GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De nachtelijke aanslag.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nachtelijke aanslag.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mogen we, voordat we op de quaestie van den «nachtelijken aanslag* thans nader ingaan, nog eerst de beschuldiging van de Nieuwe Rotterdainmer onzen lezers in herinnering brengen?

In de dagen, toen de verkiezingskoorts woedde en de Nieuwe Rotterdammer tot zelfs haar Kerknieuws gebruikte om haar lezers op te zetten tegen het Christelijk Kabinet, en daarbij o. a. met de dwaze bangmakerij kwam, dat de bezittingen der Hervormde Kerk onder dit Kabinet gevaar zouden loopen, rakelde ze ook de oude geschiedenissen van 1886 nog eens op en als variant op de bekende paneelzagerij (welk thema nu toch wel wat afgezaagd begon te worden) schreef ze over «den befaamden nachtelijken aanslag*, die toen door de «doleerende partij* zou gepleegd zijn «op een kast in de bij vertrekken van de Nieuwe Kerk te Amsterdam*, met het doel «zich in het bezit van de goederen der gemeente te' stellen*; welke «aanslag zeker wel tot spijt van zijn ondernemers mislukte”.

Niet alleen onzerzijds werd tegen deze onware voorstelling geprotesteerd; ook de Nederlander noemde haar perfide. Van twee zijden gesommeerd om haar voorstel ling waar te maken, heeft de redactie een maand lang noodig gehad om naar bewijzen te zoeken en eerst 4 Juli kwam ze als éénig bewijs met een uitvoerig citaat aanzetten uit het beruchte boek van DR G. J. Vos AZN, Het keerpunt in de jongste geschiedenis van Kerk en Staat, blz. 207. Dr. Vos verhaalt hier hoe de brandkast der Financieele commissie die zich in het Kerkmeesterscomptoir der Nieuwe Kerk bevond, op 5 Juni 1886 is opengebroken in tegenwoordigheid van de heeren Rutgers, Seefat, Meijer en Pauwels en hoe uit deze kast toen /"36000 in aan deelen van de geldleening Amsterdam zijn weggenomen, welke stukken, toen Dr. Vos zijn boek schreef (Maart 1887) nog niet aan het «wettig beheer* waren teruggegeven.

Al is het boek van Dr. Vos nu zeker niet de meest betrouwbare bron om daaruit de geschiedens dier dagen te leeren kennen, toch zijn de feiten, hier door hem medegedeeld, in hoofdzaak niet onjuist,

De brandkast der Finantieele Commissie is metterdaad op genoemden datum opengebroken op last en in de tegenwoordigheid van de genoemde personen, en de daarin zich bevindende papieren, die in de opengebroken kast natuurlijk niet langer bewaard konden worden, zijn toen naar een veiliger bewaarplaats overgebracht

Zelfs bevond zich in deze brandkast nog veel meer dan de genoemde f 36.000 ; er lagen ook in de bewijzen van inschrijving op het grootboek tot een bedrag van l'A millioen en een assurantiepolis tot een bedrag van 2V2 millioen. De Nieuwe Rotterdammer ziet dus, dat we gul genoeg zijn met de feiten te erkennen.

Intusschen is ze met deze erkenning natuurlijk geen stap gevorderd om de door haar gegeven voorstelling waar te maken. Over kleinigheden zullen we daarbij niet vallen. Dat ze al te schromelijk zich vergiste, toen ze schreef, dat de aanslag tot spijt van de ondernemers niet gelukte, geeft ze thans zelf toe. Evenzoo is haar voorstelling van een nachtelijken aanslag onjuist; het boek van Dr. Vos meldt hiervan niets, en het feit is ook niet «in den nacht*, maar op klaarlichten dag geschied. Maar dit alles, — al getuigt het zeker niet van groote nauwkeurigheid bij een redactie, die aldus haar lezers voorlicht, — laten we thans rusten. De vraag is niet, af de aanslag gelukt of mislukt is, en of hij op klaarlichten dag of in den nacht plaats vond, maar of er een aanslag is geschied door de partij der dolecrenden om zich in het bezit van de goederen der Amsterdamsche gemeente te stellen, Hierop en hierop alleen komt het aan. Het woord «aanslag* wil toch in goed Hollandsch zeggen, dat gij een onrechtmatige daad doet, dat gij met geweld u tracht meester te maken van wat niet uw wettig eigendom is. Of de Nieuwe Rotterdammer al bewijst, dat er destijds een brandkast is opengebroken, zegt derhalve niets; ze heeft te bewijzen, dat deze daad onrechtmatig is geschied en ten doel had zich van het goed van een ander meester te maken.

