GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Gereformeerden en het orgel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Gereformeerden en het orgel.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De b.eer J. W, Enschedé, die van ons artikel over het orgelspel bij den dienst kennis nam, maakt ons atjjpnt op een artikel door hem in Cecilia 1913 gepubliceerd over onze organisten in het eind der J6e en begin der 17e eeuw, .'waarin hij trachtte aan te toonen, dat de Gereformeerden oudtijds geen principieel bezwaar hadden tegen het orgelspel in de Kerk, maar dat hun strijd tegen het orgel eigenlijk ging tegen de organisten, die gemeenlijk niet met de reformatie meegingen, maar roomsch bleven.

Hoewel we niet ontkennen, dat ook dit motief invloed heeft gehad op de antipathie onzer Gereformeerde vaderen tegen het orgelspel in de Kerk, is het toch niet juist, wanHeer de heer Enschedé meent, dat er geen principieele bezwaren achter dit verzet scholen. Natuurlijk kunnen we er niet aan denken, dit hier (n den breede met citaten te, gaan aantoonen. Het moge daarom voldoende zijn, wanneer we er op wijzen, hoe Calvijn in zijn predikatie overt Sam. 18 wel degelijk het gebruik van muziek-instrumentcn en dus ook van orgels in den eeredienst afkeurt. Hij zegt: »het is zeker dat ouder de fcedeeling der wet groot gebruik is gemaakt van muziekinstrumenten om Gods lof te verheerlijken; maar wanneer we dit thans als iets noodzakelijks weer invoeren, dan keeren we terug tot den ouden, dienst der schaduwen en verduisteren we het licht, dat in Gods Zoon verschenen is. Het v/as daarom in het Pausdom een al te dwaze nabootsing, wanneer ze meenden „de tempels te versieren en dienst Gods beroemder te maken, wanneer ze orgels en dergelijke dingen invoerden, waardoor ze het Woord en den dienst Gods ten zeerste ontheiligd hebben, doordat het volk meer aan deze uitwendige dingt n hechten ging dan aan het verstaan van (lods Woord. Want we weten, dat waar raeri iets niet verstandelijk in zich kan opnemen, daar ook van geen stichting sprake kan wezen, zooals de Apostel Paulus ons leert, wanneer hij zegt: hoe zal een ongeleerde Amen zeggen op uw dankzegging, wanneer hij het niet verstaat. Wat derhalve onder de bedeeling der wet gebruikelijk was (d. w. z. de muziek-instrumentcn bij den eeredienst) kan nu bijons geen jslaats meer vinden, en men moet zich zelfs van deze dingen, die niet alleen overtollig maar ook ijdel zijn, onthouden; het is voldoende, dat men met het hart en den mond, een iegelijk in zijn eigen taal, op zuivere en eenvoudige wijze God lofzingt. Maar de instrumentale muziek was onder de bedeeling der schaduwen met het oog op dien tijd en dat volk geduld, omdat ze, zooals de Schrift zegt, kinderen waren, die deze kinderlijke eerste beginselen nog van noode hadden, maar wie ze nu weer zou willen invoeren, schaft de volmaaktheid ü', waartoe'het Evangelie ons gebracht heeft, en verduistert het volle Hcht, dat we ni Christus onzen Heere verkregen hebben? .

Deze opvatting van Calvijn, die we hier nu hebben weergegeven, is voor onze Gereformeerde Kerken langen tijd beslissend gebleven. Men weet, hoe zelfs Voetius, onze beste Gereformeerde theoloog, nog met hand en tand zich tegen het gebruik van orgels in de Kerken verzet heeft. Eerst Constantijn Huygens heeft in zijn Gebruyck of ongebruyck van 't orgel in de Kerken der Vereenighde Nederlanden in 1641 een lans gebroken voor het gebruik van het orgel, mits uitsluitend tot begeleiding van den zang der gemeente, zooals ook wij dit hebben gedaan.

Wanneer naar aanleiding van het feit, dat de Calvinisten thans het bezwaar tegen het orgelspel hebben afgelegd, in een Hervormde Kerkbode de opmerking werd gemaakt, dat nien nu ook wel spoedig den tweeden stap zou doen en naast dé Psalmen, Gezangen zou gaan invoeren, is het verband, dat tusschen deze beide gelegd wordt, historisch toch zeker niet juist. Want Constantijn Huygens, de bezielde pleitbezorger van'het orgelspel in ' de Kerk, \ erklaarde in bedoelde verhandeling met nadruk, dat hij géén »eigen-gemaakte gezangen« in de Kerk wilde laten zingen, .opdat »David's juweelen niet in 't gedrangh mochten komen« en men blijven zou »binnen Gods boecken, die allen van den hemel gedaelt en van God self zijne verkoren schepselen ingegeven* waren. Terwijl Voetius, die zoo fel tegen het orgelspel optrad, juist omgekeerd verklaarde, dat hij tegen het zingen van «eigen gemaakte» zangen in de Kerk geen principieel bezwaar had.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 april 1916

De Heraut | 4 Pagina's

De Gereformeerden en het orgel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 april 1916

De Heraut | 4 Pagina's