GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

INGEZONDEN STUKKEN.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

{Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie).

Geachte Redactie !

Het voorlaatste nummer v& n uw weekblad besprak het besluit door den kerkeraad van de Gereformeerde Kerk alhier genomen in zake'het voorstel om de wenschelijkheid van de splitsing in wijkkerken uit te spreken. Ik laat rusten wat naar aanleiding daarvan door u werd gezegd, zij het ook noode, daar m.i. zooveel te zeggen is tot verdediging van de gevallen beslissing, die de Kerk alhier voor veel verwarringen veel geestelijke en stoffelijke schade heeft behoed.

Wat mij noopt voor een enkel woord plaatsruimte te vragen, is wat ten slotte door u in het midden wordt gebracht over de institueering van het kerkelijk leven onzer groote steden, wijl dat is van dien aard, dat alom in den lande wel de gedachte dreigt te worden gewekt, alsof het er met de kerken daar ter plaatse zoo donker en zoo bar uitziet, dat zij eigenlijk nauwelijks meer medetellen kunnen.

Zoo kan het en zoo mag het niet langer, is uw oordeel; dat dan gegrond wordt op een drietal feiten: het niet in ledental uitbreiden; het loopen naar de Gereformeerde predikanten in de Hervormde Kerk; en bet elk jaar fiaantieel achteruitgaan. Gelijk het daarin zijne algemeenheid wordt gezegd, geldt het ook de Kerk van Amsterdam. In hoeverre de gestelde feiten voor andere plaatsen juist zijn, kan door mij niet genoegzaam beoordeeld worden bij gemis aan voldoende^gegevens. Van Amsterdam kan ik dat echter wel; en dan heb ik grond om te zeggen, dat van de drie door u vermelde punten het eerste en het derde bepaald onjuist zijn; en dat aan het tweede eene beteekenis wordt toegekend, welke het metterdaad m.i. niet heeft.

Bij dat eerste punt zou ik haast eene prealabele kwestie willen stellen: deze nl., of het tegen eenige kerk getuigt, zoo haar ledenaantal ZiCh niet uitbreidt; of dus de in het getal sterkste gemeente ook altijd geestelijk het hoogste standpunt inneemt; eene vraag waarop het ontkennend antwoord zeker niet twijfelachtig kan zijn.

Maar zelfs afgezien daarvan dunkt mij uwe uitspraak min juist; wellicht niet wat betreft het bloote feit van al of niet toename; maar dat stationnair blijven in het cijfer krijgt eene geheel andere beteekenis, wanneer daarbij wordt vermeld het voortdurend wegtrekken der bewoners van onze stad naar buiten. Ook de bevolking der burgerlijke gemeente is stationnair; en ds reden daarvan is genoegzaam bekend.

Dat heeft natuurlijk zijne gevolgen voor het kerkelijk leven. Ik behoef dan ook slechts de namen ie noemen van O /ertoom en Watergraafsmeer, Bussum en Hilversum, om van nog meerdere plaatsen te zwijgen, waar overal bloeiende Kerken gevonden worden, voor een niet gering deel bestaande uit dezulken, die vroeger tot de Kerk alhier behoorden.

Zoo is het dus eigenlijk al wonderlijk te noemen, dat, naar uw eigen woord, slechts geklaagd kan worden dat er van eenige belangrijke uitbreiding geene sprake is. Laat mij aanstonds er de opmerking aan toevoegen, in verband met uw derde bezwaar niet vaa belang ontbloot, dat wie van hier gaan, in den regel meer weigestelden zijn.

Zeer zeker niet steekhoudend acht ik het derde punt door u ter sprake gebracht: dat er eik jaar van fioantieelen achteruitgang sprake is. Ik vermoed dat dit uw oordeel gebouwd is op de cijfers der telken jare opgemaakte begrooting, die in den regel eindigt met een geraamd tekort van eenige duizecde guldens. Dit feit loochen ik allerminst. Doch tot eene rechte beoordeeling van den feitelijken toestand dient men niet de begrooting maar de rekening ten grondslag te leggen.

Bij het licht daardoor ontstoken büjkt eer het omgekeerde van wat door u werd beweerd. Da groote schuld van 5 ton, sinds 1887 bestaande, is gedaald tot een bedrag van even over de /3S0.000. Ook van de kleinere lecningen wordt geregeld aflossing gedaan. Ds rentebetaling van alle geleende gelden geschiedt prompt op datum. Met de uitbetaling van traktementen enz. is de Kerk nog nooit in verzuim geweest. Zelfs werd in de laatste jaren nog een nieuw kerkgebouw gezet, zonder dat de schuldenlast vermeerderd behoefde te worden; JA de afrekening liet nog eene kleine bate O'/tr voor de kas der Kerk.

Wellicht heeft de Kerk wat veel in een glasea huis willen leven en daarom telkens openhartig publiciteit gegeven aan dreigende en bestaande tekorten. Maar eene buitengewone inzameling tot delging daarvan is tot drie malen toe met goeden uitslag gekroond geworden. En zoo zal

het ook au wel gaan met het dreigend tekort van ongeveer /6000.—. De Commissie van beheer, die in dezen het best op de hoogte kan zijn, heeft in een schrijven aan den kerkeraad medegedeeld, dat wanneer maar 's Zondags met een enkel woord op de noodzakelijkheid van grooter bijdragen wordt gewezen, de collecte daarvan aanstonds de merkteekenen draagt.

