GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT HET OOSTEN.

DE OLIJFBOOM.

In het pas aangehaalde vers van Da Costa komen de regels voor:

»Wanneer de vijg niet uit zal botten, , Geen druif meer zwellen zal van wijn, De olijf haar kweeker zal bespotten. En alle vruchtboom kaal zal zijn."

Hier worden dus vijg, druif en olijf bijeen en in één adem genoemd. En dat terecht. Want deze drie behoorden tot de uitnemendste voortbrengselen van het Heilige land.

Ik noemde daar het Heilige land. Vandaar is de olijfboom oorspronkelijk. Van daaruit is hij overgebracht naar het Zuiden van Europa, tot in Frankrijk toe, en voorts naar Noord Amerika, zoodat men thans zelf geheele bosschen van olijfboomen aantreft.

De wilde olijfboom is niet veel meer dan een struik of heester. Maar wordt hij gekweekt, dan kan de olijiboom zelfs een hoogte bereiken van twaalf meter en meer. Een bosch van zulke boomen geeft een mooi gezicht. De naam van den olijfboom in het Hebreeuwsch beteekent dan ook, de schitterende of frisch groenende. De boom heeft een grauwe schors; de bladeren zijn altijd groen en van onderen zilverkleurig. Óp zijn tijd bloeit hij en draagt lichtkleurige, kleine bloesems, die weinig de aandacht trekken, maar straks de vruchten' de oUjven geven.

Die vruchten zijn niet groot, veel kleiner dan vijgen of druiven in Kanaan. Zij gelijken in grootte en kleur zeer veel op onze zoogenaamde krieken of zwarte kersen. Zij smaken echter lang zoo lekker niet; want het groenwitte vleesch is bitter. Gegeten werden de olijven dan ook alleen door de armen. Maar van de olie maakte iedereen gebruik. Daar was het om te doen. Ook de wilde olijfboom of oleaster bracht olie voort, schoon veel minder dan de andere.

Druiven worden ook in ons land in overvloed geteeld, hetzij in de open lucht, hetzij in trekkassen. Ook vijgen worden hier in kassen gekweekt, maar oÜjven vindt men hier nergens. Eetbaar zijn zij kwalijk, en de olie die uit de vrucht wordt geperst, kan men van elders veel goedkooper laten komen dan door ze hier te telen. Echter wordt ook hier veel van die olie gebruikt. De beste, zuivere en meest gezochte is bij ons in hoofdzaak verkrijgbaar bij den apotheker.

Maar, zegt misschien menigeen bij zich zelf, wat deden de Joden met al die olie, en waarom werd die tot zulk een prijs verkocht, dat een land er rijk door werd. Zulke vragen zijn heel natuurlijk, en wij zullen gelegenheid hebben er op te antwoorden, wanneer wij later over de olie spreken. Daarom thans slechts dit:

De olijfolie diende tot zoo velerlei gebruik, dat zij in de huishouding en elders onmisbaar was, allereerst k> \] de spijzen. Ook niet smakelijk, zegt deze of gene. Ik zou tenminste niet graag een boterham eten, die in de olie gedoopt was in plaats van besmeerd met boter.

Zacht wat, vrienden, stelt u de zaken goed voor. Zeker, als men op ons brood den inhoud uitgoot van een kannetje olie, kregen wij geen smakelijk gerecht. Maar zoo ging het ook niet. Doch overigens, smullen wij niet aan oliekeeken ? Wordt niet allerlei gebak en ook visch met olie toebereid. Op het platteland worden nog altijd vrij algemeen de pacnekoeken met olie gebakken. En of men nu olie of vet neemt, is voor de zaak vrij onverschillig. De Israëlieten deden dus nog zoo dwaas niet, te meer daar de oUe heilzaam is voor het lichaam.

Dan diende de olie ook tot verlichting, daar het vet of sap van de olijf het groote voordeel heeft brandbaar te zijn. Gas en electriciteit te gebruiken tot verlichting was toen nog bij niemand opgekomen. Dus de olie was voor verlichting onmisbaar.

