GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de roomsche pers wordt in den

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de roomsche pers wordt in den

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 19 Februari 1909.

In de roomsche pers wordt in den laatsten tijd met nadruk gewezen op de stuitende achteruitzetting der roomschen bij de benoemingen aan de Universiteiten en andere instellingen van vretenschappelijken aard.

Of deze klachten in verband staan met het plan, waarvan dezer dagen het gerucht door de pers ging, om binnen kort te Utrecht een roomsche Universiteit te stichten, waarvoor reeds een terrein zou ztjn aangeboden en een stichtingskapitaal bijeengebracht, laten we in het midden.

Van belang is voor ons alleen, dat ook uit deze klacht weer blijkt, hoe het liberalisme de Echoone leuze van „gelijk recht voor allen" in practijk heeft gebracht. De staten, die de Tijd overlegt, zijn ia dat opzicht welsprekend.

Op de 243 hoogleeraren, die te Leiden, Utrecht, Groningen, Amsterdam en Delft benoemd werden door de Overheid (de kerkelijke hoogleeraren zijn niet meegerekend), zijn er drie roomsch.

Onder de aj curatoren, die voordeHoogescholen te zorgen hebben, bevinden zich 5 roomschen. Twee daarvan komen dan nog op rekening van Delft en Amsterdam, zoodat er voor de Rijksuniversiteiten i, zegge éen, overblijft.

In de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, een lichaam dat evenzeer van den Staat uitgaat, ztjn op de 97 leden 2 roomsch.

Volkomen terecht merkt - de Tijd hierbij op, dat de schuld van deze verhoudingen niet te zoeken is» bij de Christelgke Ministeries. Vooreerst komen vacatures niet zoo veelvuldig voor, dat onder twee Christelijke Ministeries hierin reeds een radicale ver andering kon gebracht worden. Ea ten tweede geschiedt de voordracht tot de benoeming door Curatoren, gehoord de Faculteit, en al is de Minister niet in absoluten zin aan die voordracht gebonden, toch gaat het niet gemakkelijk, van zulk een voordracht af te wijken. Men weet, welk een storm van verontwaardiging er opstak, toen het vorige christelijke Ministerie het waagde, buiten de voordracht om een Gereformeerde tot hoogleeraar te Utrecht te benoemen.

De oorzaak van deze wanverhouding wordt daarom door de Tj^V^aan de volgende oorzaken geweten:

1e. doordat men in de universitaire kringen absoluut geen rekening houdt met hetgeen van roomsche zijde gepracstcerd wordt.

­ 2e. door de opsluiting in engen kring van collega's, die voor verreweg 'jt grootste deel van één politieke en godsdienstige e belijdenis zijn, de liberale.

3c. door de voor ons rampzalige wijze, waarop voordrachten en benoemingen van hoogleeraren plaats vinden, nl. doordat een liberaal Curatorium, gellöord een liberale faculteit, de voordracht opmaakt, en daarop nooit anders dan een liberaal wordt geplaatst.

Natuurlijk geldt ditzelfde evenzeer voor de geloovige Protestanten. Met uitzondering van de Theologische faculteit, is de verhouding voor hen weinig gunstiger te noemen. Een ofiicieele staat is hier moeilijker te geven, maar het zal de vraag zijn, of onder Curatoren en hoogleeraren der verschillende Hoogescholen het getal van hen, die in positieven zin het Christelgk geloof belijden, veel meer dan een dozrjn bedragen zsX.

Zulke verhoudingen zijn niet alleen een ergernis in een land, dat nog altoos een Christelijk land wordt genoemd, maar ze toonen ook, hoc alk gevoel van recht bij de liberale partij ontbreekt.

Natuurlijk niet, alsof men altoos en bewust elk nict-libcraal zou uitslultea. Een enkele benoeming, zooals van Prof. Bakhuis Rooseboom, toont dat wel anders. Maar omdat men, gelijk de Jy^ terecht opmerkt, in deze kringen zoo goed als nooit kennis neemt van wat van andere zijde gepraesteerd wordt, of al wat niet met den heerschenden geest aan de Universiteiten overeen komt, als „onwetenschappelijk" brandmerkt.

Bijna jammerlgk is dan ook de houding, die de liberale pers bij de bespreking van het vraagstuk inneemt. In plaats dat ze bij het zien dezer cijfers het schaamrood op de wangen krijgt en zelf op herstel van dit onrecht aandringt, antwoordt ze nog met het grievende verwijt, dat de oorzaak van deze verhouding bij de geloovigen zelf ligt. Immers het ongeluk wil nu eenmaal, dat er onder de geloovigen zoo weinig wetenschappelijke mannen zijn. Natuurlijk wordt daarbij vergeten, dat mannen als Groen van Frinsterer en Da Costa, Alberdingh Thijm en Nuyens — om van de thans levenden niet te spreken — die hun geloof wèl behielden, nooit een professorale zetel zijn waardig gekeurd.

Oirerigens is de cirkelredeneering volmaakt, Een liberale regeering benoemt liberale Curatoren en liberale hoogleeraren. Deze liberale hoogleeraren zorgen door hun onder wgs, dat hun leerlingen met de liberale begrippen doordrongen worden. De weinige studenten, die aan deze liberaliseering weer stand weten te bieden, worden wetenschap' pelijk niet voor vol aangezien en hebben geen de minste kan.s op een benoeming. Hun wetenschappelijke aandrift gaat Inden stroom van het practische leven onder. Daar alleen kunnen ze hun krachten ontwikkelen. En straks wascht het liberalisme zich de handen in onschuld en verklaart: we zouden gaarne geloovige mannen benoemen, maar de eerste eisch is de wetenschappelijkheid, en zie, juist deze ontbreekt helaas bij u.

Toen Keizer Julianus de Afvallige, die het Christendom niet openlijk dorst aantasten, toch het Christendom feitelijk van zijn invloed op het volksleven wilde berooven, beval hrj, dat van alle scholen de Christelijke leeraars zouden worden geweerd.

De Christenen zouden geduld worden, maar van de wetenschappelijke instituten, die de leiding gaven aan dé geesten, moesten ze worden buitengesloten.

Het liberalisme heeft feitelijk hetzelfde gedaan.

En de vraag mag wel met kiimmenden ernst tot elke Christelijke Regeering worden gericht, om aan dit ostracisme een eind te maken.

Al zijn we dankbaar, dat door de vrijmaking van het Hooger Onderwijs de mogelijkheid is geopend voor de geloovigen om zelf Univerdteiten op te richten, toch IS daarmede het kwaad niet bezworen. De groote stroom der studenten blijft naar de officieele Landshoogescholen trekken. En de opleiding, die ze d^ar ontvangen, drrjft ze van het Christelijk geloof af.

Moge daarom de tijd niet te verre zijn, dat ook dit vraagstuk met ernst onder de oogen worde gezien. Voor de toekomst van ons volk hangt daarvan niet minder dan van de kerstening der lagere scholen af.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 februari 1909

De Heraut | 4 Pagina's

In de roomsche pers wordt in den

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 februari 1909

De Heraut | 4 Pagina's