GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Prof Ihmels over den Godsdienstigen toestand.

De zoogenaamde Engere Conferenz der Algemeene Luthersche conferentie kwam op 12 en 13 April 1.1. te Maagdeburg samen. Het is te denken, dat het onderwerp »de huidige kerkelijke toestand en de taak van de kerk in de dagen van crisis" die het Duitsche volk doorleeft, de hoofdzaak was, die in deze vergadering ter sprake kwam. De hoogleeraar Ihmels hield over ­ dit onderwerp een referaat, waaraan wij het volgende ontleenen.

Het Duitsche volk doorleeft een crisis; wat te doen om deze tot heil te doen zijn ? Groote dingen zijn gebeurd. Er is een offervaardigheid getoond, die iets onvergetelijk verheft'ends heeft. Jongen en ouden stroomden naar de vaandels en wedijverden, vrie het eerst naar den vijand, naar den slag, naar den dood gaan zou. Men had 'dit van het opkomend geslacht, dat egoïstisch zich wilde uitleven, niet vgrwacht. Onge-~ twijfeld zal deze nieuwe opleving in het vervolg nawerken. Echter moet erkend, dat de offerwilligheid niet in alle kringen in dezelfde mate aan het licht kwam. Ook was het feit dat men zich in sommige kringen meer aan genotzucht overgeeft dan in vredestijd, te betreuren. Bovendien is het te bejammeren, dat ook de zonde der ontucht zich in den oorlog op ontrustbarende manier openbaart. Wat men in vredestijd voor geoorloofd hield, wil men ook in oorlogstijd voor geoorloofd houden. Er is tegen gwjverd, men hield er vergaderingen over; maar het algemeen werd er niet genoeg door aangegrepen. In breede kringen ontbreekt het bewustzijn, dat ontucht een zondetegen God is. Men gevoelt zich niet aan den wil Gods gebonden.

Of is die gebondenheid ook daar nog aanwezig, waar men haar niet verwacht ? Is er Christendom ook buiten de kerkmuren ? Is het daar wellicht sterker dan in de kerk ? Ongetwijfeld is het religieuse vraagstuk door den oorlog sterker op den voorgrond gekomen. De pers van den dag toont meer belangstelling in het Christendom; zij opent hare kolommen voor innig Christelijke beschouwingen. Het is echter de vraag, of de religieuse beweging voortkomt uit inwendigen drang of uit vaderlandUevende oorzaken. Maar het is niet te ontkennen, dat de Godsdienst zich als een macht openbaart, waarmede de mensch te rekenen heeft. Doch de toon van boete wordt in de pers gemist. Men moet echter voorzichtig zijn in het uitspreken van een algemeen oordeel. Onze pers is op dit punt niet gansch weigerachtig; er zijn bewijzen, dat ons volk een roepstem tot boete verdragen kan. Als de Christenen het rechte woord weten te spreken, dan zal de pers ook menig ernstig woord opnemen.

Maar hoe staat het in de kerk ? Bijna overal is op te merken, dat het kerkbezoek vermeerderde. Maar wie zijn de kerkgangers ? Vooral ziet men meer mannen in de samenkomsten der gemeente, maar niet evenveel uit alle klassen. Hoe staat het met de ontwikkelden, hoe bij de werklieden? Het kan niet ontkend, dat vele ontwikkelden meer ter kerk gaan. Maar zou men mogen verwachten dat zij in hun levensbeschouwing veranderd zijn ? Anders is het met de jeugd. Reeds vóór den oorlog hebben Godsdienstige vereenigingen onder Gymnasiasten leden gewonnen. Zendingsvereenigingen en Bijbelkransen werden gevormd, waaraan men een menschenleeftijd geleden niet denken kon. Ook in de studeerende jongelingschap is iets nieuws ontwaakt. Het is groot dat het mogelijk was, eene Duitsche vereeniging van Christelijke studenten op te richten, die tot verschillende faculteiten behooren. Van de jeugd mag men iets verwachten. Maar de jongelingen uit de arbeiderswereld geven oorzaak tot zorg. De vroege zelfstandigheid werkt ongunstig, en juist uit arbeiderskringen komen klachten over de verkeerde werking van den oorlog op de jeugd.

Ten opzichte van de arbeiders kan geconstateerd, dat zij in grooter getal het bedehuis bezoeken dan te voren; ook de georganiseerde werklieden. Zij zijn weer vertrouwen in de kerk gaan stellen; de predikanten hebben onbaatzuchtig hunne zorgen gewijd aan hen die tot de kerk behooren èn die er buiten staan, en dit wordt erkend. Maar zullen hun leiders toestaan ook na den oorlog bij de kerk te blijven? Het geeft te denken, dat nu de oorlog nog woedt, het verzoek aan de werklieden gedaan werd, zich van de Confirmatie verre te houden. Maar indien het gelukken mag enkelen te winnen, zal de macht van de leiders gebroken worden. En de kerk heeft den schijn te mijden, alsof zij . kapitalistischgezind en de betaalde dienares van den Staat is.

