GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vereenigingsleven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vereenigingsleven.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOE GEVEN WIJ?

e Bekend is het verhaal van een der buitenlandsche zendingsvereenigingen, voor welker leden deze drievoudige regel gold: Ieder geeft; ieder geeft naar vermogen; ieder geeft blijmoedig.

In die vereeniging gebeurde het eens, dat een rijk man in een vergadering een betrekkelijk geringe gift ter tafel neerlegde. De voorzitter schoof die gift echter naar den gever terug met de bedaarde en vriendelijke opmerking, dat met die gift niet aan den tweeden regel v.oldaan werd. Gekrenkt haalde toen de rijke man een bankpapiertje uit zijn portefeuille en duwde het et een driftige beweging den voorzitter toe. Deze weerde echter ook deze gift af met de pmerking, dat met die gave niet aan den erden regel voldaan werd. De beslistheid van en voorzitter bracht den rijke tot nadenken. e norsche, gekrenkte uitdrukking verdween angzaam aan van zijn gelaat en maakte voor riendelijker trek plaats. En toen, na eenige ogenblikken, met opgehelderd gelaat, haalde q nog een zoo'n bankpapierije uit zijn porte-

reuille en stelde het zoo verdubbelde bedrag vriendeliik ter hand aan den voorzitter, die het dankbaar aanvaardde.

Zonder nu dit verhaaltje, dat den meesten onzer uit de schooljaren nog wel bekend zal ziJD, als voorbeeld te stellen van de wijze waarop in vereenigingen gehandeld moet worden, moet toch gezegd, dat in dien drievoudigen regel veel schoons ligt,

Immers is het geheel in overeenstemming met het goedkeurende woord, hetwelk Jezus Ofer de daad van de atme weduwe, die haar laatsten penning gaf, sprak, dat een ieder geeft, hoe arm hij ook zij.

Zoo ligt ook in de gansche Heilige Schrift — zoo bv. ook daar, waar gesproken wordt van het geven van tienden — de gedachte uitgedrukt, dat het geven gelijken tred moet houden met, in een zekere normale verhouding moet staan tot het vermogen.

En in de derde plaats is niets duidelijker en letterlijker in den Bijbel aangaande het geven uitgesproken dan dit, dat God liefheeft den blijmoedigen gever.

Maar in dien regel, dat ieder geeft en dat ieder naar vermogen en blijmoedig geeft, ligt niet uitgesproken, dat ieder zóó heeft te geven, dat de rechterhand niet weet wat de linker doeï. En dat is toch ook een beginsel, dat door den Heere Jezus zoo beslist mogelijk is uitge­ sproken.

Dat wil nu heelemaal niet zeggen, dat eene Vereeniging, die Christelijken arbeid verricht, nu maar zoo op goed geluk af aan den arbeid mag gaan. Allerminst, want zoo goed als ieder huishouden, ieder gezin, de tering naar de nering moet zetten, zoo goed moet ook iedere Vereeniging in zoo verre weten, waar zij met hare finantiën aan toe is, dat zij weet, bare huis houdelijke uitgaven te kunnen bekostigen zouder schulden te maken.

Daartoe moet zij weten, welke bijdragen haar leden bereid zijn regelmatig te geven; en wie zich daaraan onttrekken wilde met een beroep op de verplichting, dat men geven moet zóó, dat de rechterhand niet weet wat de linker doet, zou daaraan al een heel verkeerde uitlegging geven en het vermoeden doen rijzen, dat het eigenlijk het geven zelve was, waaraan men zich onttrekken wilde.

Vanzelf rijst nu echter de vraag, oi men goed doet met bij het oprichten van vereenigingen voor Cbristelijken arbeid een minimum van contributie vasttestellen, en ofhet niet beter ware, het bepalen van de contributie volkomen vrij te laten, zoodat een ieder, die ook maar eenige bijdrage gaf, als lid toe kon treden, indien hij maar instemming met doel enz. der vereeniging betuigde.

Dat kan zeker gewenscht zijnj maar als sommige vereenigingen anders doen en wel een minimum vaststellen, mag haar daar geen grief van gemaakt worden. Want de praktijk van het leven leert, dat bet wel gebeurt, dat kwaadwilligen, — die komen helaas onder Christenen ook wel eens voor—, als het niets kost, tal van leden werven om door een overrompeliog hun zin dcortedrijven. En de drang tot zelfbehoud brengt er vele vereenigingen toe, die mogelijkheid eenigermate af te snijden door het vaststellen eener zoodanige minimum contributie, die een zekere opoffering veronderstelt.

