronkelijke weergaven. 'Ze moesten dan wei één van beide doen: óf de Statenvertaling voor de gemeente afkeuren en inplaats daarvan een eigen vertaling geven, of wel ze moesten aan de Statenoverzetting getrouw blijven, maar dan prediken over een tekst, die naar hun overtuiging den zin van de Schrift onjuist weergaf. Beide nu brengt even ernstige bezwaren mede. Houdt men zich aan de gebruikelijke vertaling, ook al acht men deze onjuist, dan doet men zijn exegetisch geweten geweld aan; men predikt dan over een tekst, die er feitelijk niet aldus staat, en mist dan de bezielende overtuiging, die alleen kracht aan de prediking kan geven, dat wat men verkondigt waarlijk Gods Woord is. En levert men daarentegen op eigen hand een verbeterde vertaling met afkeuring van de Statenoverzetting, dan wekt men allicht bij de gemeente wantrouwen in de gebruikelijke overzetting en wordt in elk geval de gemeente geheel afhankelijk gemaakt van het subjectieve inzicht van den prediker, daar ze elk middel mist om te kunnen controleeren of zijn opvatting wel de juiste is. Nu kan die moeilijkheid zeker nooit geheel vermeden worden, want zelfs bij de uitnemendste overzetting zal er geschil van gevoelen overblijven. Maar dit neemt toch niet weg, dat de Kerk te zorgen heeft dat zulke geschillen zich zoo weinig mogelijk kunnen voordoen, en daarom met name voor de Bediening des Woords een overzetting heeft te leveren, die beantwoordt aan de resultaten van de wetenschap van onzen tijd.

Doch ook ons volk zelf voelt, al is het in niet zoo sterke mate, de behoefte wel aan een verbeterde vertaling. Er zijn in onzen Bijbel geheele gedeelten, vooral in de brieven van den Apostel Paulus en in de profetische en dichterlijke boeken van het Oude Testament, die bij het lezen uiterst moeilijk zijn om te verstaan. Nu ligt dit zeker niet alleen aan de vertaling. Met name de profetische boeken van het Oude Testament eischen een zeer grondige kennis van de toestanden in Israël en de omliggende volkeren, van de eigenaardige profetische dictie en symboliek om hun inhoud te begrijpen. Onze Staten-overzetters hebben daarom wel zeer wijs gedaan, toen ze-aan den tekst een korte verklaring toevoegden om deze duistere plaatsen op te helderen. Maar afgezien van deze moeilijkheid, die zelfs de beste vertaling niet wegnemen kan, blijft het waar, dat een duidelijker en nauwkeuriger vertaling veel zou kunnen bijdragen om deze gedeelten der Schrift begrijpelijker voor ons te maken. Wie bij zijn studiën van de Schrift de nieuwere verlalingen in hetDuitsch, FranschofEngelsch met onze Staten-overzetting vergelijkt, zal dit terstond beamen. Menige tekst, die in onze Holiandsche vertaling onbegrijpelijk is, wordt duidelijk, wanneer men zulk een andere vertaling er bij naslaat. En waar het van zoo hoog belang is, dat ons volk niet een deel, maar heel de Schrift leere verstaan, daar kan de noodzakelijkheid van een nieuwere en betere vertaling, of wil men, van een herziening van onze Statenoverzetting, wel door niemand worden betwist.

