GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zoo blijft dan nog

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zoo blijft dan nog

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 20 Juni 1919.

Zoo blijft dan nog alleen te spreken over het laatste bezwraar, dat men wel tegen de herziening van onze Belijdenisschriften, Liturgie en Kerkenorde heeft ingebracht, n.l. dat niet alleen de eenheid van taal en stijl, maar ook de innerlijke eenheid van opzet op zeer bedenkelijke wijze zou worden geschonden, wanneer men in deze door oudheid zoo eerbiedwaardige geschriften geheel nieuwe stukken ging inzetten.

Al is dit bezwaar meer van practischen dan van principieelen aard, toch erkennen we gaarne dat ook dit bezwaar zeker niet ongegrond is. Het is hetzelfde bezwaar, dat zich ook voordoet bij de vraag naar de revisie van de Statenoverzetting van den Bijbel. Wil men den bestaanden tekst zooveel mogelijk behouden en alleen enkele noodzakelijke verbeteringen aanbrengen, dan loopt men gevaar nieuwe lappen op een oud kleed te zetten. Laat men daarentegen de bestaande vertaling geheel los en geeft men een geheel nieuwe vertaling, dan ontneemt men aan ons volk een schat, die door eeuwenlang gebruik ons eigen is geworden, en dreigt de geheele arbeid te vergeefsch te zijn geweest. Onze Statenvertaling is in het vleesch en bloed van ons volk overgegaan; we zijn aan deze~overzetting zoo gewend geraakt en de teksten uit deze Statenovefzetting zijn zoo diep in ons bewustzijn ingeprent, dat een geheel, nieuwe vertaling zeker nooit in staat zou wezen de oude te vervangen. Elke nieuwe overzetting maakt alleen, dat men een Babylonische spraakverwarring krijgt, omdat de een de nieuwe vertaling volgt, de ander aan de oude getrouw blijft.

Zoo nu, merkt men op, zou het ook gaan bij een revisie onzer Belijdenisschriften, Liturgie en Kerkenorde. Behoudt men zoo veel mogelijk het bestaande en tracht men alleen enkele noodzakelijke verbeteringen aan te brengen, dan loopt men daardoor gevaar, de eenheid van taal, stijl en opzet te verstoren, die aan deze geschriften juist haar schoonheid geeft. We denken, spreken en schrijven thans m een ander Hollandsch dan onze Vaderen van vier eeuwen geleden. Het eigenaardige coloriet dat deze taal draagt, kan men wel pogen na te bootsen, maar dit gelukt toch niet. Voegt men in onze Belijdenis, Catechismus, Liturgische geschriften en Kerkenorde nieuwe stukken in, die hoe antiek ook gesteld, toch altoos hun herkomst uit onze eeuw zouden verraden, dan gaat de eenheid en harmonie van het geheel onherroepelijk te loor. Ons Huwelijksformulier zou bijv. in geheel nieuwen stijl worden omgewerkt, maar daarnaast zouden dan onveranderd het oude Doops-en Avondmaalsformulier beviraard blijven. En nog sterker zou dit verschil in taal en wijze van uitdrukking in het oog springen bij onze Confessie en Catechismus, omdat het hier wijzigingen of uitbreidingen zou betreffen niet in verschillende formulieren, maar in eenzelfde stuk aangebracht. En wat wel de ernstigste bedenking is, bij onzen Catechismus, die zeker 't meest voor zulk een revisie in aanmerking zou komen, zou daardoor de eenheid van opzet en plan, die er thans - vastheid aan geeft, verstoord worden. De verschillende onderwerpen, die onze Catechismus behandelt, zijn nu zoo verdeeld, dat ze in 52 Zondagsafdeelingen in de prediking kunnen behandeld worden. Breidde men de stof uit, dan zouden óf deze Zondagsafdeelingen overladen worden èf het aantal afdeelingen vermeerderd moeten worden, waardoor de prediking over den Catechismus niet in één jaar zou kunnen afloopen. Bovendien is de stof zoo naar een-vast plan verdeeld, dat het uiterst moeilijk zou vallen om daar geheel nieuwe onderwerpen onder thuis te brengen. Al deze bezwaren hebben dan ook gemaakt, dat men reeds het voorstel heeft gedaan om van zulk een revisiearbeid van het bestaande eenvoudig af te zien en liever te pogen aan de behoefte van onzen tijd te voldoen door geheel nieuwe formulieren op te stellen. Zoo zou men naast den ouden Catechismus, die dan voor de prediking behouden zou blijven, een nieuw leerboek opstellen voor de jeugd om haar daaruit te onderwijzen. Een voorstel, dat op twee voeten hinkt. Want indien voor de jeugd een nieuw leerboek noodig is met het oog op de vraagstukken van onzen tijd, dan geldt dit evenzeer voor de onderwijzing der gemeente in de Catechismusprediking. Consequent zou men dan alleen handelen door onze Confessie, Catechismus, Liturgie en Kerkenorde door geheel nieuwe te vervangen. Maar wie zou zulk een voorstel dusver ondersteunen, waar juist in deze oude stukken onzer Kerk zulk een schat van troost, geloofsuiting en leering aan onze Kerken is geschonken?

