GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hoe Dr. A. Kuyper

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe Dr. A. Kuyper

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 12 Maart 1920.

Hoe Dr. A. Kuyper reeds in 1873 er voor pleitte, dat de tot vrijheid gekomen Kerk zich met alle kracht zou werpen op den dienst der inwendige zending of evangelisatie en daardoor toonea zou, dat zij veel beter dan de Volkskerk in staat was, het Evangelie tot de ontkerstende volksmassa te doen uitgaan, hebben we een vorig maal aangetoond. Mogen we daaraan nog toevoegen het schoone beeld, dat hij van dezen arbeid teekende. »Het is niet genoeg, schreef hij, dat er een Gemeente van Christus in de stad zij. Die Gemeente gaat te niet in verkwijnt, zoo ze de spassion des & rmes" den hartstocht der zielen, verliest. Een Volkskerk weet daar niet van. Ze is eer verlegen met haar massaliteit, dan dat ze naar uitbreiding streven zou. Maar kies de vrije kerspelgemeente en het winnen voor den Christus zal levenstaak van eiken kring worden. Veel meer en beter dan thans particulieren dit doen, zal men uitgaan in de , , heggen en stegen" om te nooden tot de Bruiloft. Zondagsscholen zullen haar gezegenden arbeid voortzetten, maar de Bethels en Asyls zullen allerwege naast deze verrijzen. Door bijbel-en tractaatverspreiding, door bezoek en meetings, door hulpbetoon en alzijdige bemoeiing, zal men allen alles worden, om elk deel van den akker te beploegen". (blz. 102.) Dat Dr. A. Kuyper naast de inwendige Zending de uitwendige Zending niet vergat, behoeft wel geen betoog. Ook voor haar, die »in de Volkskerk kwijnde" verwachtte hij van de vrijmaking der Kerk een geheel nieuwe krachtsontwikkeling. Maar hierop behoeven we niet in te gaan. Onze Kerken hebben op het gebied der uitwendige Zending genoeg getoond, hoe dit profetische woord in vervulling is gegaan. Het was ons thans alleen te doen om de volle aandacht op de inwendige zending te vestigen.

Van niet minder beteekenis is wat Dr. A. Kuyper in dit program der reformatie over de belijdenis schreef.

Dat Dr. Kuyper van de leervrijheid, die in de Volkskerk heerscht, niets weten wilde, speekt wel van zelf. Het is hem juist een van de ernstigste grieven tegen de Volkskerk, dat daar van een band aan de Belijdenis geen sprake is. En, gelijk hij het scherp maar juist uitdrukte, »een Kerk zonder Belijdenis is een ridder zonder zonder blazoen, een vloot zonder wimpel, een karakterlooze vereeniging, die niet weet of niet zeggen durft wat ze wiU (blz. 97).

Voor de Kerk, die tot vrijheid komt, wil hij daarom > een belijdenis en die beljdenis scherp geformuleerd*. Niet alsof in die Bïlijdeijis daarom haaiiïjn alles zou moeten omschreven en gecodificeerd worden. Dat zou »het werpen zijn van een twistappel in de Gemeente, het kweeken van letterzifterij en een aftrekken van den heiligen dienst onzes Gods.c Zulk een Belijdenis mag niets bevatten „dan datgene, waarvan men voor God betuigen kan, dat het afdoet ter zaligheid". En evenmin mag het te doen zijn, „om, is die Belijdenis eenmaal uitgesproken, ze onveranderd als wet te doen blijven." Wet des geloofs en des levens is alleen het Woord vaü God. D^t blijft, al het andere wisselt.

Vandaar dat er scherp onderscheiden moet worden ook bij de Belijdenis tusschen haar waarheidsinhoud en den vorm wraarin deze gegoten is. , , 0 veranderlijk blijve alleen het eerste, al het overige wisselt naarmate God de Gemeente het inzicht, de gedachte en het woord geeft”.

