Eenige opmerkingen over de verhouding van handelsrecht en arbeidsrecht : voorstellen omtrent de arbeidsovereenkomst ter zee - pagina 14
Rede bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt aan de Vrije Universiteit
14 De eerste gedachte, die onwillekeurig bij ons opkomt, is er een van voldoening. Immers aan de idee van bedrijfsorganisatie in Nederland is innig verbonden de naam van den stichter dezer Universiteit, die bij de openingsrede in 1880 en vele malen daarna op unieke wijs voor de gemeenschapsgedachte in het recht, als steunend op den grondslag, waarop heel zijn principieele arbeid rustte, is opgekomen. Dat een jurist van de proportie van Molengraaff die idee laat werken in zijn praktischen arbeid voor den opbouw van het recht, stemt dankbaar. Intusschen ontslaat ons dit niet van den plicht de geboden materie grondig te onderzoeken. Dan treft bij de behandeling ook dadelijk iets, dat juist niet bevredigt. De commissie kreeg opdracht de bepalingen der arbeidsovereenkomst ter zee op de hoogte van den tijd te brengen. De commissie biedt aan twee ontwerpen, de Minister neemt ontwerp I over, maakt het los van ontwerp II (dat los maken gaat heel simpel) en legt dat laatste ter zijde. Dat ont werp II wordt nu wel betiteld als bevattend het formeele recht (wat de rechtsspraak betreft is dat ook juist) maar ontwerp I bevat ook formeel recht en ontwerp II biedt wel degelijk ook materieel recht. De samenhang, een ding waarvoor een jurist zoo gevoelig is, is blijkbaar als van ijzer en leem. Nog scherper spreekt dit, als ge bedenkt, dat de Minister van Justitie ontwerp II, gelijk reeds opgemerkt is, aan zijn ambtgenoot van Arbeid endosseert. Het is bijna alsof uitgesproken wordt: dat eerste, ja, dat is recht en dat hoort bij Justitie, dat andere, dat is sociale politiek, dat hoort bij Arbeid. Een typeerende adstructie van de leemte, waarop ik in het begin duidde. Hier moet iets haperen. Is het mogelijk tot meerdere klaarheid te geraken? Het arbeidscontract ter zee staat in ons Wetboek van K o o p handel, d. w. z. in dat deel van ons privaatrecht, dat naar zijn karakter is een specifiek stuk van ons Verbintenissenrecht, een uitlooper van Boek III van het Burgerlijk Wetboek. Is ooit de gedachte gepropageerd, dat bv. verkoopers en koopers, uitleeners en leeners, lastgevers en lasthebbers rechtens een gemeenschap p e l i j k e vertegenwoordiging zouden hebben in den vorm van Kamers? — Hier worden Kamers van Zeezaken voorgesteld. Welnu, dat moet in het bewustzijn der voorstellers aan de rechts regelen van het arbeidscontract ter zee toch iets ten grondslag
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 september 1930
Inaugurele redes | 38 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 september 1930
Inaugurele redes | 38 Pagina's