GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Gereformeerde Kerkbode van Rotterdam gaf Dr. A. Kuyper Jr. de hier volgende toelichting op den ongewonen schrijfterm: »Beslotenen en Verlatenen:

In de Heilige Schrift, met name in het Oude Testament, wordt een en andermaal gesproken van »beslotenen en verlatenene. Men vraagt ons wat die uitdrukking beteekent, en wij willen, voor zoover het ons mogelijk is, gaarne een antwoord op deze niet gemakkelijke vraag geven.

Wij vinden deze woorden eerst in Deut. 32 ; 36, waar wij lezen: »want Hij zal zien dat de hand is weggegaan en de beslotene en verlatene niets is*. Daar wordt deze uitdrukking gebezigd in een tekstwoord dat spreekt van Israels ellende, want »de hand is weggegaan*, wat zeggen wil dat de kracht gebroken en de macht vernietigd is; wat zijn oorzaak vindt in het feit dat »de beslotene en verlatene* niets is. De kantteekening wijst er reeds op dat dit een spreekwijze is om uit te drukken de uiterste benauwdheid des volks ; dat hier te kennen gegeven wprdt dat het gedaan is zoowel met hen die zich in veilige schuilplaatsen opgesloten hadden om zich voor den vijand te verbergen, als met hen die gevlucht waren in het ruime veld, meenende dat ze daar als verlatenen waren, dat de vijand daar niet aan hen zou denken. Het is nu met allen zonder onderscheid gedaan.

Verder komt deze uitdrukking vooral veel voor in de boeken der Koningen. Men zie bijv. I Kon. hoofdstuk 14 : 10 en 21 : 21, en in II Kon. hoofdstuk 9:8 en 14 : 26. En bij aandachtig nalezen van deze teksten zal onmiddellijk gezien worden, dat de woorden »mitsgader* de beslotenen en verlatenen* gebruikt worden als parellel voor «al wat mannelijk is*. Bij de drie eerstgenoemde teksten komt dat al heel duidelijk uit, en bij laatstgenoemden tekst, die zeer veel overeenkomst heeft met Deut. 32 : 36, is dat uit den tekst zelven wel op te maken, want de ellende in Israël was zóó groot, »dat er geen opgeslotenen noch verlatenen* waren, d.w.z. er was voor Israël gansch geen man die helpen kon.

Wat wij in II Kon. 14 : 26 lezen komt dus vrijwel overeen met wat we in Deut. 32 : 36 vonden. Daar, *de hand is weggegaan* en nu zijn, 'er geen »beslotenen en verlatenen*, hier »dat Israël geen helper had* want er waren geen «beslotenen en verlatenen*. 'Vergelijking dus eenerzijds van Deut. 32 : 36 met If Kon. 14 : 26, en anderzijds van I Kon. 14 : 10; 21 : 21 en II Kon. 9 : 8 doet dus zien, dat de eigenaardige Hebreeuwsche uitdrukking »beslotenen en verlatenen* feitelijkfbeteekent: l wat mannelijk is. De meeste en voornaamste uitleggers verklaren deze woorden dan ook zoo en niet anders.

Nu echter rijst de vraag: hoe kunnen deze woorden die beteekenis hebben ? Hoe is men er toe gekomen, als men van de geheele mannenwereld wilde spreken, te zeggen: de beslotenen èn verlatenen. ­

In het Hebreeuwsch gelijken die twee woorden veel op elkander. Men spreekt dan van den azoei en azoer. En zoo laat het zich zeer goed verstaan, dat het een spreekwijze is geworden, en dat men bijv. zeide: God zal uitroeien al wat manlijk is, zoo den azoeb als den azoer. Het woord »azoeb« nu beteekent de man die niet verbonden maar vrij is, en »azoer« de man die niet vrij maar verbon­den is.

Tot zoover is er geen moeilijkheid en laat alles zich geleidelijk verklaren. Maar als nu de vraag gesteld wordt: hoe hebben wij in deze uitdrukking ons dat vrij-zijn of dat verbonden-zijn van den man in te denken, dan worden verschillende antwoorden gegeven, en wij kunnen niet zeggen wat het beste antwoord is.

De een denkt aan den band des huwelijks, en wil vertalen: al wat manlijk is, gehuwd óf ongehuwd. De ander denkt aan den band der dienstbaarheid en vertaalt: al wat manlijk is, dienstbaar of vrij — ook wel rijk óf arm. 'Weer anderen denken aan den band van het gezag en lezen : al wat manlijk is, mondig óf onmondig.

Genoeg, als wij in de boeken der Koningen lezen dat God. zal uitroeien al wat manlijk is, zoo de beslotenen als verlatenen, zoo den gebondene als den vrije, dan wijst die toevoeging, hoe dan ook nader uitgewerkt, op het volstrekte van Gods oordeel, dat geen man van wat staat, rang of positie ook gespaard zal blijven. En als wij in Deut. 32 lezen dat er geen beslotene of verlatene is, dat de hand is weggegaan, en ir^ II Kon. 14 dat er geen helper is, dat er niet een beslotene of verlatene is, dan wil dat zeggen dat er niet een man, jong of oud, groot of klein, rijk of arm, dienstbaar of vrij

is, die helpen kan in nood. Er is geen »beslotene of verlatene* in Israël, is uitdrukking geworden om de grootste ellende te teekenen, maar het is ook een woord van troost voor Gods volk geworden, want als de toestand zóó is dat geen man (hij zij azoer of azoeb) helpen kan, dan helpt God.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 oktober 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 oktober 1913

De Heraut | 4 Pagina's