En evenzeer als we het met Dr. Noordtztj eens zijn over de noodzakelijkheid der revisie, stemmen we ook van harte toe, dat de revisie niet van een bijbelgenootschap of vorstelijk persoon, maar van de Kerk behoort uit te gaan. Aan de Kerk zijn de woorden Gods toebetrouwd; zij is een pilaar en vastigheid der waarheid; zij heeft van God de taak en roeping ontvangen om te zorgen, dat de Heilige Schrift in de landstaal wordt verspreid. Onze Staien-o-vttzetting draagt dien naam dan ook in zooverre ten onrechte, dat deze vertaling niet van de Staten is uitgegaan of op haar last is vervaardigd, maar te danken is aan de Dordtsche Synode, waar de Kerken het besluit tot die vertaling hebben genomen, de regelen van dien arbeid hebben vastgesteld en de personen voor dat werk hebben aangewezen. De Overheid heeft niet anders gedaan dan dit besluit sanctionneeren en de noodige gelden Voor de uitvoering toestaan. Thans, nu de Overheid niet eens professie meer doet van de Gereformeerde religie en neutraal staat tegenover de verschillende Kerken, kan er nog veel minder sprake van wezen, dat de Overheid totdat werk geroepen zou zijn. Een herziening van de Staten-overzetting behoort daarom van de Kerken zelve uit te gaan.

Ook heeft Dr. Noordtzij volkomen terecht ingezien, dat zulk een herziene vertaling van belang is niet alleen voor onze Gereformeerde Kerken, maar dat daarbij ook rekening moet worden gehouden met de Kerken in en buiten ons land, die dezelfde overzetting gebruiken. Hier begint echter reeds de eerste moeilijkheid bij de uitvoering van dit plan, waarop we wilden wijzen. Dr. Noordtzij stelt n.l. voor om ook de Synode der Nederl. Herv. Kerk uit te noodigen tot samenwerking. Nu zijn we niet sectaristisch, en we zouden ons kunnen denken, dat met behoud van al onze principieele bezwaren tegen de synodale organi.9atie der Ned. Herv. Kerk, op een bepaald punt, waar het een algemeen

landsbelang gold, een zekere saamwerking mogelijk was. Voor zulk een saamwerking is echter onverbiddelijk eisch, dat daardoor in niets te kort zou worden, gedaan aan de heiligheid van onze geloofsovertuiging. Het is daarom niet voldoende, dat men over en weer fofineel de overtuiging uitspreekt, dat onze St^ten-overzetting revisie behoeft, men moet het ook vooraf er over eens zijn in welken geest die revisie zal geschieden.

Bij de vertaling van een notarieel stuk, een diplomatieke acte, een litterair product van onzen tijd doet het er niet toe, welke beginselen de vertaler is toegedaan ; als hij maar een kundig man is, die zijn talen verstaat en trouw den inhoud weergeeft, kan men daarvoor iedereen gebruiken. Maarzoo staat het niet met de vertaling der Heilige Schrift. Niemand twijfelt er aan, dat de Leidsche overzetters kundige mannen ? ijn, die hun Hebreeuwsch en Nederlandsch goed verstaan, en dat zij voor hun conscientie eerlijk en nauwgezet zijn te werk gegaan; maar toch behoeft men hun vertaling maar op te slaan, om op schier elke bladzijde het bewijs te ontvangen, dat deze vertaling van moderne, d. i. van ongeloovige zijde is uitgegaan. Dat blijkt niet alleen uit de begeleidende aanteekeningen en toelichtingen, maar uit den tekst zelf, uit de wijze waarop vertaald is, uit de keuze zelf der woorden. Wie de Schrift niet als Heilige Schrift, mtt als Gods Woord erkent, kan geen vertaling leveren, die voor de Kerk van Christus te gebruiken is.