Mogen we dit aan de Nieuwe Rotterdainmer met een voorbeeld uit diezelfde dagen duidelijk maken. Gelijk ze in hetzelfde boek van Dr. Vos op blz 14S lezen kan, is er S Januari 1886 in de Nieuwe Kerk nog een andere brandkast opengebroken, n.l. de brandkast der diakonie, waarin de gelden der armen bewaard werden. Dit geschiedde niet door de «doleerenden* maar in het bijzijn en op last van twee gecommitteerden van het Classicaal Bestuur, die zeker met de Diakoniezaken niets te ca^ktn'hdAA& nN^ ^tzox!L.Ae. Nieuwe Rotterdamer zeggen, wanneer we schreven, dat het Classicaal Bestuur in 1886 den befaamden achtelijken aanslag (het geschiedde metteraad in den avond) had gepleegd op de randkast van de diakonie om zich meester e maken van het geld der armen? Zou e zulk een voorstelling niet met veronts o d T waardiging als lasterlijk brandmerken? En wanneer We, door haar ter verantwoordinggeroepen, ons dan beriepen op de meedeeling bij Dr. Vos, pag 14S, dat de brandkast der diakonie toch metterdaad op last van het Classicaal Bestuur, is opengebroken zou ze dan niet volkomen terecht antwoorden, dat dit feit cla.arom nog geen recht geeft om te spreken van «een aanslag plegen? op en «zich meester willen maken van het goed der armen*, en dat zulke uitdrukkingen een geheel valsche en onware voorstelling geven van wat werkelijk is geschied? Zou ze er niet bijvoegen, dat bovendien zulk een voorstelling daarom des te krenkender is, omdat we toch zeer goed konden weten, dat de gecommitteerden van het Classicaal Bestuur met enkele diakenen dien avond bijeen waren gekomen om de gewone uitkeeringen aan de armen te doen en de armen der gemeente toch niet met leege handen naar huis mochten gezonden worden, omdat de sleutel van de brandkast «toevallig* afwezig was. Geldt ditzelfde dan echter niet evenzeer van het hier besproken geval? De finantieele Commissie van het Beheer had evenzeer dringend de stukken noodig, die in de brandkast dezer Commissie waren weggesloten, omdat er betalingen moesten geschieden, die niet langer wachten konden; waar nu de sleutel van de brandkast, laat ons zeggen «toevallig*, zoek was, hebben de Kerkmeesters daar geen recht gehad om hun eigen brandkast open te maken? Wil de Nieuwe Rotterdammer haar aanklacht handhaven, dan kome ze dus niet met het «feit* dat «er een brandkast is opengebroken*, wat niemand betwist, maar dan bewijze ze, dat deze daad op onrechtmatige wijze is geschied, en door personen, die hiertoe rechtens niet bevoegd waren.

