GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ds. D. J. B. Wijers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. D. J. B. Wijers

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. D. J. B. Wijers verzoekt ons het volgende schrijven op te nemen, dat hij aan de Algemeene vergadering van Zendingsarbeiders, welke 13 Augustus 1912 te Djocja gehouden is, gericht heeft.

Meer dan ik U zeggen kan, spijt het me dat ik om gezondheidsredenen Uwe vergadering van 13 Augustus niet zal kunnen bijwonen. Op de Agenda toch zie ik ook vermeld; institueering van de ketk te Djocja. Het ligt dus voor de hand, dat hec Advies der vier zoo hooggeschatte broeders aan den Kerkeraad van Amsterdam, door dezen in een besluit omgezet, en dit besluit ter Uwer kennisse is gebracht. Mocht dit besluit geheel of grootendeels conform het Advies zijn, dan mag, nu ik eenmaal volgens Art. 15 onzer Zendingsorde eene advi seereade stem in Uwe vergadering heb, een woord uit het hart niet teruggehouden.

Met groote droefheid heb ik het advies aan den Kerkeraad van Amsterdam van de vier / zoo hooggeschatte broeders gelezen, en alles in me kwam er tegen op. Had ik dan daarvoor in 1S86 gebroken met de hiërarchie? Had ik dan daarvoor met heel mijn jongelingshatt de / leer der plaatselijke kerk omhelsd? Zullen de Gereformeerden zeif nu de toen verworpene „Colleges doende wat des Kerkeraads is, " hier in ladië gaan invoeren, en zal hier in Indiê dan geene enkele stemme opgaan om „de afwer-/ ping van het juk ? "

Doch Broeders, laat me U mijne bezwaren in volgorde mogen meedeelen.

Ie. Meen ik in alle bescheidenheid, dat eene plaatselijke kerk aan eene plaats gebonden is, en dat de plaatselijke kerk van Amsterdam zich niet als kerk in Amerika, Afrika, Europa en Azië op meerdere plaatsen kan vertoonen. Het zich op meerdere plaatsen tegelijk als / kerk vertoonen, neemt „de plaatselijke kerk", dien hoeksteen van ons gereformeerde kerkrecht i weg. Volgens de Heraut waren de te Djocja ' te benoemen ouderlingen en diakenen, ouderlingen en diakenen van de kerk van Amsterdam, We krijgen dus de ketk van Amsterdam te Amsterdam en de kerk van Amsterdam ie Djocji. Dit nu is met het begrip van plaatselijke kerk onvereenigbaar.

23 Wordt door mij nog, in navolging van Dr. A, Kuyper (E Voto II 488) beleden: „Ouderlingen en diakenen zijn plaatselijke ambtsdragers, die buiten de grenzen van hun eigen ketk geene enkele bevoegdheid bezitten en ook niet / zaak waarnemend kunnen optreden."

Van tweeen één. De te kiezen ouderlingen en diakenen zijn of ouderlingen en diakenen van de kerk van Amsterdam, of zij zijn het van de kerk van Djocja. Zijn zij het van de keik van Amsterdam, dan hebben zij te Djocja geene enkele bevoegdheid. Zijn zij het van de kerk te Djocji, dan mogen zij volgens de Zendingsleer van Voeiius (zie dissertatie van Andel pag. 186—138) zich niet onder het juk van Amsterdam stellen, alle gewichtige zaken, die uitstel kunnen lijden, aan Amsterdam overlatend. 3 a. is het in strijd met onze Kerkenordening Art. 84, en de Zendingsleer van Voetius, (zie dissertatie van Andel) dat de Kerk van Amsterdam zoodanig eene heerschende macht over de Kerk van Djocja zou uitoefenen. 4e. Het instellen van „Colleges doende wat des Kerkeraads is, " de gewichtige zaken aan een kerkeraad in Holland overlatend, in strijd met de Zendingsleer van Voetius, belet het opkomen van zelfstandige kerken in Indie.