Vraagt men hoe diep het nieuwe leven dat z-ich 0[)enbaart, gaat, dan is daarover nog weinig te zeggen. In gemeenten waar vóór den oorlog het besef van de noodzakelijkheid der persoonlijke bekeering levendig was, is dit besef dieper doorgedrongen. Waar dit besef niet levendig was, is minder daarvan te bemerken. Maar nergens kan men zeggen, dat de tijd die doorleefd werd, niets achtergelaten heeft. Het is echter verkeerd, nu reeds van eene wedergeboorte van het volk te spreken. Des te meer moet het zaad van Gods Woord uitgestrooid worden, den Heere smeekend dat Hij den wasdom geve.

Ons dunkt, dat door den hoogleeraar nuchter de toestand onder de oogen gezien wordt gelijk deze is, zonder het oog te sluiten voor verkeerdheden en zonder het goede voorbij te zien, dat God in den zwaren tijd, dien Duitschland doorworstelt, schenkt.

Engeland. De oorlog endekwakers.

De Society of Friends, in de wandeling kwa­ . kers genoemd, vergaderde dezer dagen te l5ublin. Er werd daar gesproken over den oorlog. Geenwonder. De Society of Friends is in groote moeilijkheid geraakt. Immers deze gemeenschap verbiedt, evenals de Doopsgezinden zulks doen, het dragen van wapenen, gelijk zij den eed verwerpen.

En nu was het geschied, dat sommige jonge leden van de „Society" dienst genomen hadden bij het Engelsche leger. Het is te begrijpen dat daarover de echte kwakers niet te spreken waren. Bij wijze van compromis werd de volgende resolutie aangenomen, waarin met handhaving van de beginselen voor welke de Society steeds had gestreden, men erkende „dat de zaak in quaestie in een geheel nieuw en versch daglicht was komen te staan tengevolge van den verwoestenden en beiJKurenswaardigen oorlog die thans op het vasteland van Europa woedt, en van het feit, dat sommige jonge menscheu, gehoorzaamheid in hunne conscientie gevoelende aan de roepstem niet alleen van Koning en land, maar ook van God, het goed gevonden hebben in verschillende vormen bij het leger van de Kroon dienst te nemen".

De resolutie voegt daar nog bij: „Wij hebben zorgvuldig onze houding tegenover deze jonge vrienden overwogen en zijn tot het besluit gekomen, dat het voor ons de wijste weg is hun de volste vrijheid .der conscientie te laten in datgene wat zij meenen dat recht is om te doen."

Hetgeen thans in de Society of Friends heeft plaats gehad is in den boezem dier gemeenschap reeds meer voorgekomen. In den Amerikaanschen vrijheidsoorlog hebben ook kwakers naar de wapenen gegrepen. Maar de Society heeft hen in haar gemeenschap geduld onder den naam van , , vechtende vrienden", gelijk, zij die zich een bescheiden genot van eerUjk verkregen rijkdom veroorloofden, in de Gemeenten gedragen werden als „vrije", „lauwe" of „natte" vrienden.

Deze konden echter niet gekozen worden in de synoden van hoogeren rang. Want hoewel het bestuur van de secte der Kwakers democratisch is ingericht, toch worden daarin op hiërarchische manier opklimmende synoden gevonden, die tevens vrederechtbanken zijn.

De secte der Kwakers werd door den schoenmaker George Frij gesticht, had den staatsman William Penn tot organisator en Robert Barclay tot theoloog. Hun naam is afgeleid van een Engelsch werkwoord dat »schudden« of »beven« beteekent. Zij komen in zalen bijeen, waarin niet de minste versiering gevonden wordt, en wachten daar in alle stilte de werking van den H. Geest af Wanneer een der leden gevoelt dat de H. Geest over hem komt, hetgeen aangeduid wordt door het beven van den geïnspireerde, staat hij op om te spreken en de anderen hooren toe. Zij verwerpen de sacramenten, den eed, het dragen van wapenen, beschouwen den oorlog als broedermoord, spreken ieder met jij en jou aan en nemen voor niemand, 'zelfs niet voor den Koning, den hoed af Hierbij moet gevoegd, dat zij over het algemeen genomen, zich onderscheiden door reinheid van zeden, ­ eerlijkheid en philanthropischen arbeid. De stichting Woodbrook gaat van Kwakers uit. Of men daar onder leiding van den höogleeraar Rendell Harris aan al de tradities der Kwakers getrouw bleef, is ons onbekend.

