GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Overgang tot een anderen staat des levens.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overgang tot een anderen staat des levens.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vraag hoe de Kerken te handelen hebben, wanneer een predikant zijn ambt verlaat om tot een anderen staat des levens over te gaan, is wederom aan de orde gekomen, doordien Dr. A. A. van Schelven, die tot Hoogleeraar in de geschiedenis aan de 'Vrije Universiteit benoemd werd, zich tot de Classis Middelburg heeft gewend met het verzoek om tot een anderen staat des lévens te mogen overgaan. Hoewel onze Kerkenorde in Art. 12 als beginsel uitspreekt, dat eeq Dienaar des Woords zijn leven lang aan den Dienst der Kerk verbonden is en het hem daarom niet geoorloofd is, tot een anderen staat des levens over te gaan, wordt toch in ditzelfde artikel erkend, dat er uitzonderingen op dezen regel mogelijk zijn. "Er kunnen zoo groote en gewichtige oorzaken zijn, waarom een predikant meent den henl' opgedragen dienst te moeten verlaten, dat de Kerken hem , de toestemming hiertoe niet mogen wetigeren.

De Classis Middelburg heeft dan ook na rijp beraad geoordeeld, dat in dit geval zulke groote en gewichtige oorzaken aanwezig wafen en heeft het gevraagde verlof daarom aan Dr. van Schelven verleend. Ook^ naar het ons voorkomt, heeft de Classis daarin recht gehandeld. Dr. vanSchelven wilde niet eigener beweging het ambt van Dienaar des Woords verlateis, om een wereldlijk beroep aan te nemen, maar hij werd geroepen tot een ambt, waarvoor hem bijzondere gaven waren verleend ; die roeping ging uit van een Hoogeschool, die voor de eere GQ^ op het gebied der wetenschap opkomt, en zijn optreden aan zulk een Hoogeschool, ook al gescljiedde het niet in den dienst der Kerk maar der wetenschap, 'kan aan de eere Gods bevorderlijk wezen. Ook Voetius, onze groote Canonicus, hoezeer hij tegen elk ongeoorloofd yprlaten van het-ambt van predikant opkomt, erkent, dat een roeping aan een Gereformeerde Universiteit om daar in de Letteren of Geschiedenis onderwijs te geven, een wettige oorzaak kan wezen om het ambt van predikant te verlaten, vooral wanneer blijkt, dat er geen andere evenzeer ges*chikte personen zijn om het Hoogleeraarsambt te bekleeden.

De zaak zou hiermede dan ook zijn afgeloopen en tot geen verdere moeilijkheden hebben aanleiding gegeven, wanneer Dr. van Schelven niet tegelijk aan de Classis Middelburg verzocht had aan hem, hoewel hij tot een anderen staat des levens overr ging, de eere en naam van een Dienaar te laten behouden. De, /Kerkeraad te Vlissingen ondersteunde dit verzoek ; . Dr. van Schelven zou dan formeel aan., de Kerk van Vlissingen als predikant verbonden blijven, maar van den actieven dienst ontheven worden. Hij zou emeritus worden verklaard.

De Classis Middelburg heeft over dien wensch niet terstond willen beslissen, maar het advies gevraagd zoowel van de Theologische faculteit der Vrije Universiteit als van de Hoogleerarcn aan de Theologische School. Beide colleges hebben aan dien wensch voldaan en hun advies aan de Classis toegezonden. En we meenen niet onbescheiden te zijn met te verklappen, dat hun advies was, om dit verzoek niet toe te staan, zoowel Qp gronden aan ons Kerkrecht ontleend, als omdat men vreesde dat daarmede een met ongevaarlijk precedent zou worden gesteld.

