GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ons antwoord aan Dr. Buizer.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ons antwoord aan Dr. Buizer.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

X.

Het standpunt, dat door Calvijn is ingenomen ten opzichte van wat men thans de pluriformiteit der Kerk noemt, hebben we daarom zoo breed uiteengezet, omdat daaruit wel het best kan blijken, dat de opvatting, die Dr Buizer van Art. XXIX onzer Confessie heeft, en waarop dan zijn gravamen berust, niet juist is. Geldt toch ook van onze Confessie de regel: qu'il faut juger les écrits d'après leur date" of wil men liever, dat de geschriften moeten verklaard worden uit den geest van de mannen, die ze geschreven hebben, dan hebben we bij de uitlegging onzer Geloofsbelijdenis wel in de eerste plaats rekening te houden met Calvijn. Want *ai - heeft Calvijn zelf onze Geloofsbelijdenis niet ópgesteld, hij is toch de geestelijke vader van onze Confessie geweest. Ook van haar geldt het bekende woord van Groen: nous sommes issus de Calvin. Niet alleen dat Guido de Bres, die de Confessie opstelde, een leerling en geestverwant van Calvijn was, maar hij heeft onze Geloofsbelijdenis schier geheel ontleend aan de Confession de Foi, die Calvijn had opge­ steld voor de Fransche Kerken, en met name Artikel XXIX is aan die Confessie ontleend.

Hebben we ^nze Confessie dus aan de inspiratie van Calvijn te danken, dan mag tot verklaring van wat onze Geloofsbelijdenis bedoelt, zeker wel in de eerste plaats een beroep op Calvijn's geschriften worden gedaan.

Bovendien valt het niet moeilijk aan te toonen, dat onze Gereformeerde Kerken in Nederland het enghartige en ^bekrompen standpunt, dat Dr. Buizer haar aanwrijft, nimmer hebben ingenomen, maar veeleer aan het breede en echt-katholieke standpunt van Calvijn zijn getrouw gebleveji.

Slechts op enkele, sterksprekende feiten wenschen we te wijzen om dit aan te toonen.

Vooreerst op hetgeen geschied is in 1562, toen de. Luthersch-gezinde Overheid te Frankfort, waar een deel der Nederlandsche bannelingen zich gevestigd had, eischte, dat de kinderen dezer Nederlanders in de Luthersche Kerk zouden gedoopt worden. Hoewel enkelen hiertegen bezwaar hadden, omdat zij rnet de Luthersche Kerk, die hei( zoo vervolgd had, geen gemeenschap meer wilden hebben, was het meerendeel der gemeente het daarmede niet eens en ook de predikant dier gemeente. Petrus Datheen, niet. In een brief aan Calvijn, waarin hij deze twistzaak uiteenzet, zegt hij: „wij zeggen, dat wanneer we onze kinderen in de Luthersche Kerk laten doopen, we den doop gebruiken in een ware Kerk van Christus en door den dienst yan hen, die wettig tot dit ambt geroepen zijn", (brief van 28 April 1562 in de Op. Omn.-van Calvijn t XIX p 397). Hier verklaart Petrus Datheen dus uitdrukkelijk, dat hij de Luthersche Kerk als, een ware Kerk van Christus erkende. Nii is er zeker onder de predikanten van die dagen wel niemand geweest, die zulk een invloed op onze Gereformeerde Kerken heeft gehad als Datheen. Aan hem dankt ons volk zijn psalmberijming, zijn catechismus en zijn liturgie. Nog althans leeft zijn naam onder ons volk voort. En dat Datheen hier geheel het, standpunt van Calvijn bleek te deelen^ toont genoeg, hoe onze beste Gereformeerden hebben gedacht.

Maar niet alleen ten opzichte van Datheen, ook ten opzichte van Guido de Bres zelf, den opsteller onzer Confessie, kan dit worden aangetoond. Toen in 1565 Prins Willem de hulp noodïg had van de Duitschè vorsten om ons vaderland uit de macht van Spanje te verlossen, stelden dezen den eisch, dat de Gereformeerde Kerken in Nederland dan ook hare instemming zouden betuigen nïet de Wittenberger Concordia.

Deze Wittenberger Concordia is het belijdenisschrift, waarin de Gereformeerden in Duitschland onder leiding van Bucer met Luther en Melanchthon tot zekere overeenstemming waren gekomen ten opzichte vgn het , {tvondmaal, op grond van welke overeenstemming ze elkander over en weer als broeders hadden erkend.

Den meer Zwingliaansch gezinde Kerken in Zwitserland, die - van de Lutheranen niets weten wilden, was deze Concordia dan ook steeds een doorn in het oog en zij wilden van haar niets Wéten. Maar daarom teeként het te sterker, dat toen de Duitschè vorsten van de Gereformeerde Kerken in Nederland instemming met deze Wittejiberger Concordia verlangden, Guido de Bres zich. niet alleen hiertegen niet verzet heeft, maar zich volkomen bereid verklaarde haar te onderteeken en zelfs reizen gedaan heeft om ook de andere predikanten hiertoe over te halen. En hoe zou Guido de Bres dan bedoeld kunnen hebben, in zijne Confessie alle niet-Gereformeerde Kerken, dus ook de Luthersche *Kerk, als valsche Kerken te veroordeelen ?

