GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE SPEELMAN.

XXXV.

BEZOEK.

Het boek waarover mijnheer Maanszoon met oo grooten lol sprak en dat hij aanbeval voor ouise, behoorde werkelijk tot de meest gezochte n meest gelezene in dien tijd. Vreemd genoeg erd het door kinderen en door volwassenen m strijd begeerd. Dat blijkt voor zoover de erste betreft o.a. uit een vers 't welk van dit boek • egt, dat het is:

Un livre ami, dont rayonnent les pages.

Qui charme des enfants Ie coeur,

Le seul, qui devant eux peut se passer d'images:

Le livre de Perrault, le conteur.

Dat is;

Een bemind boek welks bladzijden glanzen, at het hart der kinderen bekoort, het eenige at naar hun meening geen platen noodig heeft: et boek van Perrauh, den sprookjesverteller.

Dat mag nu wat sterk gesproken schijnen, aar de waarheid is toch, dat ook nu nog na wee eeuwen de sprookjes van Perrault telkens eer herdrukt en nog veel gelezen worden, en dat althans de inhoud van sommige algemeen bekend is. Dit wordt duidelijk als ik zeg dat de titel van het boek in onze taal luidt: Sprookjes van Moeder de Gans. En wie kent die niet, vertellingen als: Roodkapje, Klein Duimpje, Asschepoester, Blauwbaard, De Gelaarsde kat en zooveel meer. Te veel om hier te noemen. Eigenlijk waren die sprookjes en vertelsels reeds bekend, eeuwen vóór Perrault geboren werd, want zij stammen uit overoude tijden en zijn in Indië ontstaan. Maar de Fransche schrijver was de eerste, die er vertelsels van maakte welke door de jeugd met graagte werden gelezen.

Met blijdschap had mevrouw Verspronck het aanbod van den heer Maanszoon aanvaard, die dan ook niet naliet het boek spoedig te zenden. Mama ging er mee naar haar dochtertje, liet haar de grooté, mooie platen zien en vertelde er een en arider bij, dat Mevrouw uit haar jeugd nog was bijgebleven. De zieke vond de vertelsels en de platen al even mooi en wilde er graag nog meer van weten. Maar gelukkig was, gelijk ik reeds zei, het boek in het Fransch geschreven, en Louise nog niet ver genoeg

gevorderd om het in die taal te begrijpen. Doch Papa en Mama beloofden haar, dat zij haar eiken dag er iets uit zouden voorlezen, niaar dan weergegeven in het Nederlandsch. Het boek kreeg een plaats naast den grooten Prentenbijbel, die gelukkig voor de kleine zieke zonder iemands hulp toegankelijk was.

Op zekeren morgen wandelde een deftig heer, wiens haar reeds vergrijsde, den weg op naar Jadis.

Die heer was de predikant van Rheden, tot welks gebied ook het buitenverblijf behoorde. Hij was reeds meermalen op het landgoed geweest, nu eens bij den tuinman dan weer bij de andere bedienden, doch Mijnheer en Mevrouw was het hem nog nooit gelukt te spreken te krijgen. Het trof altijd zoo, dat Mijnheer niet t'huis was en Mevrouw drukke bezigheden had. Dit nu was in zooverre waar, dat mijnheer Verspronck, als hij den dominé langs de oprijlaan zag komen, zich steeds haastte het huis even te verlaten. Den knecht werd dan gelast aan bezoekers te zeggen dat Mijnheer niet t'huis was. Wat Mevrouw betreft, die ging als de domine werd aangediend, altijd in haar kamer het een of ander verrichten, en liet zich alzoo verontschuldigen.

