GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

NIET DOM.

De leeuw zou weldra zijn geboortedag vieren, en noodigde den beer, den vos, den wolf en andere dieren uit de feestelijkheid bij te wonen. Of de noodiging nu juist veel genoegen deed, is niet zeker. Doch alleen reeds uit beleefdheid namen zij de uitnoodiging aan.

Toen de feestdag gekomen was, ontmoetten de genoodigden elkander op weg naar het hol van den leeww. Zij waren spoedig in druk gesprek. De vos echter nam daaraan weinig deel, maar keek en snuffelde opmerkzaam in 't rond. Na een poos had hij bespeurd, dat de weg bezaaid was met indruksels van voetstappen, die alle wezen naar het verblijf van den leeuw, op enkele na die de andere richting uitgingen. «Velen zijn er heengegaan maar weinigen teruggekeerd, dat is duidelijk», sprak de vos bij zichzelf. «We zullen het niet vergeten».

Weldra stonden allen in het hol van koning leeuw, en brachten hem hun heilwenschen. Wat hen trof was een zeer onaangename reuk van bloed en rottend vleesch ; ook van versch.

De gasten raakten met den gastheer in ge­ sprek. Deze echter had iets gemerkt, en vroeg tamelijk barsch aan den beer:

«Er schijnt u iets te hinderen. Wat kan het zijn? " •

«Als ik het zeggen moet» antwoordde de beer verlegen, «er is hier een onaangename reuk van vleesch en bloed.»

«Hoe durft ge zoo spreken, zoo liegen» riep de leeuw toornig, «en dat nog wel aatf mijn hof! Ik zal het u betaald zetten. Daar !«

Meteen kreeg de beer een slag tegen den muil, dat .de tanden er uit vlogen en hij niet wist waar hij bleef.

«En gij, » hierbij wendde de leeuw zich tot den wolf, «hoe vindt gij dat het hier ruikt? "

Dat was een lastige vraag, als de wolf tenminste naar waarheid wou antwoorden. Te ontkennen viel niet, dat het in het leeuwenhol naar rook. Hij zei dus om er zich uit te redden:

«De beer overdrijft schrikkelijk, maar geheel ongelijk heeft hij niet.»

«Alweer zoo'n ombeschaamde!» riep de gastheer, en slQeg zijn klauw zoo diep den wolf in het vleesch dat het vel er afvloog en het bloed er uitspatte.

«Dat zal hem leeren beter op te letten», zei de leeuw en keerde zich tot' den vos.» Wat dunkt u er" van? »

De vos, ziende hoe het toeging, had zijn antwoord reeds gereed:

«Uw rnajesteit vergeve mij, maar ik ben pas zwaar verkouden geworden, en u weet »

»Ja, Ja, » zei de leeuw «dan kan iemand niet ruiken.»

Kort daarna was de vos weer buiten het hol. Huiswaarts wandelend keek hij nogmaals naar de indruksel der voetstappen, en was blij, toen hij zag hoe de zijne stonden. Maar die van beer en wolf zag hij niet.

Een nachtwachtslied.

In vroeger jaren en nog niet zoo heel lang geleden, werd op vele plaatsen voor de rust en de veiligheid bij nacht gezorgd door nachtwachts, ook wel kleppers geheeten, omdat zij met een ratel klepten. Bekend is het versje van van Alphen dat begint met:

«Zou ik voor den klepper vreezen ?

O die lieve brave man» enz.

Zulk een nachtwaker had gemeenlijk nog een ander vak, en oefende dat uit voor zoover hij zijn tijd niet tot slapen noodig had. Nu een vijftig jaar geleden is men begonnen de politie afzonderlijk voor den nacht af te schaffen. Maar de grootouders van vele lezers hebben de nachtwakers nog wel gekend. Trouwens op vele plaatsen bestaan ze nog.

Tot de vele eigenaardigheden van de nachtwachten behoorde ook, dat sommige althans in den nacht nu en dan een lied zongen. Als zi bij voorbeeld uitriepen, hoe laat het was, voegden zij daaraan dikwijls een vroom rijmpje of spreuk toe, die uit oude tijden afkomstig waren. Om er een denkbeeld van te geven volgt er hier een, dat ik echter niet iü zijn geheel kon vinden. Het komt waarschijnlijk uit Duitschland. Bij elk uur werd een versje gezongen.

Eén God, één Vader hebben wij. Hij voert alomme heerschappij

Iwee vrouwen maalden samen 't koren; De een vond gena, de aer ging verloren.

U. Vader, Zoon en Geest, zij lof, U drie in een, uit 't aardsche stof.

Van de vier winden waait de Geest, Die ons ten Trooster is geweest.

Zie Richter vijf., 't was Gideon, Hij heeft geloofd en overwon

Zes dagen zijn voor 't daaglijksch werk. Waartoe de Rustdag ons weer sterk'.

Als zeven gouden kandelaren Moet 's Heeren kerk zich openbaren.

Acht werden in de Ark bewaard. Toen God de vloed bracht over de aard.

Ter negende ure stierf de Heer, Hij stierf voor ons. Hem dank en eer.

Tien maagden waren uitgegaan. Toch moesten straks vijf buiten staan.

Maar elf jong'ren bleven trouw ; Geef ons een blijvend, waar berouw.

Straks wordt het twaalf voor u en mij, Dat dan ons einde vrede zij.

Ook voor den Kerstnacht had de waker een lied. Het begon aldus:

Neemt nu uw bas, viool en fluit. En galmt het heel de wereld uit Dat Hij nu is geboren Te Betlehem in eenen stal. De groüte Schepper van 't heelal. Al in een krib naar Zijn behagen. —

Elf heeft de klok geslagen.

De slotregel werd natuurlijk elk uur anders. Het zingen echter zal thans wel weinig irièer plaats vinden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 juni 1919

De Heraut | 4 Pagina's