Nu had de Nieuwe Retterdammer, wanneer ze het boek van Dr. Vos iets nauwkeuriger bestudeerd had, daarin reeds kunnen zien, dat zelfs op het standpunt van het Classicaal Bestuur de kerkmeesters Me}-ers en Pauwels, in wier tegenwoordigheid de opening geschiedde, destijds nog wettig in functie waren, omdat ze niet tot de «geschorsten" behoorden. En wat de beide andere aanwezige kerkmeesters betreft, de heeren Rutgers en Seefat, zoo waren deze wel provisioneel als kerkeraadsleden geschorst en heeft het Classicaal Bestuur ook wel gepoogd hen op dezen grond evenzoo als kerkmeesters te schorsen, maar de Rechtbanken, die later geroepen werden over dit punt, dat voor den toenmaligen strijd over het bezit der goederen allesbeheerschend was, hebben in dit opzicht het Classicaal Bestuur geheel in het ongelijk gesteld en uitdrukkelijk verklaard, dat deze schorsing onwettig was geweest, omdat aan het Classicaal Bestuur de bevoegdheid daartoe ten eenenmale ontbrak. Zoo geschiedde bij het arrest van de Rechtbank van Amsterdam van 17 Februari 1886, toen het Classicaal Bestuur zijn eisch werd ontzegd om het kerkeraadsarchief uit handen van Dr. Rutgers c. s. terug te ontvangen, en zoo heeft ook het Openbaar Ministerie bij den Hoogen Raad in zijn conclusie ter terechtzitting van 22 Maart 1887 de bevoegdheid van het Classicaal Bestuur om deze kerkmeesters te schorsen, betwist, ' en, nog sterker, in zijn daaropvolgende conclusie ter terechtzitting van is Juni 1888 al de daden van het Classicaal Bestuur doende wat des kerkeraads was in zake het beheer zelfs onwettig genoemd. En wel heeft de Hooge Raad bij zijn arrest van 15 Juni 1888, waardoor aan dezen strijd een einde is gemaakt, den eisch van deze kerkmeesters om in het hangende proces te mogen intervenieeren, afgewezen, omdat de Hooge Raad hen niet langer als wettige leden van de Commissie van het Beheer beschouwde, maar de grond, waarop dit arrest rustte, was niet, dat het Classicaal Bestuur hen geschorst had, maar alleen, dat deze personen door zich als lidmaat op te geven van de «nieuw gestichte" «Nederduitsche Gereformeerde Kerk", hadden opgehouden, volgens den Hoogen Raad, «lidmaat der Nederlandsch Hervormde Kerk te zijn" en dientengevolge ook geen Kerkmeesters der Hervormde Gemeente te Amsterdam meer konden wezen. Over de juistheid van deze laatste uitspraak zullen we thans niet twisten; het gaat hier alleen om de beslissing van den Hoogen Raad in het juiste licht te stellen.

Aangezien de Hooge Raad hier nu bij-, gevoegd heeft, dat dit «ophouden van het lidmaatschap" en dus ook het «ophouden van het kerkmeesterschap", eerst plaats had gevonden in December 1886, toen deze personen den band met de Synode der Hervormde Kerk hadden verbroken, volgt hieruit, dat volgens den Hoogen Raad deze personen in Juni 1886, toen ze nog wel «hdmaat der Hervormde Kerk" waren, dan ook als wettige kerkmeesters konden optreden en dus volkomen bevoegd waren om een kast, die onder hun beheer stond, en waarin hun boeken en bescheiden zich bevonden, open te maken. Ten overvloede zij hieraan nog toegevoegd, dat toen bedoelde kerkmeesters na het arrest van den

Hoogen Raad de onder hen berustende stukken aan de thans opgetreden Commissie van Beheer overdroegen, in de acte van decharge, hun verleend, en welke door den president en secretaris van de nu optredende commissie geteekend is, met geen woord gerept werd over een onwettig beheer, dat door hen gevoerd zou zijn, en alleen werd verklaard, dat «nu de Hooge Raad bij arrest van 15 Juni 1888 beslist had, dat de ondergeteekenden ter eenerzijde thans (men lette op dit woord), »niet meer kunnen zijn leden der Commissie voornoemd", deze ondergeteekenden er geen bezwaar tegen hebben, hetgeen zij nog teeds onder zich hebben, af te gSven aan ndergeteekenden ter andere, als zijnde eze de thans fungeerende Commissie." evens zijn toen, gelijk in dé acte van

décharge uitdrukkelijk vermeld wordt, de bedoelde »36 obligaties Amsterdam elk ƒ1000" aan de Commissie van Beheer overgedragen. De geheele acte van décharge hier in extenso weer te geven, zou te veel plaats vragen, maar wanneer de Nieuwe Rotterdammer het verlangt, zijn we bereid haar copie daarvan toe te zenden.