Ditmaal echter kon het moeilijk zoo gaan, want er was nu een zieke, en het zou wat vreemd, ja onbeleefd geweest zijn den predikant, die belangsteUing toonde, bij de kleine alleen te laten. Te meer wijl hij op dit vroege uur verwachten kon althans een der ouders t'huis te vinden. Zoo ging Mevrouw, toen de knecht kwam zeggen dat de dominé de Jongejuffrouw gaarne eens zou spreken, half zuchtende naar de ziekekamer, om Louise te vertellen wie er kwam en zelf het bezoek af te wachten.

De kleine zieke scheen minder daarvan af keerig dan haar moeder. Ze was nieuwsgierig den dominé eens te zien. Ze had hem nog nooit ontmoet en zich hem altijd voorgesteld als iemand met een streng uiterlijk, juist niet vriendelijk, met een Bijbel onder den arm en een vijand van alle vrooUjkheid. 't Was dus maar goed dat Mama in de kamer bleef! Dat deze laatste veel gunstiger over den bezoeker dacht; zou ik zeer betwijfelen. Doch de redenen waren bij moeder en dochter geheel verschillend.

Het viel echter nog al mee. De predikant zag er uit als alle deftige heeren uit dien tijd, alleen met dit onderscheid dat hij geheel in het zwart was, terwijl de mannen in die dagen ook dikwijls kleeren droegen van meer sprekende kleuren, zooals blauw én geel. Een Bijbel had hij ook niet bij zich, en buitengewoon ernstig of onvriendelijk keek hij volstrekt niet, vond Louise. Integendeel was hij zeer voorkomend en vriendelijk, zooals ook Mevrouw erkennen moest, met wie hij dadelijk in gesprek geraakte over de zieke.

Toen ging hij tot deze zelf, vroeg hoe zij het maakte, waarop het meisje weinig antwoord wist te geven en vertelde haar toen dat Kij gekomen was om eens met haar te spreken, nu hij gehoord had dat zij ziek was en zich misschien wel vervelen zou. Louise vertelde hem nu, dat dit laatste nog wel eens voorkwam. Maar zei ze, Papa of Mama lezen we dan wat voor uit het mooie boek met vertelsels dat mijnheer Maanszoon ons gestuurd heeft. Wilt u dat eens zien ?

Zij reikte hem het boek toe dat onder haar bereik lag. De bezoeker keek er eens in zei toen:

„Dat zal je zeker wel bevallen. Ten minste, ik weet van meer kinderen die graag van Klein Duimpje en Asschepoester hooren".

Mevrouw Verspronck keek eenigszins verrast. Zij had gedacht dat de dominé het boek minder goed zou vinden, en vond het prettig dat het niet zoo was.

„Is dat nu alles waar gebeurd, dominé", vroeg Louise, terwijl zij den leeraar strak aanzag.

„Eigenlijk niet mijn lieve kind", was het antwoord. „Het heetten dan ook in het Fransch „Contes", d. w. z. sprookjes of vertelUngen. Dat niet alles waar gebeurd is doet er minder toe, want als wij maar even nadenken, begrijpen we dat van zelf. Wolven die praten en de kleeren der menschen aantrekken zijn er natuurlijk niet, en zoo meer".

„Ik heb nog een boek" zei Louise „en de tuinman zegt dat al wat daar in staat welzeker gebeurd is. Weet u dat ook ? "

„Als ik het boek eens zien mag", zei de dominé, , wil ik je graag antwoorden".

Intusschen keek mevrouw Verspronck juist niet vriendelijk. Dat Louise nu ook juist dadelijk over dien vervelenden tuinman moest spreken! Wat moest de dominé er van denken, dat Louise, het kind van aanzienlijke lieden, ook zulke dingen met den tuinman sprak, haars vaders knecht.

Intusschen babbelde Louise al voort. De dominé kreeg het dikke boek, 't welk geen ander was dan de Prentenbijbel en zag het eens door. Toen zei hij:

„De tuinman heeft gelijk. De Bijbel is het Woord van God en wat Hij spreekt is de waarheid."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 februari 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 februari 1915

De Heraut | 4 Pagina's