GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vereenigingsleben.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vereenigingsleben.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET HOOGELAND.

Eenigetmate, schoon niet zeer nsuw, verwant aan de inrichtiog, die de vorige maal besproken werd, is de „Vereeniging tot Christelijke Verfkging van Bedelaars en Landloopers" met haar stichting Het Hoogeland, eveneens in de Geldersche bosschea-, in de omgeving van Apeldoorn, nl. bij Beekbergen, gelegen.

Het Hoogeland behoort tot de min of meer onbekende huizen van barmhartigheid, aan dewelke in christelijke kringen niet die aandacht geschonken wordt, die ze verdienen. Hetgroote nut van Christelijke verpleging van bedelaars en landloupers — boevelen hunner wankelen niet ten doode, zoo de christelijke barmbattigheid zich onthoudt, doch kunnen nog gered worden zoo zij zich hunner aantrekt — moge in het oog springend zijn, het kan zijn nut hebben, hier eens aantehalen wat de directeur der inrichting, die er allerminst een overdreven optimistische beschouwing op na houdt, er van zegt:

De bevolking is een mengelmoes, een chaos. Een woud van verschillende Doomen, die allen hun afïonderlijke behandeling behoeven, en moeielijk te besturen vallen. Een allereerste daad is dan ook na hun opname en reiniging om langïamerhand de „ware" Jacob te zien te krijgen. Verschillende middelen worden daartoe aangewend, en de ondervinding heeft oas daarin natuurlijk niet weinig bedreven. Daarna worden de verkeerde begeerten, hartstochten, neigingen, in ééa woord zijn ondeugden in hem tegengegaan en berispt, en hem tegelijkertijd op ver betering van zijn doen en laten gewezen, terwijl in alles zooveel mogelijk op da vervulling onzer plichten wordt aangedrongen, tot arbeid en dankbaarhdd jegens God en de menschen aangespoord.

„Bij de verzorging nu van al deie verscliillende elementen met al hun verkeerde neigirigen, lusten, hartstochten enz. moet voorzichtig gehandeld, mat tact opgetreden worden, wil die verzorging ook maar een'gssins doel treffen.

„Laat oas hier mogen zeggen, dat de meening, die bij zoovelen bestaat, alsof da.n deze menschen, welke in de meest mogelijke ellende, schier omkomend van armoede om opname smeekend, opgenomen worden, verzorgd, van voedsel voor zien, gereinigd enz. enz. en daarna zelf voelen, toegeven en beseffen, dat ze een ander leven moeten leiden, willen ze niet weder tot de doorgestane ellende vervallen; nu ook dankbaar zijn en straks in de Maatschappij teruggekeerd arbeidzaam, oppassend gaan leven, is absoluut fout en mist allen grond. Ze mogen het beloven en verzekeren, maar ze doen het helaas ciat, soms voor een korten tijd. En die van deze gedichte, dat ze het wel zullen doen, moge uitgaan bij desen arbeid, zal steeds de bitterste teleurstelling onderviaden. Liat ons niet vergeten, dat bij dezen arbeid schering en inslag is: de hond is weergekeerd tot zijn eigen uitbraaksel en de gewasschen zeug tot de wenteling in het slijk.

„Vergeten we toch bij dezen arbeid niet, dat de ellende, waarin deze ongelukkigen vervielen, voor het grootste gedeelte een gevolg is van hun levensbeschouwing, levenswijze, van hun doen en laten, de lust tot zingenot, beheerscht en ge steund door de macht der zonde van het menschelijk hart, en van den obstructiegeest en de obstakel die er in de maatschappij heerscht.

„En nu zal epoame in een liefderijk tehuis - voeding - verzorging enz. hen daarvan niet atdoend kunnen genezen. Voor een korte wijle moge de verpleging en verzorging, welke ze erlangen, de orde die heerscht, een goeden invloed op hen hebben, hen ia den band houden, die levenswijze, die lust tot zingenot, die macht der zonde voor korter of langer terugdringen, voor genezen, tot andere levenswijze komen voor de toekomst is iets meer noodig en wel bijzondere of algemeene genade Gods. En die te geven IS niet in onze macht. En indien we dit niet uit het oog verliezen, zullen we voor bittere teleurstelling bewaard worden, wij kunnen ploegen, 6ggen, zaaien, planten, des noods nat maken, maar God moet den wasdom en ook de kiemkracht geven.