Blijkt dus hieruit, dat de voorstelling van de Nieuwe Rotterdammer, alsof in 1886 door de doleerenden een aanslag zou gepleegd zijn, onwaar is, — want men kan geen »aanslag« plegen op hetgeen men wettig in zijn bezit heeft, — nog veel minder is de voorstelling van de Nieuwe Rotterdammer juist, alsof deze daad zou zijn geschied met het doel om zich in het bezit van de goederen der Hervormde gemeente te stellen, ten einde bij een eventueele procedure een voordeeligerpositie in te nemen. De Nieuwe Rotterdammer zelve had wel kunnen weten, dat deze voorstelling onmogelijk juist kon wezen, al was 't maar alleen om deze ééne, maar alles afdoende reden, dat in Juni 1886 de bedoelde Kerkmeesters reeds een half jaar in het bezit waren van de geheele Nieuwe Kerk en dus ook van het vertrek waarin de bedoelde brandkast zich bevond. Noch het Classicaal Bestuur noch degenen, die aan zijn zijde stonden, konden bij de bewuste brandkast komen zonder feitelijk geweld te plegen of zonder uitspraak van den Rechter. Welk nut zou het dan hebben voor de fungeerende kerkmeesters, om de stukken uit deze brandkast weg te nemen en naar een veiliger bewaarplaats over te brengen? En bovenal, waarom zou men dit dan eerst in in Jiini gedaan hebben, terwijl men reeds in Januari meester van de Nieuwe Kerk was? De oorzaak waarom deze brandkast geopend werd, was dan ook een geheel andere. De financieele Commissie had verschillende uitgaven te doen voor het onderhoud van de kerkgebouwen (waarin niet de geschorste predikanten, maar alleen de niet-geschorste optraden), voorts aan verschillende ondergeschikte kerkelijke beambten salarissen uit te betalen, en eindelijk voor de voldoening der assurantie-premiën te zorgen, welk laatste bedrag alleen reeds bij de ƒ 2000 beliep. Indien deze betalingen niet geschied waren, dan zou dit voor de Hervormde gemeente op zeer ernstige schade zijn uitgeloopen. Daarom heeft de Financieele Commissie, waar de afdoening dezer zaken niet langer wachten kon, de bedoelde brandkast geopend. Bij de acte van décharge is door de nieuw optredende j Commissie van Bestuur dan ook geen de minste captie gemaakt op de uitgaven der vroegere Commissie en zijn deze uitgaven zonder meer gehonoreerd geworden.

Laat ons tenslotte hier nog bij mogen voegen, dat de bedoelde kerkmeesters aldus waarlijk niet gehandeld hebben uit zekere willekeur of Rechthaberei, maar alleen omdat ze daartoe verplicht waren door een plechtige belofte bij de aanvaarding van hun ambt afgelegd. Ze hadden toch beloofd, dat »ze in hunne hoedanigheid van leden der Commissie van het bestuur over de kerkgebouwen enz. van de Nederduitsch Hervormde Gemeente te Amsterdam al de eigendommen, fondsen, en inkomsten aan de Gemeente toebehoorende, rechtvaardig en ten haren meesten nutte zouden helpen besturen en nooit eenigen stap zouden doen, waardoor, zonder uitdrukkelijke toestemming der gemeente, het beheer der goederen aan toezicht of regeling, hoegenaamd ook, van eenig hooger kerkelijk college zou worden overgelaten, tenzij dan door rechterlijke uitspraak gelast«. Zoodra het hooger kerkelijk Bestuur zich op zeer onbetamelijke wijze m.engde in het Beheer, zelfs verschillende kerkmeesters schorste en zich aanmatigde te doen »wat des Kerkeraads was«, waren deze mannen dus wel verplicht krachtens hun gegeven woord tegen dit Bestuur zich te verzetten. Overgave van het hun toebetrouwde goed aan het Classicaal Bestuur of degenen, die het met dit Bestuur hielden, zou trouwbreuk aan hun eerewoord zijn geweest.

Aangenaam was het ons niet, deze pijnlijke geschiedenissen uit het jaar 1886 weer te moeten ophalen. Toch zou in dit geval zwijgen plichtsverzuim zijn geweest. Mogen we hopen, dat de Nieuwe Rotterdammer thans hare woorden herroepen zal? Errare humanum est, »dwalen is menschelijk«, en wat in de roes der verkiezingsdagen geschreven wordt, moet men niet op een goudschaaltje wegen. Maar het perseverare, ook nadat men beter is ingelicht, zou niet meer van menschelijke zwakheid getuigen, maar van een boos opzet, dat we liever niet willen veronderstellen. Laat de Nieuwe Rotterdammer de »paneelzagerij« en »den befaamden nachtelijken aanslag op een brandkast in de Nieuwe Kerk« nu maar als oude plunje aan den kapstok hangen. Er zijn beter en nobeler wapenen dan deze, wanneer men meent op kerkelijk of politiek terrein elkander te moeten bestrijden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 november 1913

De Heraut | 4 Pagina's

De nachtelijke aanslag.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 november 1913

De Heraut | 4 Pagina's