GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE.

IV.

Zoo was dan de regeering van Caligula reeds in diens zes-en-twintigste jaar een schande voor Rome en het rijk, £n dat niet alleen wat het inwendige betreft, maar ook naar bniten.

Het Romeinsche rijk stond destijds op het toppunt van grootheid en macht, doch doordat bet onverzadelijk was, en wel alle volken der wereld aan zich wilde onderwerpen, verwekte het zich alom vijanden. Het was een rijk van ijzer, dat alles verbreekt, gelijk de Schrift het ons in het Statenbeeld van Daniël teekent. Doch diezelfde Schrift zegt ook, dat dit ijzeren rijk ten slotte zou vallen.

Het groote wereldrijk, dat in het Zuiden zijn zetel had, zou bezwijken voor de aanvallen der volken van het Noorden, de Germanen en anderen. Wel hadden Drusus en Germanicus de Friezen en nog meer volkstammen onderworpen, maar toch bleef Germanië of Duitschland een gevaar voor Rome. Dit had keizer Augustus in het jaar 9 ondervonden, toen het Romeinsche leger onder Varus in het Teutoburger Woud door den Duitschen vorst Herman geheel vernietigd werd. Augustus liep toen radeloos door zijn paleis, roepende: „Varus, Varus, geef mij mijn legioenen weder!”

Gedurig werd dan ook tegen de volken op de Noorder-en Oostergrenzen des rijks te veld getrokken, ten einde hen te bedwingen. Zoo kreeg dan ook Caligula in het hoofd, dat hij als keizer en nog jong wel eens een tocht tegen de Barbaren behoorde te doen. Hij zou daartoe de Alpen overtrekken. Doch hij nandelde weer even dwaas en verachtelijk als altijd. Op de Duitschers deed hij slechts in schijn een aanval, waarbij niets te wagen viel, en begaf zich toen naar Galhë of Frankrijk, een Romeinsche provincie, waar hij volkomen veilig was. Hij vestigde zich te Lyon in het Zuiden, en bleef daar wel een jaar lang. Weer hield hij op schandelijke wijze huis. De eene terechtstelling volgde de andere, terwijl natuurlijk weder de goederen der veroordeelden werden verbeurd verklaard; alles maar om de ledige kas van den vcrkwistenden keizer te vullen.

Eindelijk scheen deze toch zelf te begrijpen, dat een krijgstocht op deze wijs volbracht, al te bespottelijk was. Hij brak dus van Lyon op om, zoo het heette, met zijn gansche leger een tocht te ondernemen naar Brittannië of Engeland. Bijna een eeuw geleden was dit land aan Rome onderworpen door den beroemden Julius Caesar. Die was daartoe, na een verbond met onze voorouders de Batavieren te hebben gesloten, van hier uit de Noordzee overgestoken. Caligula zou dit nadoen.

Met een groot leger trok Caligula uit Frankkrijk door België naar Nederland om zich, zoo het heette, aan den mond van den Rijn naar Engeland in te schepen. Niet ver van den Rijnmond, welke toen veel breeder was dan thans, lag het Romeinsche kasteel Brittenburg, op een plek waar thans de schepen varen. De grondslagen waren in de i8de eeuw bij zeer laag water nog duidelijk te herkennen.

Toen Caligula aan het strand der Noordzee gekomen was, liet hij daar zijn troepen groot vertoon maken wat veel bekijk uitlokte van de toenmalige duinbewoners, de Kaninefaten d. i. Konijnenvangers. In plaats echter van zich nu naar Biiltannië in te schepen, beval de keizer dat de soldaten schelpen in hun helmen zouden verzamelen. „Dat is", sprak hij snoevend, „de buit, dien wij aan de zee ontnomen hebben". Meer gebeurde er niet. De geschiedenis meldt ons, dat een Kaninefaat die het spel aankeek den keizer in het gezicht uitlachte, wat zeer begrijpelijk is.

Hoe men over Caligula dacht, toen hij na zulk een dwazen tocht in Rome terugkeerde, kunt gij begrijpen. Hij had alle achting verloren en was, hoe jong ook nog, toch misschien reeds meer gevreesd en gehaat dan zijn voorganger Tiberius.

't Was dan ook geen wonder, dat er tegen hem in het geheim een samenzwering werd gesmeed. Aan het hoofd daarvan stond een voornaam man uit de lijfwacht des keizers, Cassius Cheres, die door den vorst beleedigd was. Door dezen Cassius werd Caligula i Jan. van 't jiar 41 vermoord Hij had slechts 3 jsar en 10 maanden geregeerd. Heel Rome herademde op het bericht van zijn dood.

Dat was het jammerlijk einde van den jongen man, die eens door velen met hoop en verwachting was begroet, welke hij zoo bitter had teleurgesteld. Hij ging ten onder in den gruwelijken

poel vaa het bedorvea Rome, en maakte xich tot een god, ternijl hij toch een der slechtste onder de menschen was. Zoo bewees hij, schoon God niet Isecnende, de waarheid van Gods woord, dat den mensch beschrijft als geheel verdorven door de zonde.

Zoo ver als met Caligula kwam het gelukkig niet met alle heidenen. Velen waren nog verstandig genoeg om te begrijpen, dat een mensch nooit een god kan worden. De Griekscbe koning Philippus van Macedonië althans, de vader van Alexander den Groote, was wijzer dan Caligula drie eeuwen na hem, Aan aijn hof bevoiid zich een zekere geneesheer, die heel knap was, maar daarop ook zoo trotsch werd, dat hij als een god wilde vereerd zijn. Om hem dit af te leeren deed Philippus aldus:

Hij liet een grooten maaltijd aanrichten. Aan de tafel waren de zetels voor de gasten geplaatst. De geneesheer echter die ook genoo digd was, mocht aan het einde der zaal op een verheven troon gaan zitten, voor welken een altaar geplaatst was. Terwijl nu al de gasten rijkelijk van alles voorzien werden, en naar hartelust aten en dronken, werd voor den ge neesheer op het altaar wierook ontstoken. Daarmee moet hij zich vergenoegen. Eindelijk begon hem dit te vervelen, en vroeg hij ook om spijs. Maar Fh lippus antwoordde droogjes: „Menschen hebben behoefte aan spijs en dra, nk, maar wierook past aan goden". Zoo werd de man van zijn dwaasheid genezen.

De eerste keizers van Rome, die tezamen slechts een eeuw geregeerd hebben, hadden meestal een ellendig einde. Niet minder dan zes van de acht stierven een gewelddadigen dood. Zoo giuvelijk ging bet in het oude Rome toe. £arst het Christendom, dat er al vroeg ge bracht werd, deed later andere en betere tijden aanbreken.

BRIEFWISSELING.

Ettelijke vragen komen de volgende week, zoo Me hopen, aan de beurt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 januari 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Voor kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 januari 1911

De Heraut | 4 Pagina's