GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT KWAAD TOT GOED.

XVI.

IN DONKERE DAGEN

Zoo ging men het nieuwe jaar in, dat mettertijd veel nieuws bracht maar weinig goeds, gelijk het altijd gaat m tijden van beroering en oorlog. Elke oorlog is een onheil zoowel voor de winnende als voor de verliezende partij en Napoleon's oorlogen brachten ons land louter schade.

lutusschen verarmde het volk meer en meer; Napoleon, die koninkrijken vernietigde en weer andere schiep, stelde over verschillende landen zijn broeders of andere verwanten als vorsten aan. Zoo ging het in Spanje, in Westfalen en in Napels. En zoo ook werd de Bataafsche Republiek veranderd in een koninkrijk Holland, waarover Napoleons broeder Lodewijk als Vorst werd aangesteld. Daar Belgiëreeds bij Frankrijk was ingelijfd, grensde ons land nu aan dit laatste rijk, en 't was te voorzien dat eerlang ook Nederland het lot van het Zuiden zou treffen.

Koning Lodewijk deed voor ons land wat nog in zijn vermogen was, maar zijn machtige broeder, alleen op de belangen van eigen heerschappij en van Frankrijk bedacht belette hem vaak wat hij wilde uitvoeren en wikkelde ons land in allerlei kostbare oorlogen. Blijkbaar was het Napoleons doel Nederland, waaraan reeds een deel gebied ontnomen was, geheel in het Fransche rijk op te nemen. Daartoe kwam het in 1810, toen ons vaderland met het Fransche keizerrijk werd vereenigd.

Onder dit alles waren wij, gelijk ik reeds zeide, steeds meer verarmd. Onze prachtige overzeesche bezittingen werden de een na de ander door de Engelschen genomen, die steeds met Frankrijk in oorlog waren. Eindelijk ging ook het rijke Java verloren, ons laatste overzeesch bezit. Slechts ten deele zijn die koloniën ons later teruggegeven. De Kaapkolonie bijv, door ons gesticht, bleef bij verdrag aan Engeland.

Onder zulke omstandigheden verliep ook de smederij meer en meer. De handel, waarvan Amsterdam het hoofdzakelijk moet hebben, stond geheel stil. Telkens waren er groote uitgaven en de verdiensten van duizenden minderden sterk. Tenslotte kwam onze smid op de gedachte om, al deed hij het met looden schoenen, nog eens een bezoek te brengen aan den heer, die hem vroeger wel had voortgeholpen den regent van het diakonie-weeshuis.

Toen hij aan het fraaie huis op de Heerengracht kwam, vond hij dit ledig en te huur staan. Bij navraag vernam hij, dat de man door hem gezocht een half jaar geleden was gaan wonen in de zoogenaamde „Meer", dat is een uitgestrektheid gronds die aan Amsterdam grenst, het drooggemalen Diemermeer, dat destijds voor vele aanzienlijke Amsterdammers lange jaren tot een oord van uitspanning en rust had gediend. Dit was echter niet de reden waarom de heer daarheen verhuisd was, gelijk Velders bemerken zou.

Amsterdam was destijds veel kleiner dan thans, nu het grondgebied zoo is uitgebreid. Aan omnibussen of trams voor stadsverkeer dacht toen nog niemand. Zoo had dan de smid, die zelden verder dan zijn buurt kwam, een geduchte wandeling eer hij buiten de Muiderpoort en de stadsmuren gekomen, den gebiedpaal bereikt had op den Oetewalerweg thans de Linnaeusstraat. Toen hij daar naar den heer vroeg dien hij spreken wilde, vernam hij dat deze nog veel verder woonde, de Meer in. Al voortwandélende trof hem het groot verschil bij vroeger, toen hij als jongmensch hier dikwijls kwam.

Verscheiden van de mooie buitenplaatsen waren blijkbaar onbewoond. Het onkruid groeide er welig, en er werd blijkbaar niets aan gedaan. De statige landhuizen waren gesloten. Herhaal, delijk zag hij bordjes met de woorden:2"« ^w/. Ook merkte hij op hoe reeds ettelijke plaatsen waren gesloopt, tot weiland gemaakt of in boerderijen veranderd. Ook de herbergen en plaatsen van uitspanningen waren zeer geminderd, 't Was hier duidelijk te zien, hoe het rijke Amsterdam onder de drukkende tijden had geleden.

Dat werd onzen Velders nog duidelijker toen hij eindelijk aankwam waar hij wezen moest. Welk een klein huis vergeleken met het prachtige dat de heer vroeger bewoonde. Op zijn verzoek werd Jan binnengelaten, en hem gezegd in een kamer een poosje te wachten.