En in dat bewustzijn moet voortgearbeid, maar ook de grond van dien arbeid gezocht worden, anders zou men moedeloos worden, ziende op de betrekkelijk weinig vrucht, die < le arbeid geeft. Men moet de menschen nemen, zooals ze in werkelijkheid zijn en zich niet door uen schijn op een dwaalspoor laten brengen, om alzoo van hetgeen niet is vrucht te verwachten. J^edenke men toch, dat menschen, die tengevolge van hun levensbeschouwing, van hun lust tot zingenot, door de macht der zonde in zoo diepe ellende gevallen zijn, zich over het algemeen niet bekeeren van de dwaling huns wegs, doordat ze uit dien treurigen toestand geholpen zijn, maar veel meer tot hun vroeger leven zullen terugkeeren, als ze ook maar eenigszins het vorige lijden vergeten zijn, tenzij er Goddelijke genade is, die hen evenals ons bewaart en sterkt."

Ondanks dit alles meent de directeur de vraag, of de arbeid van Het Hoogeland dan geen nuttelooze is, aldus te mogen beantwoorden:

„Onder de groote massa zijn er nog steeds gebleken, zooals ons elk jaar heeft geleerd, enkelen te zijn, bij wie het tot ernst kwam tengevolge van de verpleging en die voortaan een oppassend, christelijk leven leidden en in de maatschappij met eere hun plaats innamen. Besluit men nu, dat deze enkelen dan maar moeten opgeofferd en verwaarloosd worden, om de velen, en dat ze in hun ellende maar moeten ondergaan, dan ja zou de arbeid onnoodig zijn."

Van christelijk standpunt zal men echter zóó niet redeneeren. De christelijke barmhartigheid laat zich overigens ook niet terugschrikken door de gedachte, dat zij zoo weinig vermag en dat haar kracht zoo klein is tegenover de grootte van het arbeidsveld.

1908 had 181 verpleegden met iSzor verpleegdagen^ waarvan er 57 op i Januari 1908 aanwezig waren; 124 namen we er in 1908 op, terwijl daarvan 119 vertrokken en er alzoo op r.Januari r909, öz aanwezig waren.

De leeftijd van deze personen liep van 20 tot 60 jaar en wel 17 van 20 tot 30; 40 van 30 tot 40; 43 van 40 tot 50 en 24 boven de 50 jiar en waaronder 85 Protestanten en 39 Roomsch-Katholieken. Noord Brabant leverde hiervan 9, Gelderland 16, Zuid-Holland 29, Noord-Holland 27, Zeeland 2, Utrecht 9, Friesland 13, Overijsel 18, Groningen 7, Limburg r. Gehuwd waren 16. Ongehuwd 108. Allerlei ambachten als anderszins waren daaronder, als: metselaars, timmerlieden, koetsiers, boekhouders, bakkers, slagers, losse werklieden, schippers, boerenarbeiders, enz. enz.

„En wat nu de vrucht van de verpleging betreft, in verband met wat we hierboven zeiden, — aldus weer de directeur — och, dan meenen we, hoewel we gaarne meer vrucht hadden gezien en ook wel eens gunstiger jaren hebben gekend, dat we nog niet ten een en male ontevreden behoeven te zijn, maar dankbaar. Van de rr9 personen gingen er 19 naar Duitschland, hetzij als grondwerker, melkknecht of fabrieksarbeider, 3 naar België, 76 bleven binnenslands, hetzij in de bouwbedrijven, hetzij als boerenknecht of arbeider of anderszins, waarvan eenigen slaagden, anderen niet, 20 gingen op goed geluk wat voor geen hunner van achteren groot bleek, integendeel eer klein, 3 werd het verblijf ontzegd, een enkele werd verzoend met zijne familie, terwijl ééa oude van dagen overleed.

„De werkeloosheid, die zoowel in binnen-als buitenland heerschte, deed zich geducht voelen en honderden, haast hadden we gezegd duizenden, moesten we afwijzen. Het gemiddeld verblijf was dit jaar aanmerkelijk langer, waarvan de werkeloosheid allerwaarschijnlijkst de oorzaak was."

Zoo ooit, dan is het uit den aard der zaak in stichtingen als Hoenderloo en Het Hoogeland vaak een ploegen op rossen. Gelukkig dat de Heere dikwijls vruchten ziet waar de nrensch oiets dan vruchteloosheid aanschouwt. „Werp uw brood uit op het water", — zoo zegt trouwens de Prediker — „want gij zult het vinden na vele dagen."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 januari 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Vereenigingsleben.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 januari 1910

De Heraut | 4 Pagina's