GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VELERLEI WEGEW.

XXXVI.

EEN NIEUWE WBG.

Eenige maanden gingen voorbij. Karel Reinier verzuimde niet van tijd tot tijd de heer en mevrouw Winter te bezoeken, die hem altijd gastvrij ontvingen. Maar hoe meer hij in hun gezelschap was hoe minder hij behagen vond in dat van zijne zoogenaamde vrienden. Deze op hun beurt merkten zeer goed op dat Reinier niet meer dezelfde was als vroeger. Uit beleefdheid en wijl hij om zijn werk geacht was vroegen zij hem niet naar de reden der verandering maar lieten hem allengs links liggen. Zoo kwam Karel tamelijk alleen te staan en waardeerde te meer nieuwe en betere vrienden gevonden te hebben.

Zijn arbeid op kantoor verrichtte hij steedsmet groote trouw en ijver. Dat was duidelijk voor ieder. Begon ook het getal zijner vrienden sterk te' minderen, toch moesten allen hem hoogachten wegens zijn ijver voor de zaak. Nu gebeurde het omstreeks dezen tijd dat de heer 'die aan het hoofd van het kantoor was geplaatst, geschil kreeg met eenigen zijner ondergeschikten wier ongeregeld leven, laat komen, weinig uitvoeren enz. hem zeer mishaagden. De jongelui echter veelden dit niet, gaven onbescheiden antwoorden, en het slot van de zaak was dat zij hun ontslag kregen. Dit deerde hen echter niet bijzonder. Want er was destijds op de Indische kantoren gebrek aan bedienden. En zoo viel het hun niet moeilijk spoedig weer een betrekking te krijgen. Bijna gelijktijdig werden twee andere bedienden ziek en konden geruimen tijd niets uitvoeren. Zoo waren eensklaps verscheiden plaatsen ledig, en als gezegd, het was niet gemakkelijk daarin spoedig te voorzien.

Hadden alzoo op het kantoor groote veranderingen plaats, en waren nog meer te voorzien, een nog grooter verandering greep plaats bij Karel Reinier, al was daarvan voor het uiterlijk weinig te bespeuren. De Heere die hem in aanraking had gebracht met het gezin van Winter had de ontmoeting ook en bovenal voor de ziel van den jongen man gezegend. Eerst had hij geleerd, de vromen niet langer te minachten. Allengs - begon hij nu hun gezelschap te zoeken.

Zoo vernam Karel — eigenlijk voor het eerst — de Goede Boodscliap, van het heil, dat in Christus ia, de blijde tijding der behoudenis voor verloren zondaren. Als zulk een leerde hij door Gods gunst zich zelf kennen en dat dreef hem uit tot den Behouder, tot Christu». Bij Hem vond Karel ten slotte na veel twijfel en - strijd, zekerheid en vrede, tot hij het eindelijk verblijd uitriep : De Heere heeft groote dingen aan mij gedaan, ik was blind, nu zie ik. Uit de duisternis had hem de Heere geleid tot het twarachtige licht.

Intusschen vervulden ook allerlei wereldsche beslommeringen zijn hoofd, wat wel niet anders kon wegens de veranderingen op het kantoor v»n welke ik zoo even «prak. Daar er zoo veel plaatsen ledig waren moesten de aanwezigen Veel harder werken dan vroeger; ook Karel die toch al geen luiaard was. Een paar weken lang arbeidde hij bijzonder ingespannen op het kantoor en nam nog bijna eiken avond werk mee naar huis. Toen echter begon hij iets te bespeuren van dofheid en afmatting. Hij kon, wat hij ook deed, niet meer zoo vlug werken, als eerst, en besloot eindelijk een geneesheer te raadplegen.

Wat deze zei kwam hierop neer dat Karel het veel te druk had aangelegd. «Zelfs in Nederland* zei de dokter, »zou iemand ziek er onder worden, hoe veel te meer hier in dit warme land waar de krachten veel spoediger uitgeput raken. Ge moet het' kalmer aanleggen, mijnheer, of het loopt mis.

Maar die raad was gemakkelijkeir gegeven dan opgevolgd althans bij een jongmensch als Reinier. Een paar dagen hield hij zich kalm. Doch toen er weer een pak brieven kwam die behandeld moesten worden, was er al spoedig geen houden meer aan, en ging Karel weer zijn ouden gang. Het zou echter niet lang meer duren.

Want op een avond terwijl hij pp zijn kamer nog laat zat te werken en voorhad nog veel te doen, was het hem eensklaps als kreeg hij

een geweldigen slag op het hoofd. Hij viel voorover op de tafel. In die houding werd hij na eenige uren gevonden door de huisgenooten die opmerkzaam waren geworden, wijl op zijn kamer het licht nog altijd doorbrandde. Men legde hem te bed en zond weer om den geneesheer.

Deze schudde bedenkelijk het hooid. »lk had het wel gedacht* sprak hij, »en heb nog pas ernstig gewaarschuwd. Dat komt er van .als men niet luisteren wil.

Twee dagen verliepen eer Karel weer in staat was te beseffen wat er met en om hem heen gebeurde. Allengs kwam hij tot bezinning en vroeg wie hem toch den slag op het hoofd kon gege\en hebben. Men maakte hem duidelijk dat geen slag maar een ziekte hem getroffen had, en rust voor alles noodig was. Die rust duurde een maand lang. Toen kon de zieke weer beginnen althans iets te doen. Doch het zou, zei de dokter, nog weken duren eer hij weer op het kantoor kon verschijnen.

sMaar ook dan vriend* ging de geneesheer voort »zal voorzichtigheid het wachtwoord moeten z^n. Als ge niet inbindt en u niet kalm houdt loopt het zeker mis, en kon er wel weer een rust volgen, maar dan een waaruit men op aard niet meer ontwaakt.* Die woorden troffen Karel diep. Hij had allen tijd en gelegenheid om over zichzelf en zijn toestand na te denken. Vooral ook vervulden gedachten aan de eeuwigheid zijn ziel. Besluiteloos lag hij daar totdat de heer Winter en zijn vrouw hem eens kwamen bezoeken. Met hen kon hij spreken van hart tot hart, en dat hielp veel.

»Ik betwijfel, * zoo sprak de zieke tot zijn bezoekers of ik wel ooit weer naar het kantoor zal gaan, gesteld al dat ik beter wórd. Ik vrees, dat ik toch al spoedig weer den raad van den dokter vergeten zou en weer even hard gaan werken als vroeger. Dat zit nu eenmaal in mij, doch kan mij nu leelijk opbreken. Maar daarbij komt nog wat. Het hoogste, het doel van dat kantoor leven is veel geld verdienen en rijk worden en dan een gemakkelijk, onbezorgd leven leiden. En zoo is 't met het heele bedrijf. Alles draait om geld, en als er maar veel geld verdiend wordt dan is ieder tevreden.* »Dat nu voldoet mij niet. Ik heb nu door u onder 's Heeren bestuur wat beters en hoogers leeren kennen, en weet nu ook dat de Heere Jezus zegt: Vergadert u geen schatten op de aarde. Ik zou een anderen werkkring wenschen die niet in hoofdzaak er op gericht was om steeds meer geld te verdienen, maar om anderen tot nut en zegen te zijn. Ik heb nog geen bepaalde gedachte hoe dat lou kunnen gaan, maar in elk geval zou ik een werk begeeren dat alleen strekte om de menschen te leiden tot den Heere en tot de zaligheid die ik nu weet dat in Hem te vinden is.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 augustus 1918

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 11 augustus 1918

De Heraut | 2 Pagina's