Volgt men deze bandelwijze, dan wordt daarmede allerminst een element van mammonisme en kapitalisme geïntroduceerd in onze vereenigingen.

Want immers stelt men daarmee het lidmaat schap onzer Christelijke vereenigingen niet te koop. Het lidmaatschap verkrijgt alleen wie instemt met doel en grondslag der vereeniging. Maar daarnaast wordt als voorwaarde aan het lidmaatschap verbonden, dat men eene zoodanige geldelijke bijdrage levere, die bewijst, dat men ernst maakt met het steunen van den arbeid der betrokken vereeniging, en bereid is, zich daarvoor eenige opoffering te getroosten.

Gevraagd moet evenwel worden, of men, met zoo te handelen, niet ingaat tegen den geest van den Bijbel en tegen het uitdrukkelijke woord van den Heere Jezus, die zulk een rijken zegen verbond aan de geringe gave van de arme weduwe.

Mag men zulke armen, die met een geringe gave het bewijs geven van een zeer groote oiTervaardigheid, afwijzen en buiten onze vereeni gingen sluiten?

Die vraag beantwoordt een onzer plaatselijke bladen aldus:

„Van het penningske der weduwe wordt nog al eens misbruik gemaakt.

„Het gebeurt toch zoo nu en dan, dat in vereenigingen het stellen van een minimum grens d voor contributie achterwege wordt gelaten, omdat bij het stellen van zekere grens de weduwe voor haar penningske geen zeggenschap in de vereeniging zou kunnen erlangen.

„Men ziet dan echter over het hoofd, dat iedere gave, hoe klein ze ook is, zoodra er recht van medezeggenschap aan ontleend wordt, het karakter van penningske der weduwe verliest, in den zin waarvan Jezus er van sprak. Want het eigenaardige van de gave der arme weduwe was juist, dat ze in alle stilheid gegeven werd, zonder dat iemand, behalve Jezus, er erg in had.

„Is het dan ook om redenen uit de praktijk, om overrompeling door kwaadwilligen te voorkomen, in vereenigingen vaak noodig, dat zekere grens voor de contributie gesteld wordt, dan moet men daar niet tegen reageeren met een verwijzing naar het penningske der weduwe, want die verwijzing mist allen logischen zin.”

Staat dit alzoo vast, dan is daarmee hoegenaamd niets te kort gedaan aan den eisch van het goede beginsel voor alle Christelijk geven, dat het bescheidenlijk — dat geldt ook voor vaste bijdragen, voor regelmatige contributiën — en in alle stilheid en in het geschiede.

Hoe vaak gebeurt het niet, dat de praktijk leert, hoe schadelijken invloed het heeft, als van dat goede beginsel wordt afgeweken. r

Zeker kan er op het gebied van den Christelijken arbeid in de een of andere vereeniging zulk een geldelijkenoodstand zijn, dat het zeer gewenscht is als deze of gene het initiatief neemt en zegt: „komt, laat ons aan dien toestand onmiddellijk eeii einde maken", en t dan meteen ter aanmoediging een flinke gave op tafel legt.

Zeker ook kan er wel eens een edele wed strijd tusschen gevers zijn als om den zegen, dien het geven ook voor het eigen hart heeft, en tiit begeerte, om nu eens iets meer te mogen geven dan de minder met aardsche goederen bedeelde.

Maar over 't algemeen is er aan het geven van groote gaven, als het niet bescheiden en stil, in het verborgen, geschiedt, eer een vloek dan een zegen verbonden.

Komt het niet dikwijls voor, dat een groote en milde geldelijke gave, zóó gegeven, dat niet alleen de rechterhand wist wat de linkerhand deed, maar dat alle broeders het zien en hoo-'en konden, ten gevolge had, dat in het hart dier broeders iets van bitterheid werd wgkker v b geroepen, van bitterheid tegen wie zich zoo op zijn geld liet voorstaan, en dat zoodoende meer geestelijk kwaad gesticht werd dan materieel nut ?

Daar is een vloek des gelds, die ook wel eens in den kring van onze Christelijke vereenigingen zoekt binnen te dringen, en waartegen ieder te waken heeft, ter wille van zich zelf en ter wille van zijnen broeder.

Vraagt men dan ook, hoe gegeven moet worden voor allen Christelijken arbeid, waartoe onze vereenigingen zich opmaken, dan sta hier als antwoord deze viervoudige regel:

Een ieder geeft; een ieder geeft naar zijn vermogen; een ieder geeft blijmoedig; een ieder geeft in stilheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 oktober 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Vereenigingsleven.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 oktober 1908

De Heraut | 4 Pagina's