En om nu niet alleen - op mannen als Datheen en de Bres te letten, maar ook op hetgeeri onze Gereformeerde Kerken zelve hebben gedaan, wijzen we in de derde plaats op hetgeen onze Kerken op de Synode van Middelburg ia 1-581 besloten hebben aangaande de Harmonia ConfessioDum, die toen te Geneve uitgegeven werd. Juist deze Harmonia Confessionum, die'in-datzelfde jaar werd uitgegeven , op last van een Convent van Gereformeerde theologen, te Frankfort gehouden, legt wel het meest treffende getuigerijs af-van de breedheid van opvatting van onze Gereformeerde vaderen. Enkele jaren vroeger was de beruchte Formula Concordiae verschenen van Luthersche zijde, waarin de sacramentariërs d.w.z. de Gereformeerden, als ketters waren veroordeeld en onder deze ketters de Calvinisten de allergevaarlijkste waren genoemd. Tegenover deze Formula Concordiae of het »Concordiënboek" gaven de Gereformeerden nu hun «Harmonia Confessionum" uit, om daarmede, zooals in, de voorrede staat, een openlijk getuigenis te geven, hoe de tot reformatie gebrachte Kerken, al waren ze over verschillende landen verspreid en al verschilden haar belijdenissen op ondergeschikte punten, het toch eens waren in de hoofdzaken; zoo hoopten ze de eendracht en den vrede der Kerken te bevorderen, waarom elkgeloovige bidden moest. In deze Harmonia Confessionum vindt men. nu niet alleen de Confessies van de Gereformeerde Kerken in Zwitserland, Frankrijk, Nederland, Engeland en Schotland, maar ook van de Luthersche Kerk, zooals de Augsburgsche, de Saksische en de Wurtembergsehe Confessie, evenzeer als de Confessie van de Kerk in Bohème en Litthauen; ja zelfs werd in een latere 'uitgave ook nog de Confessie opgenomen van Cyrillus, den patriarch van de Grieksche Kerk te Constantinopel, die naar het Protestantisme neigde. Breeder standpunt kan dus wel niet worden ingenomen. En on ze Gereformeerde Kerken in Nederland, die, juist toen deze Harmonia gedrukt werd, te Middelburg vergaderden, spraken niet alleen haar hartelijke instemming met deze uitgave uit, maar verklaarden er bijzonder prijs op te stellen, dat ook de Nederlandsche Confessie in deze Harmonia , zoii worden opgenomen en besloten zelfs aan den uitgever een geschenk te zenden.

Indien onze Kerken in hare Confessie alle niet-Gereformeerde Kerken als valsche Kerken veroordeelden, dan zou het toch al te dwaas geweest zijn om deze Confessie te laten opnemen in zulk een Harmonia Confessionum!

En dezelfde breedheid van opvatting bleek ook op de Generale Synode van Dordt in 1618 en 1619, toen met behulp van buitenlandsche theologen een beslissing zou genomen worden over de leergeschillen inzake de praedestinatie, waardoor onze Kerken in beroering waren gebracht.

Want tot deze Synode waren niet alleen uitgenoodigd de streng-Calvinistische Kerken zooals in Frankrijk, Geneve en Schotland, maar evenzoo de veel zwakkere Gereformeerde Kerken in Duitschland, ja zelfs de Episcopaalsche Kerk in Engeland, en dat hoewel onze Kerken in Art. XXXI van hare Confessie verklaarden, dat zij Christus voor den eenigen Bisschop der Kerk hielden. Dat de Luthersche Kerken niet waren genoodigd, lag wel daaraan, dat de Luthersche Kerk door de aanneming van de Formula Concordiae den band met de Gereformeerde Kerken had verbroken. Maar hoe weinig onze' Gereformeerde Kerken daarom er aan 'dachten de Luthersche Kerk voor een valsche Kerk te verklaren, kan wel blijken uit twee voorstellen, die op de Dordtsche Synode behandeld zijn, en die beiden de Luthersche Kerk raakten. Het eerste voorstel, dat was ingediend door de Zuid-Hollandsche Synode, raakte de verhouding tot de Luthersche Kerken in ons eigen land en hield in, dat onze Gereformeerde predikanten de Augsburgsche Confessie zouden onderteekenen, en dat de orthodoxen van de? e Confessie op hun beurt de Nederlandsche Geloofsbelijdenis zouden onderteekenen, om aldus tot vereeniging te komen. En het tweede voorstel was om-de Luthersche theologen in Duitschland uit te noodigen tot een conferentie ten einde ovef en weer tot tolerantie, te komen.: Dat beide voorstellen ten slotte niet zijn aangenomen, lag niet daaraan, dat onze Kerken de Luthersche Kerken niet als wareKerken erkennen wilden, maar, gelijk op de Synode zelve werd opgemerkt, aan de intolerantie van de Lutheranen, die »nog liever verbroedering wilden met de Papisten dan met de Calvinisten!"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Ons antwoord aan Dr. Buizer.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1918

De Heraut | 4 Pagina's