GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan het uitnemende woord, waarmede Prof. Bonman de colleges aan de Theologische School te Kampen opende en dat handelde over de roeping tot den dienst des Woords, ontleenen we het volgende:

De Evangeliedienaar is bedienaar des Woords. Zeker, hij is dienaar der kerk, maar nietinRoomschen zin. Rome zoekt het wezen der kerk in het zichtbaar instituut. Christus woont door zijn geest in de kerk, en deelt zijn gaven mede aan de Kerk alleen door het ambt en het sacrament. De Schrift geboren uit de kerk, wordt verklaard door de kerk, en haar gezag rust ten slotte op de kerk. Maar de Gereformeerden stellen boven de kerk Christus en zijn woord. De Schrift is door Christus opgegeven, opdat zij hem diene in de kerk, tot de volmaking der heiligen, tot opbouw van het lichaam van Christus. In het Woord spreekt God. In het Woord speuren we als in een heiligen tempel de tegenwoordigheid Gods, en beluisteren we het ruischen van het kleed van het vleeschgeworden Woord. Het Woord is de stem des Heeren, waarin Hij dagelijks spreekt tot zijn schepsel. Voor het Woord moet de mensch buigen, naar het Woord moet heel de gemeente, zoo leeraar als leden der gemeente, luisteren. Het Woord is een blijvende gids alle eeuwen door. Dat Woord achtte de Heere zóó noodig dat Hij een afzonderlijken dienst des Woords heeft ingesteld, een dienst wel voor den Heere en door menschen, maar toch bij het Woord en om het Woord.

De bedienaar des Woorcis is dienaar van Christus ten behoeve van de gemeente. Duidt het woord herder aan de gedachte van leiding, voeding verzorging en bewaring, en vertolkt het woord leeraar het onderwijzen en het bekendmaken van den wil Gods, beide woorden drukken ten volle uit het onderwijzend en het besturend karakter van het mbt van den dienaar des Woords. De leeraar is erder ouder Christus den opperherder. Hij moet de gemeente weiden door de zuivere bediening van Woord en sacrament, weiden door nauwkeurig pzicht te houden over de schapen, hen na te gaan n te behoeden voor afdwaling, het afgedwaalde weder terecht te brengen, het verlorene te zoeken, het kranke te genezen en fhet verbrokene te heelen. Hij moet het stugge schaap de prikkels des Woords aten gevoelen, de hoogmoedigen vernederen, de ondaren bestraffen, maar ook de bekommerden troosten, en de ontferming van Christus verkondigen aan het gewonde en het bezwijkende hart.

Ea dit alles geschiedt wanneer de dienaar gereven wordt door de eere zijns zenders, en door de liefde tot zijnen dienst, wanneer hij het Woord recht bedient. Want het Woord bedienen is allereerst de verklaring van het Woord, de gedachte des H. Geestes naspeuren en vertolken, en dan het Woord toe te dienen, toe te passen voor de nooden es levens, voor de kwalen der ziel, het doen zijn en brood des levens, voedsel voor den inwendigen mensch, een levenswoord.

De bedienaar des Woords staat voor de gemeente. Een evangelist of zendeling, iemand die tot ongeloovigen 'predikt, met de bedoeling tot het geloof te brengen, moet er zich toe bepalen het Evangelie te verkondigen, en tot geloof en bekeering te brengen. Maar de dienaar des Woords, die in de gemeente werkt, moet meer doen dan dat. Hij moet mede tolk zijn van wat de H. Geest in de harten werkt, van wat de ziel ervaart, als de Geest van God zijn licht in de harten laat schijnen.

Midden in de volle werkelijkheid des levens zich tellend, moet de dienaar des Woords medeleven met de menschen, in zijn persoon en in zijn wandel openbaren dat hij drager is van de boodschap Gods, dat de liefde Gods woont in zijn ziel, dat et Evangelie is een kracht Gods tot zaligheid, tot hervorming van den geheelen mensch, tot reformatie van geheel het leven, tot uitzuivering van het kwade en het doen van het goede.

Als gezant van den grooten Medicynmeester biedt hij het Woord in al zijn scherpte, in de snijdend-veroordeelende kracht der zoude, maar ook in de troostend-genezende werking aan het ranke hart, dat zoo bitter lijdt onder de gevolgen van de zonde. Als boodschapper van den grooten Herder gaat hij rond bij de woningen van aanzienlijken en geringen, van geleerden en onkundigen om hun zonder aanneming des persoons op te wekken tot het goede, te vermanen, te waarschuwen of te bestraffen en gevallenen op te richten. En voorts staat de bedienaar des Woords aan de ziekbedden, aan de sponde der stervenden om den weg des levens voor te stellen, opdat niemand op valschen grond zich gerust zou stellen, maar tevens om ook de rijke ontferming van den eenigen Zaligmaker aan te bieden aan verlorenen, het licht des Heeren te laten schijnen over krankheid, lijden, zonde en dood, en in den doodstrijd den godvreezende het klamme doodszweet van het voorhoofd te wisschen. Hij moet blijde zijn met de blijden en weenen met den weenenden.

Voorzeker een zwaar, verantwoordelijk gewichtig, maar ook heerlijk werk. De Heere stelde toch zelf de herders en leeraars »tot volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouw des lichaams van ChristusK. En de Schrift noemt hen sGods medearbeiders, » ihuisverzorgers Gods», »uitdeelers der menigerlei genade Gods«. Is er wel heerlijker arbeid dan het werk Gods te doen, en instrumenten te zijn in zijn hand tot den roem van 's Heeren naam en de komst van zijn koninkrijk ? Is er iets heerlijkers te denken dan verwaardigd te worden tot dragers van het licht, om den troost der genade te doen uitschitteren te midden van eene doodkranke wereld? Welk werk is daarmede te vergelijken ?

Ziet, de wereld roemt de aardsche heerlijkheid en macht; zij prijst de genieën en de uitvinders, hen die lauweren verwierven op het veld van wetenschap en techniek; zij acht het schoone en het aangename begeerlijk; en het zij verre van ons dit gering te achten. Maar toch, de wereld met haar schoone en goede vergaat, en zij kan met al de schittering van haar weelde en glorie, met het bekoorlijke van haar genot en zinnendienst niet vervullen de nooden van des menschen hart. Het Evangelie daarentegen spreidt l'icht over het pad, geeft vrede voor het moede hart, troost in ellende en droefenis, en maakt voor eeuwig gelukkig. Is het niet kostelijk drager te zijn van dat Evangelie der zaligheid, en iets van de barmhartigheid, van de liefde van onzen Zaligmaker te laten gevoelen, om te verkondigen de deugden van onzen Jezus, die uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 oktober 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 oktober 1913

De Heraut | 4 Pagina's