Toch wil dit daarom niet zeggen, dat de Kerk. tot vrijheid gekomen, nu een nieuwe belijdenis zou moeten opstellen, zonder rekening te houden met de historische lijn. Er moet «aansluiting zijn aan de Belijdenis der Vaderent, de historische lijn moet weer worden opgezocht. Maar daarmede zal de Vrije Kerk niet kunnen volstaan. Die belijdenis moet, zoo volgt er, %soo mogelijk beter uitgedrukt, schriftmatier bepleit, scherper tegen de ketterij ook onzer dagen gehandhaafd en zoo uitgesproken, dat ze ons eigen geslacht een woord op de lippen legge, dat naar onze behoefte ons het scherp gewette zwaard reikt, om in den geestelijken tegenstand, waaraan wij ten rooi zijn, ^ met volle hope en blijmoedig geloof peil te staan voor onzen Heer.< Daten dè.t alleen, zoo laat Dr. Kuyper er op volgen, is Gereformeerd. Reformata semper reformanda. «Ach men kent zoo weinig, merkt hij terecht op, den vrijen zin onzer Dordtsche vaderen. Van repristinatie walgden ze. Hun blik doorzag de toekomst en als mannen des vrijen gecstes hebben zij juist, die miskende en veruisde mannen, voortdurende reformatie ook op het stuk der Belijdenis gewild* (blz. 98).

Dat Dr. Kuyper aan het program in 1873 geteekend, niet ontrouw is geworden, oen de zoozeer door hem begeerde vrijaking der Kerk kwam, behoeft hier wel niet betoogd te worden. Zelf heeft hij reeds op een der eerste Synodes zijn bekend ravamen tegen een zinsnede in Artikel XXXVI onzer Confessie ingediend, omdat hetgeen daar uitgesproken werd hem voorwam niet conform den Woorde Gods te ijn. Hij heeft nooit verheeld, dat wat in rt. XXIX onzer Confessie gezegd wordt ver het onderscheid tusschen de ware en e valsche Kerk, te veel beïnvloed was door e polemiek met de Roomsche Kerk en iet genoegzaam de pluriformiteit der Kerk lot haar recht deed komen. En bovendien heeft hij meermalen, zelfs in zijn politiek orgaan de Standaard, er op gewezen, hoe noodzakelijk het was, dat onze belijdenisschriften herzien werden, niet om den daarin beleden schat der waarheid te verwateren of los te laten, maar om de waarheid Gods beter te handhaven ook tegen de nieuw opgekomen ketterijen in onze dagen.

Het is dan ook een misverstand, wanneer de Groninger Kerkbode, msx a.diXi\& iAmg van onze opmerking, dat een revisie der belijdenisschriften zoo broodnoodig is, ons vraagt:

„Wat beteekent deze uitdrukking? Deugt bnze belijdenis niet? Is onwaar wat daarin beleden wordt? Wordt de heele belijdenis zoo niet losgemaakt en van kracht beroofd? ”

Om daarna er ons op te wijzen, hoe de Gereformeerden in de 17e eeuw met alle kracht zich verzet hebben tegen den eisch der Remonstranten om revisie der Belijdenis, aangezien dit een prijsgeven van de Belijdenis zelve zou geweest zijn, en dan ons herinnert aan wat Dr. A. Kuyper in zijn Revisie der revisielegende in 1879 schreef, dat bij zulk een revisie der belijdenis aan deze eischen-zou moeten voldaan worden:

1e dat de Synode Nationaal, die tot dit werk der Revisie zal saamkomen, en al hare leden aan de drie Formulieren van Eenigheid door voorafgaande onderteekening moeten gebonden zijn.

2e dat aan de Heilige Schrifture zou mogen getornd worden; niet

3e dat ze saam zou komen niet met den last om te revideeren, maar daartoe dan slechts zou overgaan, als dit haar zelve oirbaar dunkt en raadzaam;

4e dat zulk een revisie zal moeten plaats hebben bij wijze van ingediende, wel omschreven klacht, niet bij manier van losse examinatie”.

Nu schijnt ons deze wijze vanpolemiekvoeren niet zeer vriendelijk. Natuurlijk bedoelt de Heraut niet, dat onze belijdenis niet deugt, dat onwaar is, wat daarin beleden wordt, en dat heel de belijdenis losgemaakt en van haar kracht beroofd moet worden. En de redacteur van de Groninger Kerkbode weet dat ook uitnemend wel. Maar waartoe dan deze vragen gesteld, die geen ander doel hebben dan om de vraag om revisie der belijdenisschriften in een zeer hatelijk daglicht bij ons volk te stellen ?

En wat voorts de eischen betreft, die Dr. A. Kuyper in 1879 voor de Revisie der belijdenis stelde, zoo is het duidelijk genoeg, dat hij daarbij het oog had op een Synode van de Ned. Horvormde Kerk, die saam zou komen om de belijdenis te revideeren. Wat punt 1, 2 en 3 betreft, behoeven deze eischen voor onze Kerken niet gesteld te worden, omdat zij van zelf «preken. Er is nooit geen Generale Synode saamgekomen, waarin niet alle leden haar instemming met de Belijdenisbetuigd hebben. Dat aan het gezag/der Heilige Schrift niet getornd zou mogen worden, spreekt voor onze Gereformeerde Kerken van zelf. En dat de Synode niet zou mogen saamkomen met den last om te revideeren, maar hiertoe alleen dan zou mogen overgaan, als dit haar zelve oirbaar dacht, behoeft evenmin gezegd te worden, want de Kerken kunnen wel gravamina indienen of verzoeken, maar geen last aan de Synode opleggen.

Alleen het laatste punt, door Dr. A. Kuyper genoemd, zou van beteekenis wezen, wanneer het' niet duidelijk was, dat dit op een geheel andere zaak sloeg.

Een wei-omschreven klacht doelt daarop, dat iemand bezwaar heeft tegen den inhoud van de BelijHenis, zooals het gravamen tegen Art. XXXVI, of het bezwaar thans ingediend tegen Art. XXVII—XXIX onzer Belijdenis. Wie zulke gravamina heeft tegen den inhoud der Belijdenis, mag niet vragen, zooals de Remonstranten deden, dat heel de Belijdenis nog eens herzien zal worden om bij elk artikel na te gaan, of dit wel met Gods Woord overeenstemt. Daarmede zou de Belijdenis metterdaad op losse schroeven worden gesteld. En daartegen hebben onze Vaderen zich volkomen terecht verzet. Al blijft elk stuk der Belijdenis altoos appellabel aan de Heiige Schrift, toch mag daarom nooit een , , losse examinatie van de Belijdenis" aan Gods Woord plaats vinden. Er nioest eerst een aanklacht tegen een bepaald dogma of leerstelling in de Belijdenis worden ingediend, voordat een Generale Synode daarover oordeelen mag. Dit behoefde, meenen we, niet weer gezegd te worden. Waarheden, die door ieder erkend worden, behoeven niet telkens herhaald te worden.

Maar geheel anders staat de zaak, wanneer men een revisie der Belijdenisschriften vraagt, omdat de dogmatische arbeid der Kerk niet drie eeuwen lang heeft stilgestaan en het daarom noodig is, dat de Belijdenis worde aangevuld met het oog op het licht, dat de Heilige Geest ons schonk, ook met het oog op den strijd met de ketterijen in onze dagen. Van een wei-omschreven klacht kan hierbij geen sprake wezen, want van een aanklacht tegen een bepaald leerstuk is hierbij geen sprake. Neem b.v. onzen Cathechismus. Tegen hetgeen de Catechismus ons leert, hebben we geen het minste bezwaar in dogmatischen zin. We zijn het met heel den inhoud van harte eens. Wat we alleen beweren is, dat de Catechismus, hoe voortreffelijk ook, als catechetisch handboek voor de onderwijzing der jeugd van onze dagen niet meer deugt. Het gevolg is dan ook, dat de Catechismus, hoewel hij het officieel leerboek is, op tal van catechisatiën niet meer gebruikt wordt. De Zondagsafdeelingen over de Sacramenten, met name over het Avondmaal, zijn veel te breed opgezet. De verklaring van de tien geboden enz. verloopt voor het catechetisch onderwijs te veel in bijzonderheden. Maar wat vooral ons bezwaar is, is dat in den Catechismus veel ontbreekt, wat nu niet meer ontbreken mag. Heel het leerstuk van de Schrift wordt er xelfs niet in aangeroerd. Een losse examinatie van den Catechismus wenschen we dus niet. Niet, dat de Synode zoo maar eens zal gaan onderzoeken welke dogmata in den Catechismus met Gods Woord overeenstemmen. Wat we willen is, dat de Synode de vraag overwegen zal, of er niet een nieuwe handleiding voor het Catechetisch onderwijs moet gegeven worden. Dat daarbij van den tijken schat, dien onze Catechismus biedt, gebruik zal worden gemaakt, spreekt wel van zelf. Maar er zal eenerzijds bekort en anderzijds uitgebreid moeten worden.

Tegen zulk een „revisie" nu hebben onze Kerken nooit bezwaar gehad. Op de Synode te Dordt zelf is wel gevoeld, dat onze Catechismus te lang was en is daarom last gegeven nog twee kortere Catechismussen te ontwerpen, al is deze last niet uitgevoerd.

We hopen, dat de Groninger Kerkbode nu gerust zal wezen en onze bedoeling beter zal verstaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 maart 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Hoe Dr. A. Kuyper

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 maart 1920

De Heraut | 4 Pagina's