Zoo zou dan alleen nog resten, dat h eenige moeite kost het cijfer der vaste bijdragen op het bestaande peil te houden. Doch dat verschijnsel is niet zoo onverklaarbaar, als men rekent, dat het daarbij gaat om meerdere tienduizende guldens; dat zeer begrijpelijk het élan van 1887 niet ten volle is gebleven in zijne eerste kracht; dat door het venrekken van meer vermogenden, jaarlijksche bijdragen, soms van eenige honderde guldens in ééns, vervielen, die dan in vele kleinere bijdragen teruggevonden moeten worden.

Voeg daarbij, dat door het inkomen van minder weigestelden de zorge van de diakonie klimt; dat men voor tal van andere iserk zaamheden op christelijk terrein hier te Amsterdam, en dan niet het minst bij het Gereformeerde volk, komt aankloppen om hulp; en dan zal ook door u erkend moeten worden, dat de Kerk van Amsterdam nog niet geteld mag worden onder de kerken, die op het afgaan zijn vaa hare dagen en van hare kracht.

Blijft eindelijk het door u genoemde loopen naar de Gereformeerde predikanten van d Hervormde kerk. Hebt ge daarvoor feitelijke gegevens, of berust uw zeggen alleen op niet gecontroleerde en ook niet te controleeren geruchten ? Indien het laatste, dan mag zeer zeker niet vergeten, dat geruchten zijn als een rollende sneeuwbal; en dat zij, die zich aan zulk loopen schuldig maken, er in den regel op uit zijn het cijfer hunner medeschuldigen te vergrooten, om daardoor hun eigen doen te vergoelijken.

Daarmede wil ik niet ontkennen, dat he verschijnsel bestaat en wellicht in sterkere mate dan tot dusverre wel het geval was. Met u veroordeel ik dat ten sterkste. Het is metterdaad te betreuren, dat ter wille van de bijzondere gave van dezen of genen predikant over het hoofd gezien wordt het verband, waarin hij staat tot den kring, waarvan hij deel uitmaakt. Het Hervormde Kerkgenootschap blijft ten zijnen laste houden, dat het in 1834 en 1886 de trouwe belijders vervolgd heeft, terwijl het de heele en hatve loochenaars der waarheid in zijn midden blijft dulden. Wie daaraan gedenkt, zal niet zoo lichtelijk verleid worden om te loopen naar dusgenasmde Gereformeerde predikers, die dan toch altijd een deel der Gereformeerde belijdenis verhaken.

Maar is di.t verschijnsel dan nieuw? Is het dan een recht streeksch gevolg van de niet splitsicg der Keik ? Zoude men waarlijk meenen, dat zoo er nu maar een negental kerkjes waren en elk der tegenwoordige dienaren altijd in hetzelfde gebouw zijn dienstwerk verrichtte, er van zulk loopen gansch geene sprake zoude zijn? Ik i^aag i^et dat te betwijfelen; evenzeer als ik de bewering betwist, alsof dat een verschijnsel ware alleen aan de groote steden en alleen aan Amsterdam eigen. De prikkel der nieuws gierigheid werkt overal. Alom valt waar'te nemen, dat er af eu toe van die namen zijn, die op aller lippen zijn; gelijk dit dan in den regel straks wel we^r luwt, wanneer de nieuwsgierigheid bevredigd is (f men aan de eigenaardigheid van den prediker gewend is geraakt.

Indien hier voorts van dieper liggende oorzaken sprake kan zijn, dan zou ik meenen, dat ook wel' terdege ter sprake zou moeten komen een ».; rslappea van het kerkelijk en confessioneel besef in allerlei kringen en bij allerlei personen; ook bij dezulken van wiemen dat allerminst zou verwachten. Is het wonder, dat zoo men de onderscheidingslijnen uitwischt voor het werk der zendiog en evangelisatie, straks anderen die lijn verder doortrekken en ook voor andere deelen van het kerkelijk leven de grenzen als niet bestaande beschouwen ?

Ziehier eenige opmerkingen, die ik meende niet achterwege te moeten houden. Niet om ijdelen roem op te eischeu voor de Gereformeerde Kerk alhier; want met u betreur ik, dat zij niet meer nog is eene stad op eenen berg; en meer dan Gij, weet ik wellicht nog, hoeveel gebrek an haar klei: fi: . Maar anderzijds mag tocb niet nagelaten worden te erkennen de macht en de trouw des Heeren, die ook zijn Kerk alhier nog il gebruiken tot eere van zijnen Naam en aan aar zijne gunst niet onthoudt.

Vooral meende ik dit in het midden te moeen brengen, wijl deze redeneeringen door zeer elen gebsuikt worden om aan te dringen op veranderingen, die, naar mijne overtuigicg, welicht, — het is ten hoogste onzeker, — eenige verandering zouden kunnen veroorzaken, maar eer zeker, '— en daarvoor zijn vele gronden aaa e voeren, aadere euvelen van veel grooter beteekenis zouden treroorzaken.

Eindelijk gaat mij ter harte de goede naam van de Kerk, welke ik nu. reeds vele jaren mag dienen; en die, niettegenstaande het massale at haar nu zoo zwaar, bijna als een schuld, ordt aangerekend, toch nog wel eenige naonkelingen vertoont van de oude Gereforeerde kerk, die vaak en lang in het midden arer zusteren den strijd des Heeren gestreden heeft. Juist door de veelheid en de verscheideneid der gaven door den Heere haar verleend, s zij daartoe bekwaamd geworden en moge zij ok verder daartoe in staat worden gesteld 1 Met dank voor de plaatsruimte en met aan bieding en betuiging van recht broederlijke geoelens.

Uw dw.

I6 December I909.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 december 1909

De Heraut | 4 Pagina's

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 december 1909

De Heraut | 4 Pagina's