GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Die ’t zaad draagt, dat men zaaien zal.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Die ’t zaad draagt, dat men zaaien zal.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die het zaad draagt, dat men zaaien zal, gaat al gaande en weenende; maar voorzeker zal hij met gejuich wederkomen, dragende zijne schooven. Psalm 126 : 6.

Teekenend en schilderachtig is het beeld. Er dreigt hongersnood. Het koren loopt ten einde. Nog slechts een kleinen voorraad heeft de boer in zijn huis. Steeds schraler wordt aan ieder huisgenoot zijn dagelijksche bete toege' sneden. Maar de tijd dringt, het land ligt met zijn opgeploegde voren klaar om hetsaadkoren te ontvangen. Ën nu moet, om dit land te bezaaien, van den kleinen voorraad die nog overbleef, een groote zak vol naar den akker worden uitgedragen om den oogst niet te verspelen voor het eind van 't j»ar. Dit gaat hem aan zijn hart. Hij zou dien zak graan om wat liefs voor zijn kinderen houden, want ze zijn hongerig. Maar 't kan niet, 't mag niet. Anders is straks alles verloren. Eo nu gaat hij uit zijn buis naar zijn akker, en draagt 't zaadkoren op zijn rug. Hij draagt het zaad dat hij zaaien zal. Maar hij doet het onder een pijnlijke gewaarwordirg, een traan komt in zijn oog, en zoo gaat bij al weenende, tot hij op den akker komt, en nu strooit bij zelf 't kostbare zaad in de voren, en komt straks met den leegen zak thuis. Schijnbaar verlies, maar neen, toch wezenlijke winste. Als toch straks de ure van den oogst komt, zal hij niet meer den zak zaad, maar nu de goudgele schooven dragen, schoof na schoof, om straks een weelde van graan in zijn schuur op te bergen. En gelijk het nu een dragen van 't zaad met een traan in 't oog was, zoo zal 't dan een dragen van de volle schooven met blijdschap wezen, een binnenhalen met gejuich van wat uit 't zaadkoren gewonnen werd.

Dit nu teekent de Psalmist in deze woorden:

o, Heer, wend onze gevangenis gelijk een waterstroom in het zuiden.

Immers dit is uw belofte:

Die met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien.

Israel heeft in de ballingschap met tranen gezaaid, laat 't dan nu ook met gejuich wederkeeren.

Die hei zaad draagt, dat hij zaaien zal, gaat, al gaande en weenende.

Maar laat 't nu ook aan uw Israel vervuld worden :

Voorzeker, hij zal met gejuich wederkomen, dragende zijn schooven.

Het beeld doelt alzoo op alle opoffering, op alle druk en leed, dat ge gewillig op u neemt, op elke daad van zelfbeproeviog en zelfbeheerscbing uwerzijds, die straks door hooge winste in van God geschonken zegen achtervolgd wordt.

Reeds met het kind begint het. Als het naat school moet, vindt het dit de twee, drie eerste dagen om 't nieuwtje wel aardig, en ook omdat er een promotie in ligt. Hij gaat nu school! Maar spoedig slaat die liefde om. Thuisblijven spelen was veel prettiger. En toch, al gaat 't met weerzin, de tijd mi? ^^ aan't spel onttrokken, en op school gesleten worden. Dat gaat soms met zuchten en klagen. Maar de uitkomst kroont 't gedragen leed. Als straks de school is afgeloopen, blijkt 't juist de school te zijn, die hem den toegang tot het leven ontsloot.

En zoo gaat 't heel 't leven door. De stille huismoeder voelt sterk haar lust, om haar tijd en haar geest te geven aan hoogere studie, en zich geestelijk rijk te maken. Dat mazen en stoppen, dat trekken aan het wiegetouw en voor haar lievelingen zorgen, houdt haar van alles af, Eu toch, die toewijding moet. Ze moet in dit schijnbaar nietige van de kinderkamer zich verliezen. En juist daarvan oogst ze stiaks de heerlijkste vrucht, als ze in haar opgegroeid kroost den zegen van God op haar zorg en opvoeding mag ontvangen, en öp het moeitevolle zaaien een zoo heerlijke oogst volgen mag.

Zoo is het met den geleerde, die niets liever zou doen dan al zijn beschikbaren tijd aan zijn wetenschappelijke studiën wijden, maar hij moet leven ook, en zijn gezin komt voor zijn reke ning. Daarom moet hij zijn kostbaren tijd verliezen in veel onnoo^el lesgeven. Uren waar hij zelf niets aan heeft, niets bij wint, die voor hem geheel verloren schijnen. Maar 't moet, 't kan niet anders, en als straks de middelen inkomen, waardoor zijn gezin kan opbloeien, is het de vreugde van zijn hart, dat dure plichtsvervulling hem in staat stelde aldus de zijnen te zien genieten. Tijd aan zijn studie verloren, maar voor hem persoonlijk een zedelijke winst, en een levenswinst voor heel zijn huis.