Immers wanneer dé ketk van Amsterdam met de beste krachten-van dienaren des Woords, doktoren en onderwijzers het in tien jaar tijds in een plaats als Djocja niet zoover kan brengen, dat er eene zelfstandige kerk, al zij die ook nog zoo zwak en hulpbehoevend, kan geformeerd worden, dan zal dit aan elke andere kerk, die toch onder niet zoo gunstige omstandigheden hier werkt, onmogelijk moeten wezen. We krijgen hier dus straks ook van Rotterdam, Utrecht, Heeg, Middelburg etc. „Colleges doende wat des Kerkeraads is." Indie wordt niet rijp geoordeeld voor zelfstandige kerken, hoe zwak en hulpbehoevend ze ook zijn mogen. Zullen nu die „Colleges doende wat des Kerkeraads is, " zich in wettige ketkeraden omzetten? Wanneer? Wanneer zal die rijpheid, die na tien jaar te Djocja nog niet verkregen is, verkregen worden? En waarom, stel de keur der rijpheid ware te verkrijgen, zal men zich al di^ moeite van omzetting in eigen zelfstandige kerk getioosten ? Zal men daar geen schade bij hebben, vooral fioantieele? Colleges doende wat des Hollandscben kerkeraads is, zullen zich niet in zelfstandige ketkeraden laten omzetten, wanneer bet eenmaal goed gaat. Zelfstandige ndische kerken sullen eerst na strijd geboren worden.

En daarom, Geliefde Broeders, Ge staat thans wat Indie's kerkelijke toekomst bettefï, bij den wissel. Zoo Ge overtrekt, zoo staat hij, en zoo oopt straks de kerkelijke trein. Dien ter halver wege laten stil houden om terug te keeren op et andere spoor, zal, hoe goed en eerlijk ook oor de vier hooggeschatte broeders bedoeld, iet wel mogelijk blijken.

Wat mij betreft, ik kan op het hiërarchische poor niet mee. Ik blijf gelooven dat de plaatelijke Kerk van Arasterdam eene andere is, an de plaatselijke Kerk van Djocja, en ook at de plaatselijke Kerk van Amsterdam niet ver de plaatselijke Ketk van Djocji mag eerschen, dat Amsterdamsche ouderlingen ea iakenen in de Kerk van Djocja niets te zege z H ov d b •» en hebben (E Voto II 488) en dat Djocjasche uderlingen en diakenen niets aan den kerkeaad van Amsterdam ter be.'slissing mogen overaten (v. Andel. De Zandingsleer van Voetius 186—188), en ook dat, wanneer Colleges doende wat des Kerkeraads is, de plaatsen der kerkeraden gaan innemen, die kerkeraden moeilijker door bet ambt der geloovfgen in te stellen zullen zijn.

Wel gevoel ik de moeilijkheid tegen zoo hooggeëitde, zeer geliefde mannen te moeten pkomen, maar ben tevens overtuigd, dat hoe oog we deze broeders ook schatten en hoe iep we ze ook liefhebben, dit onze verantwoordelijkheid voor onze eigene daden voor od jegens lodie niet opheft.

En zou het dan geen zonde voor God zijn, ndien we bier mannen, van wie we weten dat zij geen wezenlijke ouderlingen en diakenen zijn, maar zaakwaarnemers van een Hollandscben kerkeraad, diets maken, dat zij het wel zijn, en hen onder aanroeping van Ouderlingen en Diakenen gaan bevestigen ?

Tegenover „Colleges doende wat'des Kerkeraads is", xal de kreet om „afwerping van het ük" niet kunnen worden onderdrukt. Beware ons God voor dien kerkelijken strijd. Geve de Heere U wijsheid in deze zoo ernstige zaak, en U zoo te besluiten dat Ge er steeds vrede bij hebt Zijn Naam ter eer.

Met hartelijken broedergroet.

Uw U liefh, br. in Christus

Op den inhoud van dit schrijven, waarin geen geringe beschuldigingen tegen den Kerkeraad van Amsterdam worden ingebracht, komen we een volgend maal terug.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 september 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Ds. D. J. B. Wijers

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 september 1912

De Heraut | 4 Pagina's