De moeilijkheid, die ook in dit vraagstuk schuilt, ontveinzen we ons dus allerminst, maar een bekend spreekwoord zegt, dat moeilijkheden er zijn om overwonnen te worden. En we hopen en verwachten van de wijsheid onzer Synode, dat ze ook hier een uitweg vinden zal, die aan deze bezwaren tegemoet zal komen. Er is wel nooit in het kerkelijk leven een verandering aan te brengen, of men kan allerlei practische bezwaren daartegen inbrengen. Het conservatisme dat alles laten wil, zooals het is, heeft de gemakkelijkste positie. Maar dit conservatisme, ook op kerkelijk gebied, beteekent niet anders dan stilstand, en het leven staat niet stil. Een Kerk, die met de ontwikkeling van het leven geen rekening houdt, maar zich krampachtig aan het oude blijft vastklemmen, boet niet alleen haar invloed op het leven in, maar wordt een versteende Kerk. Het droeve beeld daarvan toont de historie ons in de Grieksch-orthodoxe Kerk, die sinds de groote Conciliën der vierde eeuw in haar ontwikkeling bleef stilstaan en daarom geheel buiten het leven is komen te staan van onzen tijd.

Ook hier geldt, dat de nood ons is opgelegd. We kunnen ons niet meer verschansen in een vesting, gebouwd in de 16e eeuw, waar de aanvaller tegen ons optrekt met nieuw-modisch geschut en met vliegtuigen ons bestookt. Hoe hecht en soliede het huis ook moge wezen, dat onze vaderen ons nalieten, we hebben winst te doen met de nieuwe uitvindingen van onze dagen, zelfs al zou daardoor iets verbroken worden van de strenge eenheid van stijl, die het oude gebouw zoo sierlijk maakte. Of wil men zonder beeldspraak, we kunnen als Kerk niet volstaan . met een Belijdenis, een Catechismus, een Liturgie en een Kerkenorde, die vier eeuwen lang hebben stilgestaan, waar de tijden zoo veranderd zijn, de aanvallen op de waarheid Gods een zoo veel scherper karakter dragen en ook ons eigen inzicht in menig vraagstuk zooveel helderder is geworden. Indien de critiek uitgeoefend niet door degenen die buiten ons staan, maar door de uitnemendste leiders, die God ons gaf, juist is, — en er is nielfiand, die deze critiek op goede gronden heeft weersproken, — dan mogen we ons niet aan de taak onttrekken om hetgeen onvolledig is in onze Belijdenisschriften aan te vullen, of hetgeen minder juist is in onze Liturgie en Kerkenorde, te wijzigen. Is die plicht en roeping eenmaal erkend, dan geldt ook hier: dat waar een wil is, ook een weg kan worden gevonden. Onze Kerkenorde heeft reeds een revisie ondergaan; niet alleen dat verschillende stukken geschrapt zijn, omdat zij niet meer pasten op het leven onzer Kerken, maar er zijn ook nieuwe artikelen aan toegevoegd, en zelfs is een heel nieuwe Zendingsorde ontworpen en vastgesteld. Met behoud van het bestaande, zoover het bruikbaar was, heeft men een vernieuwing tot stand gebracht. Met onze Liturgie is dit ten deele evenzeer geschied, want ook hier dwong de Zendingsarbeid der Kerk tot uitbreiding, en daaraan danken we een nieuw formulier tot bevestiging van Dienaren des Woords, die in den dienst der zending worden uitgezonden. Zooveel mogelijk is ook daarbij aansluiting. gezocht, zelfs tot in de keuze der woorden toe, aan het bestaande, om de eenheid van bouw onzer Liturgie te bewaren. Deze beide voorbeelden toonen, hoe met beleid en voorzichtigheid, ook hier kan voortgevaren worden zonder schade te doen aan hetgeen onze Vaderen ons hadden overgeleverd. En in dien zin meenen we, dat de oplossing ook van dit vraagstuk moet worden beproefd. Maar hoe men hierover ook denken moge, de noodzakelijkheid van een revisie onzer Belijdenisschriften onzer Liturgie en onzer Kerkenorde is te groot' èn te ernstig, dau dat deze revisie schipbreuk zou mogen lijden op quaesties van taal, stijl of eenheid van conceptie. Want wat onze Confessie zoo terecht zegt, is ook hier volkomen van toepassing, dat de waarheid boven alles gaat.

En daarom alleen was hét ons bij ons pleit voor de revisie te doen. Niet om verzwakking of verminking van hetgeen door onze Gereformeerde vaderen zoo krachtig en bezield is beleden. Wat de buitenlandsche Godgeleerden op de Synode te Dordt als wensch uitspraken, na onze Confessie en Catechismus te hebben nagegaan, dat onze Gereformeerde Kerken deze waarheid, uit Gods Woord geput, onveranderd en onbesmet zouden bewaren tot de toekomst van Christus, is ook de wensch van ons hart. Aan de fundamenten, door onze Vaderen gelegd, willen we niets veranderen. Maar wel willen we op die fundamenten verder bouwen, om de waarheid Gods ook voor onzen tijd en voor ons geslacht klaarder en helderder te belijden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Zoo blijft dan nog

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's