Natuurlijk is het gevaar bij de Kwakers groot, de Heilige Schrift feitelijk op zijde te zetten en alleen te drijven op de inspraak des Geestes. Dit gevaar schijnt overwonnen volgens het getuigenis van den kerkhistoricus Hase, die van de Kwakers getuigt: De geestdrijverij vanheteenig vertrouwen op oogenblikkelijke ingeving werd gematigd door de opvoeding tot onbeweegbaarheid (immoveableness); het verborgen streven echter om zich los te maken van het geheele historische Christendom openbaarde zich in de 19de eeuw onder de Amerikaansche gemeenten in Elias Hicks, waardoor de groote meerderheid aanleiding vond om zich bepaald aan te sluiten t aan de H. Schrift.* Wellicht is het dat jonge leden der Society, door zich gebonden fe gevoelen aan de H, Schrift, het bezwaar van de ouderen tegen den krijgsdienst, niet deelen.

N. Amerika. Strijd indePrcsbyteteriaansche Kerk.

Dat een vrije kerk niet beveiligd is tegen het indringen van het ongeloof binnen hare veste, bewijst mede de strijd die er in de Presbyteriaansche Kerk in de nieuwe wereld gestreden wordt. Dezer dagen werd de volgende oproeping in de bladen gevonden:

»De Ondergeteekenden, predikanten en leden der Presbyteriaansche Kerk, doen een beroep op onze kerken, predikanten, ambtsdragers en kerkelijke vergaderingen, tot gemeenschappelijke actie in de handhaving van de fundamenteele waarheden van ons gemeen geloof

n Ten opzichte van de diepe onrust in de hedendaagsche godsdienstige wereld zijn wij overtuigd, dat de besliste en volhardende nadruk moet gelegd worden op de echtheid en authoriteit van den Bijbel als het Woord van God, de godheid van onzen Heere Jezus Christus, zijn plaatsvervangende voldoening aan het kruis — de eenige weg der zaligheid —-en Zijne opstanding.

Wij zijn overtuigd, dat deze leerstukken op den kansel moeten verkondigd worden en dat de kerkeraden gehouden zijn er op aan te dringen, dat zulks zal geschieden.

Wij raden voorts dat, wanneer een kerk uitziet naar een predikant om haar als herder te dienen, zij niet zal beroepen iemand anders dan dezulken die hartelijk en zonder voorbehoud omhelzen de fundamenteele waarheden t hierin genoemd, en zooals die in onze confessie geleerd worden.

Wij zijn er toe geleid om uiting aan deze overtuiging te geven en deze wenken te geven, ten diepste overtuigd, dat op dien grond alleen de kerk aan hare roeping en zending kan beantwoorden en het evangelie van Christus kan verbreid worden tot Zijne eer en naar Zijnen wil.

Vergun ons u op te wekken u met ons in den gebede te vereenigen, dat al onze kerken, predikanten en ambtsdragers het hooge belang van dit beroep beseffen."

; In de kerkelijke vergaderingen der Presbyteriaansche Kerk kwam het in de laatste jaren telkens uit, dat er in den boezem dier Kerk twee elementen met elkander worstelden, het moderne en het orthodoxe. De strijd schijnt nu ernstig aangebonden te worden. De orthodoxen hebben hun bolwerk in het Princeton Seminary, de modernen in het Union Seminary te New-York. Pas werden door het Presbyterium (classis) van New-York een aantal candidaten van laatstgenoemd Seminarie, die allen radicaal modern waren, tot den Evangeliedienst toegelaten. Het spreekt.^ van zelf dat dit hen, die de belijdenis der Presbyteriaansche Kerk liefhebben, met onrust vervult.

Hoezeer het modernisme reeds in de Presbyteriaansche Kerk is doorgedrongen, blijkt uit het feit, dat zij die het bestrijden willen, niet de bazuin van de Gereformeerde belijdenis omhoog heffen, maar er zich toe bepalen om enkele hoofdwaarheden, die bijv. ook door een Lutheraan of Baptist. beleden-worden, op den voorgrond te schuiven. Dit neemt niet weg, dat wij er ons hartelijk in verheugen dat deze strijd ontbrand is. Wanneer men tot het besef gekomen is, dat zelfs de hoofdwaarheden, die schier alle Christelijke kerken belijden, in de Presbyteriaansche kerk losgelaten zijn, zal men later, naar wij hopen, tot de overtuiging komen, dat men geheel behoort weder te keeren tot de banier, die de vaderen ophieven. Dat wjj dezen strijd met belangstelling volgen, behoeft geen betoog. Immers de Presbyteriaansche kerk is de' grootste kerk in Noord-Amerika, waarop het Gereformeerd stempel gedrukt is, en zij behoort tevens tot die kerken, die den meesten invloed uitoefenen op het Amerikaansche volksleven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 mei 1915

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 mei 1915

De Heraut | 4 Pagina's