In dit eenparig advies lag natuurlijk niets krenkends voor Dr. van Schelven. Op zich zelf kan men natuurlijk volkomen goed begrijpen, dat hij ongaarne afstand wilde doen van het ambt, dat hem lief geworden was. Zelfs betreurde men het, dat de gaven voor de prediking hem geschonken, mi niet meer ten nutte van de Kerken zouden komen. Maar men oordeelde desniettemin, dat aan dit verzoek niet kon voldaan worden, omdat de overgang tot een anderen staat des levens van lelf in zich sluit, dat men daarmede zijn ambt als Dienaar prijs geeft.

Had Dr. van Schelven de eer en naam van een Dienaar willen behouden, dan had hij ook niet naar Art. XII o»zer Kerkenorde verlof moeten vragen om tot een anderen staat des levens o> ; er te gaan, maar op grond van Art. XIII emeritaat moeten aanvragen. Het geval, dat een predikant, ook al verricht hij geen actieven dienst meer, toch de eere en naam van een Dienaar behoudt, wordt in Art. XIII-behandeld. En al is hier alleen sprake van een emeritaat tengevolge van ziekte of ouderdom, waardoor iemand onbekwaam tot den Dienst is geworden, tqch heeft de Synode van 's Gravenhage terecht geoordeeld (Art. 139), dat zoowel geestelijke verzorgers als hoogleerarcn in de Theologie, die vroeger predikant waren, naar analogie van dit artikel behandeld moeten worden, wanneer ^oor hen emeritaat werd aangevraagd. Zelfs werd toen uitdrukkelijk uitgesproken, dat dit niet geschieden moet op grond van Art. XII, omdat in dat geval zulk een predikant zijn radicaal verliezen '.ou en geen emeritaat kon krijgen. Reeds op dezen grond zou aan het verzoek van Dr. van Schelven niet kunnen worden voldaan.

Toch geldt het hier niet een formeele onjuistheid in de aanvrage, die licht te herstellen zou wezen. Dr. van Schelven heeft volkomen terecht gevoeld, dat zijn geval "niet gelijk stond met een predikant, die hoogleeraar werd in' de Theologie of die als geestelijk verzorger verbonden werd aan eene stichting. In deze beide gevallen blijft de predikant min of meer in den dienst der Kerk arbeiden., De professoren in de Theologie vervullen, ook volgens onze Kerkenorde, een kerkelijkcn dienst, en de Kerkenorde noemt hen naast de predikanten, ouderlingen en diakenen, onder de kerkelijke diensten op. Ze verschijnen dan ook op de Synode en hadden vroeger daar zelfs een keurstem. De Kerkenorde zelf spreekt dan ook uit, - dat het ambt van Professor in de Theologie jaet onvereenigbaar is met het ambt van predikant, want in Art. III staat, dat hetgesn doctor (d.-w.z. Professor in de Theologie) geoorloofd zal zijn den Dienst des Woords en der Sacramenten te betreden zonder wettig daartoe beroepen te zijn. En al kan hetzelfde nu niet'van de geestelijke verzorgers gezegd worden, toch blijkt uit Art. 6 wel, dat onze Kerken wel degelijk wilden, dat ook zulke geestelijke verzorgers aan gasthuizen en stichtingen voor zieken naar lichaam en ziel verbonden, wettig beroepen zouden waarden en aan de Kerkenorde zouden onderworpen blijven. Zelfs werd hun oudtijds zitting in de Classis toegekend. En al nemen onze geestelijke verzorgers thans een andere positie in dan de vroegere gasthuispredikanten, die door den Kerkeraad v, rerden aangesteld, toch heeft de Synode van 's Gravenhage terecht geo(ftdeeld, dat ook aan hen de eere en naam ^van een Diedaar des Woords kon worden gelaten, omdat hun arbeid een geestclijft karakter droeg en zoo nauw met de bediening des Woord» saamhing. Geheel ander» daarentegen staat de zaak, wanneer iemand niet in dienst der Kerk blijft of een geestelijken arbeid aanvaardt, maar wanneer hij een gewoon beroep of ambt aanneemit, hoe hoog dit op zich zelf ook staan moge, want dan gaat hij metterdaad tot een andere» staat des levens ever. Het is dit geval, waarop Artikel XII ziet, en Dr. Van Schelven kon daarom niet naar Art. XIII, maar alleen naar Art. XII uit den dienst des Woords ontslagen worden. Maar uit dit overgaan tot een anderen staat des levens volgt dan ook van zelf, dat de band, die een predikant anders zijn lewn lang aan den predikdienst bindt' en die ook bij cmeritaatsverklaring voortduurt, dan verbroken wordt. De grond toch, waarom Art. XII het als regel niet geoorloofd acht, dat een predikant tot een anderen staat 'des levens overgaat, is juist, dat hij zijn leven lang aan den predikdienst verbonden behoort te blijven. Daaruit blijkt, dat beide niet vereenigd kunnen worden. Wie tot een anderen staat des levens overgaat, houdt daarmede op aan den predikdienst verbonden te blijven. Hij kan dan oot, waar de band tusschen hem en het ambt wordt losgemaakt, niet langer de eere en naam van een Dienaar behouden. 'Volkomen terecht heeft daarom Dr. A. Kuyper, die, zoolang hij hoogleersar in de Theologie wa» aan de Vrije Universiteit, emeritus-predikant van de Gereformeerde Kerk te Amsterdam was, aan den Kerkeraad meegedeeld, toen hij Minister werd, dat hij nu tot een anderen staat des levens was overgegaan. Niet het hooglecraarsschap in de Theologie, maar het Ministerschap involveerde dit. En hetzelfde zou natuurlijk evenzeer^gelden, wanneer een Hoogleeraar in de Theologie riaar een andere faculteit overging. Ook dan zou hij daarmede ophouden emeritus-predikant te zijn.