En zoo gaat 't heel 't leven door. Niet zin en lust mogen ons leven beheerschen. Veeleer moeten zin en lust verzaakt, moet 't leed geleden, het kruis gedragen worden. De oogst komt straks, maar eerst moec er gezaaid worden, en dit zaaien kost inspanning, kost zelfverloochening, kost bereidwilligheid om 't kruis te dragen. Schier nooit anders is ons werkelijk zaaien, dan tot dien baogen prijs. Eu zoo gaai 't door, lange dagen, al zuchtende ea klagende, gedurig teleursteUing betreurend, door tegen • spoed gekrenkt, dat een traan ons oog ontrolt. Maar wat gezaaid is, schiet straks uu, het schoot op, het zet zijn vrucht, en zal die vrucht eens dragen. Ea dan wordt de zuchi verwisseld in blijdschap, de traan in gejuich. Het is niet om niet geleden, maar bracht lijke winste. Wmste voor anderen, winste voor ons zelven. En het eind is, dat onze God, Die \ alzoo toebeschikte, wordt geloofd en gedankt.

Zelfs heel 't leven van uw Heiland spreekt in dit teekenend beeld. Ook hij heeft op aarde drie-en dertig jiten lang gezaaid, maar onder wat zefinperking en zelfbeheetsching, onder wat voortgaand, steeds klimmend leed, tot in Gethsemané hem 't bloed uitzweette. Hoeveel heerlijket zou 't voor uw Heiland geweest zijn, die meer dan dertig jaren met op aarde, maat in den hemel waar hij was, te hebben doorleefd, onder Gods heilige engelen, in plaats van onder de b s d zondige kinderen der menschen. Wat verspilling van tijd en kracht en geest was het voor uw Jezus niet, hier op aarde, in de bekrompenheid van ons menschelijk leven, deze lange jaren te moeten toebrengen. Hoe spreekt niet uit die gedurige behoefte van uw Heiland om zich af te zonderen, en zijn Vader in het gebed te zoeken, een lijden zijner ziel, een zuchten van zijn diepgevoelig hart.

Maar het mocht niet anders. Er moest gezaaid worden. De akker van Israel was opgeploegd. De voren lagen open. Alles wachtte op het oogeablik, dat 't zaad des Evangelies zou worden uitgestrooid. En Jezus vraagt niet naar levensgenot, hij taalt niet naar wat hem zelf bevredigen zou, hij geeft zich, geeft zich geheel en al, hij lijdt en draagt, tot hij eindelijk Golgotha beklimt. Maar na dit zaaien in zuchten en geween, komt ook voor hem de heerlijke oogst, die door hem wordt binnengedragen. „Daarom, zoo betuigt de apostel, heeft God hem ook uitermate verhoogd", en toen wachtten de jaichende engelen hem op en ging hij in in zijn glorie.

Ja, zoozeer was dit zaaien in geween, cm straks in gejuich ie maaien, voor Jejus de levensregel hem door zijn Vader gesteld, en door hem zelf willig aanvaard, dat bij dien fegel ook als levenswet voor de zijnen stelt. „Wie achter mij wil komen, die neme dagelijks zijn kruis op en volge mij", straks gevolgd door het zielsinnig gebed : „Vader, dat zij die Gij mij gegeven hebt, zijn mogen, waar ik ben, en in mija heetlijheid deelen"!

Zaaien met smatte, om straks in de weelde van 't hart te oogsten, het werd de Grondwet van het Koninkrijk der hemelen.

Die Grondwet nu brengt met zich, dat te beklagen is, niet wie hier op aarde te worstelen, te strijden en te lijden heeft, maar veeleer het gelukskind, het zondagskind, dat van geen lijden of geen tegenspoed weet.

Wie zich geeft en lijdt, die zaait, wie in weelde en voorspoed zijn leven laat gedijen, haalt, als straks de groote dag des oogstes komt, geen schoof van zijn akker thuis. Er is niets op zijn akker gehaaid, niets ontkiemd, het is allemaal braak blijven liggen, en na een leven zonder teleutstelling, is één groote en bittere teleurstelling voor hem 't eind van zijn leven hier op aarde.

Wie zoo leeft, zaait niet. Hij leeft voor zich zelf om te leven; maar hij geeft zich niet, er gaat geen kracht van hem uit. Leeft ge daarentegen dieper, inniger, niet voor uselven, maar voor uw broeder, voor uw naaste, dan komt de moeite van zelf, dan neemt de spanning-van het leven toe, dan worden steeds grooter offers van u gevergd. Dan wenkt 't kruis eerst van verre, komt dan u nader en nader, tot het eindelijk vlak voor u ligt, en ge 't zelf nebt op te nemen, en uw Heiland achterna te dragen.

Wie thuis blijft en al zijn zaadkoren zelf opteert, zaait niet, heeft, omdat hij niet zaaide, geen oogst te wachten, en zal nimmer zijn schooven met gejuich in de eeuwige schuren binnendragen.

Maaï dan ook, hoe meer ge ten offar brengt, hoe minder ge uw geestkracht voor uzelf gebruikt, hoe rijker uw zaaisel zijn zal, des te heerlijker zal eens de oogst zijn, waarover ge u als vrucht van uw strijden en lijden zult mogen verblijden.

Altoos Jezus achterna.

Hij deed niet anders dan zaaien, en zijns is daardoor de hoogste heerlijkheid geworden. En dan zal 't ook met u wel zijn: Toen ge het zaad uïoegt, dat ge zaaien zoudt, deedt ge dit al gaande en weenende ; maar eens komt dan ook voor u de ure van blijdschap, als ge met gejuich uw volle schooven in de eeuwige tabernakelen genieten zult.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 mei 1910

De Heraut | 4 Pagina's

„Die ’t zaad draagt, dat men zaaien zal.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 mei 1910

De Heraut | 4 Pagina's