In de gelijkenis van den barmhartigen Samaritaan lezen we, dat hij olie en wijn goot in de wonden van den man, die door roovers was vervallen tusschen Jeruzalem en Jericho. Dit,

gelijk meer in de Schrift, wijst er op, hoe olie ook in de geneeskunde werd gebruikt, zooals trouwens nog.

Ook het zalven van haar en baard met olie, soms welriekende, was in het Oosten gebruikelijk. Hierop, gelijk op meer, hopen we later terug te komen. Genoeg is het, dat nu wel duidelijk zal zijn waarom veel olie hetzelfde kan beteekenen als groote rijkdom. Denken we aan de woorden uit Ps. 133:

»Ai zie, hoe goed, hoe lieftijk is 't, dat zonen Van 't zelfde huis, als broeders, samenwonen,

Daar 't liefdevuur niet wordt verdoofd; 't Is als de zalf op 's Hoogepriesters hoofd, De zalf, waarmee hij is aan God gewijd. Die door haar reuk het hart verblijdt.

Die liefdegeur moet elk tot liefde nopen, Als d'oiie, die, van Arons hoofd gedropen, Zijn baard en kleederzoom doortrekt; Z' is als de dauw, die Hermons kruin bedekt, Die Sions top met vruchtbaar vocht besproeit. En op zijn bergen nedervloeit.'.'

Maar niet alleen de vrucht, ook het hout van den olijtboom was zeer bruikbaar. Het is een mooie, edele houtsoort, die fraai gepolijst kan worden. De beelden der Cherubs boven de Ark des Verbonds waren van olij venhout vervaardigd.

Het is dus te begrijpen, dat de olijfboom hooggeschat en zeer veel geteeld werd. Tal van Israëlieten hadden hun olijftuin of olijvenhof, die met een muur was omgeven. In zulk een hof trof men gemeenlijk een pers aan, die echter anders werd gebruikt dan de wijnpers. De olijven, veel harder dan de druiven, werden niet met de voeten getreden, maar met zware steenen geplet, naar het schijnt ook in molens. Begrijpelijk is dan ook de hof, waarheen de Heeré Jezus zich begaf, kort vóór Hij werd gevangen genomen, Gethsémane heette d. i. olijfpets. Want het was een olijftuin.

Nog tegenwoordig wordt den bezoekers van Jerusalem een stuk grond getoond, die het oude Gethsemané moet zijn, en door een muur is omgeven. Of het echter het Gethsemané is, waar de Evangeliën van spreken is niet zeker. Hoe 't zij, er staan nog drie overoude olijfboomen, die uit den tijd van Christus heeten afkomstig te wezen. Dit nu kan waar zijn, daar de olijven zeer oud kunnen worden, naar 't schijnt zelfs een paar duizend jaren.

Gelijk de vijgeboom zoo wordt ook de olijf reeds op de eerste bladzijde van onzen Bijbel vermeld. Noach liet, toen de aarde weder droog werd, een duif uit, om daardoor te weten te komen of de wateren reeds gezakt waren. Tegen den avond kwam de vogel terug met een afgebroken olijtblad in den bek. Dat blad was als een welkome tijding van vrede en verlossing. Bij vele volken was dan ook en is nog de olijf een zinnebeeld van vrede en rust.

Een jongeling Mirza geheeten kwam, zoo zegt een fabel uit het Oosten, voorbij een olijfpers, toen men bezig was de rijpe, zwarte vruchten tusschen steenen te pletten, dat er de olie uit­ liep. >

Welk een dwaasheid, riep de jongeling, " die kostelijke vruchten zoo noodeloos te vernielen." Maar de landman die er bij stond, sprak: »Veeleer is uw zeggen dwaas en dom. Ziet ge niet, hoeveel kostelijke olie wij winnen door dat pletten? Menigeen, ook gij misschien, kan er iets uit leeren".

De jongeling, die dusver meer gespeeld dan gewerkt, meer verteerd dan verdiend had, droop beschaamd af. Hij gevoelde waar de landman op zinspeelde. Gij ook ?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 juli 1920

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 juli 1920

De Heraut | 2 Pagina's