Bij de vertaling der Schrift toch komt het er niet alleen op aan, woord voor woord getrouw weer te geven, maar heeft men in de eerste plaats vast te stellen welken tekst men als authentiek erkennen zal. Heel de vraag van de tekstcritiek in engeren zin komt hier dus aan de orde, en men zou willens blind moeten zijn om niet te erkennen, hoeveel invloed reeds daarbij het standpunt uitoefent, waarop men staat. De ongelqovige criticus, die in de Schrift niet anders dan een oude oorkonde ziet, veroorlooft zich met een vrijmoedigheid, die zelfs op litterair gebied nauwelijks geduld zou worden, allerlei wijzigingen en verbeteringen in den tekst aan te brengen, waartegen een geloovig geleerde wel zeer ernstige bezwaren zou hebben. Maar gesteld al, dat men het over den tekst zelf eens werd, dan was daarmede nog slechts de eerste moeilijkheid overwonnen. Nog veel grooter verschil van gevoelen zou zich daarna openbaren bg de vertaling zelve. Die vertaling is niet een letterlijke overzetting, maar hangt op menig punt weer af van de exegese of uitlegging, die men aan de woorden geeft. Zonder grondige exegese is een vertaling vooral van de moeilijke gedeelten der Heilige Schrift onmogelijk. De vertaling zelve is een vertolking van de gedachten van den schrijver, en onderstelt, dat men over die gedachten tot klaarheid is gekomen. Hoe zou dan ooit een moderne, die er bij vele teksten een gansch andere exegese op na houdt dan een orthodoxe, tot dezelfde vertaling kunnen komen.' Wanneer Rome in Ef. V vertaalt: het sacrament des huwe lijks is groot, terwijl alle protestantsche bijbels hebben: de verborgenheid des hu welijks is groot, dan ligt achter deze beide vertalingen een dogmatisch geschil. En waar zelfs een roomsche vertaling anders zal moeten zijn dan een protestantsche, hoeveel grooter zal dan het verschil niet wezen tus schen een moderne en een orthodoxe ? En eindelijk, al stelt Dr.Noordtzij voor de uitgebreide kantteekeningen weg te laten, hij wil toch een korte inhoudsopgave boven elk hoofdstuk behouden en hier en daar een enkele toe lichting bij den tekst plaatsen. Spreekt het niet vanzelf, dat ook daarbij het verschil in geloofsovertuiging uitkomen moet? Een korte inhoudsopgave boven Jesaja 40—66 zal van een geleerde, die op het standpunt der 'nieuwere kritiek staat, geheel anders moeten luiden dan van een, die gelooft dat ook deze profetie van Jesaja afkomstig is en vóór de ballingschap is gegeven.

We wijzen op deze bezwaren met nadruk, om daarmede scherp te doen uitkomen, hoe ongerijmd het zou wezen, in een commissie, die voor een nieuwe vertaling zou moeten zorgen, alleen te vragen naar mannen van wetenschap en niet naar mannen van een geloofsovertuiging. Maar daaruit volgt dan ook^ dat medewerking van de Haagsche Synode in te roepen, op ons standpunt onmogelijk zou wezen. Bestond de Synode in haar meerderheid uit modernen, dan zou zij mannen als Prof. Oort aanwijzen, en hoe zou ons Gereformeerde volk ooit vertrouwen kunnen hebben in een vertaling, die uit zulke handen ons geschonken werd? Was de Haagsche Synode toevallig in haar meerderheid ethisch, dan zouden i^nnen als Prof, Wildeboér worden benoemd, die wat zijn kritisch standpunt aangaat, zelf erkent tot de school van Kuenen-Wellhausen te behooren en geheel op den door hen gelegden grondslag voort te bouwen; en hetzelfde bezwaar bleef bestaan.

Naar het ons voorkomt, heeft Dr. Noordtzij met dit bezwaar te weinig rekening gehouden. Toen de Dordtsche Synode tot de benoeming der overzetters overging, wees de voorzitter er terecht op, dat bij die keuze niet alleen op' wetenschap en kennis moest gelet worden, maar oc4c op vroomheid en godzaligheid, opdat het volk een goed vertrouwen in de nieuwe vertaling hebben zou. Voor onzen tijd geldt die ver maning niet minder. Een vertaling, die ten deele door moderne of ethische theologen ons geleverd werd, zou nooit bet vertrouwen van ons volk kunnen verwerven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 november 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Revisie van onze Staten-overzetting.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 november 1907

De Heraut | 4 Pagina's