GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIJAND EN VRIEND.

II.

GEZELSCHAP.

De eerste twee jaren die Kees bij het smeden doorbracht, was ieder over hem tevreden. Hij werkte met lust, hielp waar hij kon en voldeed zoo goed, dat zijn loon telkens werd verhoogd en al geklommen was tot driemaal zooveel als bij 't begin. Maar ongelukkig kwam er verandering. Nu Kees wat ouder werd, uit de kluiten groeide in zijn smidspak haast een man toonde, begon hij zich dwaselijk in te beelden, dat het kinderachtig van hem was, zoo eiken avond bij de broertjes en zusjes te zitten en met de kleinen te praten. Daar vond hij zichzelf nu te groot en te wijs voor en dus ging hij dan ook na volbracht dagwerk de straat op om daar gezelschap te vinden, dat hem, naar hij meende beter paste, 't Waren jongens van zijn leeftijd, maar die, in plaats van hun velen vrijen tijd nuttig te besteden, dezen gebruikten • om te rusten, pret te maken, allerlei ruwe en laffe grappen uit te halen en allen tot last te zijn.

Gemeenlijk kon men een troepje jongelui des avonds bijeen vinden bij de pomp of op het marktplein, en werd daar veel besproken én afgehandeld. Maar in den winter, bij regen, sneeuw en kou, was zulk een vergaderplaats toch minder verkieslijk. Doch geen nood. De herberg op den hoek stond voor ieder open. Het hcht straalde uitlokkend door de vensters, en de herbergier zag maar al te graag de jongelui onder zijn dak verschijnen. Zij op hun beurt waren verstandeloos genoeg om hun weinige penningen in de herberg te verkwisten.

Daar binnen ging het in den regel vroolijk toe, vooral wanneer er zooveel jongelui'bijeenwaren. Maar met enkel praten en lachen kreeg men toch den langen avond niet om. Het ging niet aan zoo op een droogje te zitten. Zoo meenden de jongelui en de waard uit de herberg gaf hun gelijk. Hij voer er wel bij. Dat er weinig af geen water gedronken werd, maar wat sterkers begrijpt'ieder. En zoo werd menigeen ongemerkt ol jong een drinker tot schade voor Echaam en ziel, en - tot niemands voordeel dan dat van den herbergier.

Doch er was nog een andere mannier, mis schien wel de verderfelijkst* om den jongelui het geld uit den zak te kloppen. En dat was het'spel. Veelal werd er kaart gespeeld, en al ging het maar om enkele centen toch werd met drift gespeeld, ja ontstond er soms wel eens een vechtpartij, vooral wanneer een paar spelers wat veel gedronken hadden. Ook werd er gedobbeld, tamehjk sterk zelfs, waarbij menigeen vrij wat verloor. In 't kort. Kees was in kwaad gezelschap geraakt en ook aan hem bleek de waarheid van het Schriftwoord: „Dwaalt niet; kwade samcnsprekingen bederven goede zeden*.

De lezer zal misschien vragen of de ouders van Kees goed vonden wat hij deed. Het antwoord is dat zij er nooit veel over gedacht hadden. Heel laat kwam hij zelden thuis, overdag werkte hij met vlijt, van zijn weekgeld, dat al vrij hoog was droeg hij het meeste trouw aan zijn moeder af, en dikwijls als hij bij het spelen in de herberg > gelukkig* was geweest, tracteerde hij de huisgenooten op wat lekkers uit de behaalde winst betaald. Daarbij was hij goedig en vriendelijk voor iedereen, en mochten allen op het dorp 1*m hjden.

Dit laatste wilde evenwel niet zeggen, dat iedereen het gedrag van Kees goedketude. Integendeel niet weinigen keurden het af, en vonden dat de jongeling verkeerd en dwaas deed. Tot dezen nu behoorde ook onze smidsbaas. Baas Peter zag de zaken wat dieper in dan de meeste dorpelingen. Dat nu kwam niet alleen daar door, dat hij een verstandig man was, maar meer nog wijl hij werd voorgehchl door de wijsheid die van Boven is. En wetende wat het Woord Gods zegt: geen dronkaard zal het koninkrijk Gods beërven, voorzag hij te duidelijker het gevaar, dat zijn knecht dreigde, nu deze zich begaf op verkeerde wegen. Ja, de baas besloot hem ernstig te waarschuwen, gelijk we reeds zagen dat hij deed.

Zeker, baas Peter had kunnen zeggen: wat gaat het mij aan, wat Kees in zijn vrije uren doet. Dat moet hij zelf weten. Als hij maar op tijd te werk komt, niet luiert en op zijn zaken past, heb ik mij verder niet met hem te bemoeien. Doch zoo sprak onze baas niet. Als ik iemand een verkeerden weg zie inslaan, vol gaten en waar hij licht een ongeluk kan krijgen, dan, zoo dacht hij, waarschuw ik hem vast. En zou ik het thans mijn knecht niet doen die zoo groot gevaar loopt voor zijn ziel? En, mij dunkt, hij had gehjk.

Doch wie dat ook mocht erkennen, de knecht niet. Wel had hij den baas beloofd beter op te passen, doch zijn hart was daartoe al heel weinig geneigd. Wat heeft de baas er mee te maken wat ik de» avonds doe ? Ik voer toch geen kwaad uit, dacht hij. Toen hij jong was, zal hij

ook wel eens in d» herberg zijn geweest en-nu gunt hij het mij niet.

Zoo redeneerde Keet in zijn d^Mibeid. In schijn gaf hij zijn meester j«Iijk, werkelijk ging hij zijn onden g^g, »lleen met dit onderscheid dat hij het wat' slimnter ajinlei, en zooveel mogelijk voor den baas verborg, waar hij de» avonds heenging, en wie daar dan zijn gezelschap waren. Zoo kon baas Peter een tijdlang gelooven, dat z^n waarschuwing geholpen had, terwijl de knecht zich verblijdde over de lichtgeloovigheid van den baas, di«n hij zoo oelijk fopte.

Op zekeren Woensdagavond, terwijl baas Peter rustig in de huiskamer zijn pijpje zat te rooken, werd er aan de huisdeur geklopt. Hij stond op en deed open. 't Was een jongen, die de boodschap bracht van een der klanten, of de baas dadelijk iemand wou sturen, daar er een deurslot niet in orde was, en men daardo«r van twee kamers was afgesloten.

't Was geen prettige boodschap, want de klant woonde ver, het was regenachtig weer en bovendien wees de klok al bij tienen. Maar toch, de klanten laten wachten, dat wou onze smid _ni«t.

„Ik zal komen", zei hij tot den jongen; , , de knechts zijn weg.. Ik ga zelf". Weldra was hij op weg. Toen hij was, wiaar hij zijn moest, bleek het ongemak gelukkig licht te verhelpen. Weldra kon hij weer huiswaarts keeren.

BRIEFWISSELING.

J. A. V. te M. Vriendelijk dank voor uw. waardeerend schrijven, dat ik met belangstelling las. Maar dat ik nog een tweede veertig jaar in De Hiraut schrijven zal, mag met reden betwijfeld. Onze tijden zijn voorts in des Heeren hand.

Wat de vragen betreft, daarop hoop ik, zoo mogelijk, weldra eemig antwoord te gevtn, in zoover het gaat.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 november 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 november 1918

De Heraut | 4 Pagina's