GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT KWAAD TOT GOED.

VIII.

DE CLUB.

De kamer waatin onze smid was gelaten, zag er vrij huiselijk uit, en werd blijkbaar meer tot samenkomsten gebruikt. Een groote tafel stond in het midden, [omgeven door verscheiden kleinere met stoelen er bij. Op de meeste tafels prijkte een pijpenstandaard met lange Goudsche pijpen, een kistje tabak en een komfoortje met een kooltje vuur er in. Hier en daar lagen nieuwsbladen en ook kleine boekjes. In een hoek van het vertrek stond een banier van blauwe kleur, waarop in zilveren letters de woorden prijkten: Burgerdeugd en Burgertrouw. Daaronder waren twee ineengesloten handen voorgesteld.

Er waren nog pas enkele bezoekers in de club aanwezig, toen Van Kampen binnentrad. Zij schenen eenigszins bevreemd op te zien nu hier een nieuweling verscheen. Twee hunner herkende hij. De een was een kruidenier die dichtbij, de ander een kruier die op den hoek woonde. Zij groetten den binnenkomende even en gingen toen weer voort met het lezen van de Diemermeersche Krant, de Post van den Neder-Rijn en hoe de blaadjes der Patriotten verder heeten mochten. Middelerwijl bliesen zij dikke rookwolken uit hun lange pijpen, en de smid merkte op dat elk der gasten een glas bij zich had staan, dat zeker niet met water was gevuld.

Onzeker wat te doen en door niemand uitgenoodigd plaats te nemen, drentelde Van Kempen de kamer eens rond. Onder den spiegel, op een in het oog loopende plaats, hing een schilderijtje — althans zoo noemde men het — dat op een donkerrooden achtergrond een keeshond voorstelde, zeer kunstig en fijn uit wit bordpapier geknipt gelijk toen in de mode was. Waarom men juist een kees)xaaA gekozen had begreep de smid maar al te goed.

Al verder rondziende bespeurde de man een tweede „schilderij", die bestond uit een fraai bedrukt papier achter glas met een mahoniehouten lijst er om. In sierlijke kruUetters prijkte het opschrift:

POLITIQUE SOCIËTEIT „EENDRACHT EN VRIENDSCHAP"

en daaronder weer de twee saamgevlochten handen als op de banier.

Dan volgde een lang vers, dat aldus begon: „De regten van den mensch, Langduriglijk vertreden Door wreede tyranny Van vorst'lijk' overheden, Treên nu in 't volle ligt Bij 't vrij Bataafsch geslagt Eu geven burgermoed En burgervrijheid magt." enz.

Nog wat verder hing het reglement van een vrijcorps, dat heette gevormd te zijn „uit de burgers en door de burgers" ter verdediging van hun rechten tegen alle groote en kleine dwingelanden. Voorts waren de wanden versierd met de beeltenissen van ettelijke bekende personen, groote heeren en regenten, doch allen vijanden van den prins, van Willem V en van het huis van Oranje. Op een groote potkachel, die echter nu geen dienst deed, prijkte een wi pleisterbeeld, dat de vrijheid voorstelde.

Van Kampen wist nu genoeg. Meermalen had ook in de kerk de predikant dien hij veel volgde, gewezen op het gevaarlijke van kwade samensprekiagen, vooral met hen, die de groote weldaden vergaten die God door de prinsen van Oranje aan het vaderland had gelieven te bewijzen. Nog onlangs had da smid een leerrede gehoord over de bekende Schriftwoorden: „Vermeng u niet met hen die haar verandering staan, " en hij begreep dat hij hier in de club Juist onder dezulken was verdwaald.

't Zou hem weldra nog duidelijker worden.

Inmiddels liep het diukker aan. Allengs verschenen er meer bezoekers, meestal kleine burgeilui, maar ook enkele, die blijkens kleeding en voorkomen < ot den aanzienlijken stand behoorden. Ook de heer, het raadslid, van wie we al vroeger spraken, trad binnen. Zoodra hij Van Kampen zag, liep hij op hem toe, schudde hem zeer gemeenzaam en vriendschappelijk de hand en sprak:

„Wel, vriend Van Kampen, ik ben recht blij je hier te zien. Dat gaat den goeden weg opl Ga zitten man, we zijn hier als vrienden en broeders bijeen, altemaal burgers van hetzelfde vaderland."

De andere „burgers" hadden alvast plaats genomen. De schel klonk telkens, en de kastelein haastte zich het noodige voor de dorstigen boven te brengen. De Gouwenaars werden gestopt en opgestoken, en weldra zat heel de „brave burgerij" van de club, rookende en drinkende broederlijk bijeen, terwijl er zoo druk en driftig werd geredeneerd, als hing het heil des lands - af vau hetgeen hier besproken en besloten werd.

Trouwens de meeste aanwezigen trachtten zichzelf wijs te maken, dat het alzoo was. Zi lieten vrouw en kinderen alleen, verzuimden hun zaken, alles ten bate van het lieve vader land. Dat ze echter ook nog andere redenen badden om de club niet te verzuimen zou blijken.

„Wil je ook niet wat gebruiken? ", vroeg de heer aan Van Kampen, terwijl hij hem alvast een glas wijn inschonk.

De goede smid dorst niet bedanken, hoezeer hij zich verbaasde bij wat hem overkwam. Zoo vriendelijk was mijnheer nog nooit geweest!

„Vrinden", sprak een ander heer, een der stadsregenten, „is er ook gewichtig nieuws. Maar dat zal Peters ons wel zeggen".

De bedoelde, een schraal, bleek man, in een zeer kaal jasje, stond van zijn tafeltje op. Van Kampen herkende hem dadelijk, 't Was de drogist, die pas een winkel had geopend, een paar deuren voorbij de smederij. Hij scheen echter in de club reeds zeer goed bekend te zijn, die trouwens meest uit lieden van zijn en Van Kampens stand bestond, als winkeliers, timmerlui, bakkers, slagers, ca.

„Er is ditmaal weinig nieuws, geachte heeren", zoo sprak hij, „schoon ik, naar mijn plicht alles naarstig heb doorgelezen".

De drogist werd er namelijk door een paar heeren voor betaald, om geregeld de vele blaadjss en geschriftjes te lezen, die over den prins en de landszaken verschenen. Dat won anderen tijd en moeite uit, die nu hun licht bij den drogist opstaken en ook allicht bij hem aanliepen om eens te praten en — iets te koopen, wat hem niet onverschillig was. Wegens zijn ambt in de club heette hij in de wandeling „de loopende nieuwsvertelder". Velen kenden hem allang, daar bij vroeger schoolmeester was geweest, en meermalen voor anderen verzen maakte voor bruiloften enz. of brieven en „rekesten" voor hen schreef; alles tegen betaling.

„Willem" zoo vervolgde de spreker, „zit nog altijd goed en wel op het Loo en houdt hemzelf luikes. Ze zeggen dat Willemijntje wat in haar schild voert, maar niemand weet het rechte",

rechte", „Zijn Hoogheid zit daar veel te warm bij de Geldersche vriendjes, om er gauw vandaan te komen", sprak een der heeren spottend. „Wat Wiilemijn betreft, Utrecht is er ook nog en ligt tusschen ons en haar. Ze weet best dat het daar niet Pruisisch is."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1910

De Heraut | 4 Pagina's