Een der Doopsgezinde

Een der Doopsgezinde predikanten merkt ons op, dat wat we schreven aangaande den invloed der Rijkssubsidie op de Doopsgezinde gemeenten niet juist is :

Geachte Redacteur !

Im uw artikel: „De zilveren koorde"' no V, lees ik: „wanneer de rijkssubsidie ophield voor de Remonstranten, vc or de Doopsgezinden, voor de Lutherschen, en ook hier de gemeente te zorgen had voor het tractement, zou men zien, hoe geheel anders de kerkelijke toestand werd.”

Met name wat den Doopsgezinden betreft, is dit onjuist en het verwondert me, dat u dej Doopsgezinden hierin betrekt, die er voor bekend staan door selfhelp hun gemeente te hebbeu bevestigd, 't Is waar, er zijn gemeenten, die van het oude beginsel zijn afgeweken en Staatshulp hebben gevraagd en verkregen; maar, het is slechts een kleine minderheid.

Van de 130 gemeenten ontvangen een 37 Rijkssubsidie; het hoogste bedrag dezer subsidie is / 500 en dat in eese stadsgemeente, waar het tracteraent / 2500 bedraagt.

Wanneer u DU bedenkt^ dat de overgroote meerderheid der gemeenten modern zijn, ook van die welke geen cent van het Rijk ontvangen, dan ziet u, dat uwe bswsring onhoudbaar is, dat met het intrekken der subsidies deze gemeenten zouden inzinken.

Ze genieten geene of zeer luttele subsidie en blijven nochtans dezelfde. Ter verklaring hiervan moet u rekening houden: i. met de cffirvaardigheid der voorgeslachten; 2. met de in kleine kerken steeds grootere liefde tot de gemeenten, dan in groote volkskerken, welke liefde nog lang nawerkt ook bij gemis van het geloot der vaderen.

Hoogachtend en heilbiddend,

Blokzijl, Mei ”08.

Uw. dn., G. HOFSTEDE.

Gaarne geven we aan deze rectificatie een plaats. Want uit de hier genoemde feiten büjkt metterdaad, dat we ons vergist hebben ten opzichte van de Rijkssubsidie voor deze gemeenten.

Toch doet dit aan de juistheid opmerking in het algemeen niet af.

In de eerste plaats is nooit door ons beweerd, dat de modernen niet in staat zouden zijn finantieel voor bun godsdienstoefeningen te zorgen. De Vrije Gemeente van den heer Hugenholtz en de Protestantenbond toonen dit wel anders. De moderne richting vindt vooral haar vertegenwoordigers en aanhangers onder de rijkere klasse onzer burgerij. En waar in menige Hervormde Kerk het modeüisme op den kansel niet meer geduld wordt, hebben deze modernen een toevlucht gezocht in de kleinere Kerkgesootschappen, waar het modernisme nog machtig is. Dat daardoor A'i inkomsten dezer Kerkgenootschappen gestegen zijn, spreekt vanzelf,

Ea in de tweede plaats wijst onzeinzendei-er zelf op, dat de Doopsgezinde gemeenten over 't algemeen niet misdeeld zijn aan aardsche goederen. Het voorgeslacht bracht groote kapitalen bijeen, die renten afwierpen. Eerst door een uitvoerige statistiek zou kunnen blijken, in hoeverre de moderne doopsgezinde gemeenten uit de renten dezer kapitalen 6f door de offervaardigheid der gemeenteleden voor de bezoldiging harer voorgangers zorgen.

Hieruit blijkt, dat de toestand, waarin de Doopsgezinde gemeenten verkeeren, metterdaad een exceptioneel karakter vertoont.

En de exceptie stoot den regel niet omver, maar bevestigt dien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen