GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Veertigste jaarlijksche Sainenkomst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veertigste jaarlijksche Sainenkomst

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag.

I

De Universiteitsdag die de vriendfen' der Hoogeschool iederen zomer met hartelijken broederzin te zamen brengt, behoort ook weer tot de geschiedenis van dit jaar als dit Heraut-rmmmsr in den kring onzer lezers verschijnt. Is het altijd een feest om den Universiteitsdag mee te maken — thans, nu voor de Vrije Universiteit zulke gedenkwaardige dagen aanbreken en de veertigste aarvergadering naar Haarlem noodde, de oude

Spaarnestad met mooie natuur rondom, en v die zelf op een rijke historie zich beroemen S kan, was het velen bijzondere behoefte mede b op te gaan. Niet in uitbundige feestvreugde v zoeken we ons te uiten, maar dat het oog e van ons Geref. •volk toch ook niet gesloten e is voor de teekenen van Gods trouw in de t instandhouding en den gestadigen groei der k Hoogeschool ons geschonken, kwam in menigen danktoon uit.

Onverkoeld bleek voor onze stichting de geestdrift uit vele oorden des lands. Er heerschte een opgewekte en bemoedigend.e geest, vervuld van dankbaarheid voor de zegeningen door de Vrije Universiteit aan ons land en ver daar buiten gebracht, voor haar arbeid op wetenschappelijk gebied, voor haar weer tot erkenning brengen van de Geref. beginselen, en met bijzondere liefde leeft de gedachtenis voort aan de mannen die voor die grootsche taak zich gaven, die den moed bestaan hebben om onze Geref. Hoogeschool te stichten.

Deze ontboezeming zij den verslaggever der jaarlijksche samenkomst vergund, wiens taak voor dit nummer zich beperken moet tot enkele mededeelingen van de

Wetenschappelijke samenkomst, die op Woensdag 30 Juni in de bovenzaal van het café de Kroon op de Groote Markt te Haarlem werd gehouden en gewijd was aan de bespreking van een tweetal vraagstukken op juridisch en kerkelijk gebied. In de morgenvergadering werd behandeld de studie van Prof. Mr. Anne Anema over de Relativistische rechtsleer.

Van deze rechtsleer, die de rechtswetenschap niet meer beschouwt als de wetenschap van het recht, maar buiten het recht liggende maatstaven aanlegt om te besHssen over de vraag van recht of onrecht, wordt opgemerkt, dat zij een onderdeel vormt van een algemeen modern verschijnsel in onzen tijd: de ondermijning van de rechtsidee, en dat An haar de reactie uitkomt tegen het dwepen in een voorafgaande periode met de rechtsidee, inzonderheid Ie door overdreven liefde voor het z. g. parlementaire stelsel, dat voor velen de belichaming was van de triomf van het recht over de macht, een streven dat ten onzent zijn theoretisch stelsel vond in de werken van den Leidschen hoogleeraar Krabbe; 2e door den strijd voor den „rechtsstaat", door Stahl aangebonden, voortgezet door Gneist en overgenomen door Buys en vele zijner leerlingen, zich vooral ontpoppend in de invoering van de administratieve rechtsspraak, geflankeerd door de z.g. sociale wetgeving, en ten 3e door de pogingen om door "codificatie van internationaal recht de machtsidee in het volkenrecht te beperken.

Dit alles neemt echter niet weg het bedenkelijk karakter dezer rechtsleer, welke in den Heidelberger hoogleeraar Gustav Radbruch haar meest representatieve figuur heeft, en in meer ot minder bewusten, meer of minder scherp omlijnden vorm vele aanhangers telt, o.a.'Georg Jellinck, Max Weber, Kantorovicz, Somlo, die in de waardebeoordeeling der dingen allen een anderen weg inslaan, omdat men aan de rechtsregelen zelf de algemeen bindende kracht ontzegt, ieder op zijn eigen grondslag zijn eigen leer uitwerkt en deze stelsels als volkomen gelijk waardig naast elkander stelt.

Men behoeft maar in ons eigen land om zich heen te zien om op te merken, dat de zin voor het streven naar absolute wetenschappelijke waarheid verminderde en het betrekkelijke, subjectieve element op den voorgrond kwam, Men vergelijke eens de houding tegenover de orthodoxie van het oude modernisme eenerzij ds en het nieuwere anderzijds, de synthese-beweging, de wederzijdsche toenadering-pogingen tusschen ethischen en Gereformeerden onder een jonger geslacht, de pacificatie op onderwijsgebied en zooveel meer, en men zal bespeuren, hoeveel er in het verloop van ruim een kwart eeuw is gewijzigd. Het absolutisme slijpt zijn scherpe kanten af, het relativisme zit als verschijnsel van algemeenen aard in de lucht, en de relativistische rechtsphilosophie is van dezen algemeenen trek van het geestelijk leven van onzen tijd de toepassing op het speciaal gebied van het recht. Nu kan niet ontkend worden, dat het relativisme op meer dan één punt heilzamen invloed uitgeoefend heeft — o.m. heeft het gefnuikt den intellectuaHstischen hoogmoed, uitkomende ten onzent in de leuze van „het denkend deel der natie" — en voorts dat er in zijn grondstelUngen ook een deel waarheid schuilt, maar een principieele fout wordt het genoemd, dat het niet blijft staan bij de logische-wetenschappelijke onbewijsbaarheid der fundamenteele stellingen, doch daaruit concludeert tot hun objectieve gelijk-gerechtigheid, tot de onbestaanbaarheid van objectieve, geldende en een ieder bindende grondbeginselen. De inconsekwentie van dit standpunt wordt breedvoerig en met verschillende voorbeelden aangetoond.

Zelf houden de relatlvisten ten slotte dan ook aan hun theoretische leer niet vast, maar zoeken zoodra het op de practijk aankomt naar een of anderen maatstaf, waaraan objectieve gelding toekomt in het leven, om zoo vasten grond onder de voeten te krijgen. Zoo is het positieve resultaat, dat er vaste beginselen behooren ten grondslag te liggen aan het rechtsleven, de strijd daarvoor mag geen oogenblik verflauwen en alleen bij handhaving daarvan kunnen gezag en vrijheid, de onmisbare polen eener geordende samenleving, en de ontwikkeling van een gezonde volkskracht bevorderd worden.

Bij de bespreking van dit referaat op de vergadering wees de referent ter toelichting op het verschil in relativistische strooming van voor twintig jaar en van nu. Tóen wilde men komen tot algemeen geldende beginselen door bestudeering naar darwinistisch principe. Nu kwam op eene relativistische strooming als reactie tegen de dogmatische methode van het Intellectualisme. Onze tijd kenmerkt zich door een neiging tot soepelheid, zin voor vrerkelijkheid, intuïtie, mystiek, levenswarmte. Wij, Gereformeerden zijn ook een beetje schuldig aan hyper-Intellectualisme: vaak is als principe beschouwd wat slechts puur werkhypothese was.

Naar aanleiding van een vraag van Ds. Datema merkte de ref. op, dat de H. S. vaak heel wat soepeler is dan wij. H. S. en Christendom zijn practisch. Jezus geeft ons in zijn houding tegenover de overspelige vrouw een les voor de practijk, terwijl Hij toch steeds het monogame huwelijk handhaaft. In antwoord aan Dr. H. W. van der Vaart Smit sprak Prof. Anema over het begrip; vorm in onderscheiding van inhoud, wees op het erschil bij Aristoteles en de Neo-Kantiaan tammler. Is de geldende kracht van rechtseginselen beperkt door de eigen erkenning an hen, tot wie zij zich richten, en is die erkenning niet een verstandelijke daad, maar en overgave der persoonlijkheid, dan is het enslotte weer de wil, die voor de geldende kracht van het rechtsbeginsel normatief wordt - dit is het relativisme in het recht. Prof. W. Geesink wees in een breed philosophisch betoog op de groote verdiensten van Kant, die met klem gewezen heeft op het onvoorwaardelijke plichtsbesef in den mensch, en die om voor het geloof plaats te maken het terrein van het weten had beperkt tot de meet-en weegbare dingen. Prof. A. A. van Schelven sprak over enkele practische dingen, m.n.: de verhouding van principe en toepassing daarvan in de praktijk. Wanneer men zegt - aldus Prof. Anema - dat het beginsel eenerzijds en de positief-rechtelijke toepassing anderzijds uit elkaar gehouden moeten worden, is dan deze onderscheiding alleen logisch of ook practisch te nemen? Is een beginsel niet als gist? Duidelijker nog dan bij ons is wat we zien bij de Socialisten in dit opzicht. De doctrinairen - ook onder ons - proclameeren maar alle mogelijke principes, en dit is de gemakkelijkste principieelheid. De vraag van compromis is een kwestie van taktiek. Vrouwenkiesrecht hebben wij niet ingeruild tegen het Schoolbelang. Algemeen kiesrecht zouden wij toch met verloop van tijd hebben moeten aanvaarden. De Overheid mag geen beginselen geven, maar alleen positief recht. Een beginsel bevat een axiomatische waarde en een eeuwige kern. We moeten oppassen om te denken dat we alles met onze logica kunnen klaarspelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juli 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Veertigste jaarlijksche Sainenkomst

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juli 1920

De Heraut | 4 Pagina's