Daar dit laatste vrij lang duurde, veroorloofde Velders zich eens even te gluren in een boek dat op de tafel lag. Het was er een gevuld met gelegenheidsgedichten, bruiloftsverzen, lofdichten enz. die toen bijzonder in den smaak waren. Al bladerende viel zijn oog op een vers waarboven verscheiden namen sfonden, ook die van den heer welken hij spreken wilde. Daaronder stond:

Aan het jong geslagt.

O telgen! uit deez stam gesproten. Wanneer gij deeze namen leest. Voelt dan als echt' en eedle looten Het vrijheidsvuur in uwen geest. Voelt dan als deeze Batavieren Het vrijheidsvuur in d' aadren zwieren, Weest eeuwig aan den deugd getrouw I Verfoeijt despoten en Orange! Aristocraten en Bcitanjel En houdt uw leeven veil voor Neerlands staatsgebouw, 1784.

„Ei ei" sprak Velders bij zichzelf, „men schijnt hier ook al gekeest te hebben; dat dacht ik niet. "

Op dit oogenblik kwam de heer des huizes binnen, thans een oud en vergrijsd man. Hij herkende den bezoeker niet, en het duurde eenigen tijd eer deze hem recht duidelijk kon maken wie hij was.

Zoodra de oude heer dit begrepen had, toonde hij zich weer den vriendelijken welwillenden man van vroeger. „Je ziel", sprak hij, „dat er veel veranderd is bij vroeger en juist niet altijd v.erbeterd, maar wat zal ik zeggen? We hebben het ons zelf te danken. De vrijheidsboom waar heeren en burgers om dansten, heeft kwade vruchten gedragen. Wij hebben onze dwaasheid duur betaald met zulke booze tijden als thans; maar zeg me nu 'eens wat je komt vragen".

Nu vertelde Jan met korte woorden in wat ongunstige omstandigheden hij-verkeerde, en zei ten slotte: „U hebt mij meermalen vroeger goeden raad gegeven en geholpen. Ik dacht misschien wilt u voor een weesjongen nog wel eens iets doen".

„Willen heel graag", was het antwoord, „maar kunnen is iets anders. Je weet wel, hoe Amsterdam verarmd is, en hcevelen zich verminderd hebben of zijn weggetrokken. Ik zelf behoor er ook toe, zooals gij ziet. Toen ik nog regent was, wat nu natuurlijk uit is, wisten we soms niet hoe de weezen te onderhouden. Weet je wel, dat bijna de helft van de bewoners van de stad geheel ofgedeeltelijk bedeeling ontvangt? Honderden loopen te vergeefs om werk en brood. Menig gepensioneerde wordt winkelknecht, om er nog een kleinigheid bij te verdienen. Nu onze Staatsschuld maar voor een derde door het Keizerrijk is erkend, lijdt alles wat van den Staat inkomsten trok. Ik wil echter gaarne beproeven of ik nog iets voor je doen kan, al zijn mijn meeste vrienden er niet beter aan toe dan ik".

Met dien vrij schralen troost moest Velders heengaan. We zullen echter zien, dat zijn oude beschermer hem niet vergat. Hoe dat geschiedde kan eerst later verhaald. De lezer oefene dus eenig geduld.

Een geacht lezer, dien we vriendelijk dank zeggen, wijst er op dat in 't nummer van 12 Juni een vergissing is begaan. Van de twee Patriotten aan het slot genoemd, is alleen Hooft burgemeester van Amsterdam geweest. I)

Wel echter was Johan Derk van de Capelle tot den Pol een zeer gezien man bij de Patriotten, die veel beweging verwekte. Hij steunde den Amerikaanschen vrijheidsoorlog, wat o. a, ook groote Amsterdamsche heeren deden. Hij was een Overijselsch edelman, en stierf te Zwolle in r784. Zijn graf te Gorssel werd in 1787 vernield door soldaten; in het volgend jaar deed men den grafsteen zelts met kruit in de lucht vliegen.

Wat den naam„ Keezen" betreft, de oorsprong daarvan schrijft onze lezer toe aan Cornelis de Gijselaar, secretaris der stad Dordrecht'en lid der Algemeene Staten, Ook hij was een ijverig Patriot, Volkomen zekerheid heeft men echter omtrent den oorsprong van den partijnaam niet.

I) Een burgemeester Van de Poll had Amsterdam later, in 1810.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juli 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juli 1910

De Heraut | 4 Pagina's