Hierbij komt, dat in den laatsten tijd zich helaas meermalen het geval heeft voorgedaan, dat predikanten htin ambt hebben neergelegd ' om een gewoon wereldlijk beroep te kiezen. Staat men aan zulke ontrouwe Dienaren, die hun ambt verlaten hebben, toe om toch de eere en naam van Dienaar te blijven behouden, dan verzwakt men daarmede den prikkel van de conscientie. De een wordt dan advocaat, een ander begeeft zich in de politiek en wordt Kamerlid, een derde wordt leeraar aan een gymnasium, en toch blijft men dan emerituspredikant en maakt van de bevoegdheden van het predikambt gebruik om geregeld te gaan prediken. Zet de Kerk hiervoor de deur eenmaal open, dan ligt daarin een zeer groot gevaar. Nu 'staat het geval van Dr. Van Schelven, die niet eigenmachtig zijn ambt neerlei, maar tot een andere betrekking geroepen werd, uit zedelijk oogpunt-met deze gevallen natuurlijk niet gelijk. Maar maken de Kerken in dit geval een uitzondering, dan wordt daarin allicht een precedent gezien en gaat men zich op dit voorbeeld beroepen.

Het is daarom dat we met het advies van de Theol. fac. en de Hoogleeraren der Theologische School ons geheel vereenigen kunnen, en hoezeer het ons leed doet om den persoon, dien het hier betreft, hopen we, dat de Classis Middelburg zich met dit advies zal vercenigcn. Mocht dit echter niet zoo wezen, dan zal o. i. de Classis wijs doen met in deze zaak niet zelf eene beslissing te nemen, maar haar naar de Generale Synode te verwijzen. Haast is er bij de zaak niet. En misschien zal het zelfs wenschelijk wezen, dat de Generale Synode voor de behandeling van ' zulke gevallen nadere regelen geeft. Nu handelt de eene Classis anders dan de andere. En daardoor «ntstaat een gevoel van ' onrecht, • dat liefst moet weggenomen worden. ,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Overgang tot een anderen staat des levens.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1918

De Heraut | 4 Pagina's