GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1914-1915 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 186

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

178 deze echter in sterkte verminderen en ten slotte zou alleen de voorstelling van die kleur achterblijven. Op eene bepaalde plaats in de hersenen in eene of andere cel zou dan een spoor overblijven en daardoor zou de voorstelling van die kleur mogelijk zijn. De gewaarwordingen zouden dus in bepaalde deelen der hersenen een zekeren afdruk achterlaten en de hersenen zouden met een onmetelijk aantal van deze afdrukken vervuld zijn. Er zijn echter menschen met een buitengewoon sterk ontwikkeld geheugen en het is daarom de vraag of de hersenen wel genoeg ruimte aanbieden voor zulk een groot aantal afdrukken. Neemt men aan, dat voor elk herinneringsbeeld ééne hersencel beschikbaar zou moeten zijn, dan zou men moeten schatten, hoeveel cellen in de hersenen dan aanwezig zouden moeten zijn. Men neemt aan, dat minstens 600 millioen cellen in de groote hersenen voorhanden zijn; oppervlakkig beschouwd schijnt dus wel alle vrees uitgesloten, dat men niet over voldoende cellen zou kunnen beschikken. Toch zijn daarmede alle moeilijkheden nog niet voldoende uit den weg geruimd, want men zou dan wel het ontstaan van concrete maar niet van abstracte voorstellingen verklaard hebben. Ook kan men bij nadere beschouwing moeilijk aannemen, dat een getal van 600 millioen cellen inderdaad voldoende zou zijn om van al hetgeen werd waargenomen herinneringsbeelden in de hersenen vast te leggen. Neemt men b.v. alleen het gezicht, dan worden allerlei vormen en kleuren aan de voorwerpen waargenomen en bovendien komt daarin nog telkens verandering. Indien nu van dit alles herinneringsbeelden moeten achterblijven dan zou het aantal cellen wel oneindig groot moeten zijn. En wanneer men nu dergelijke beelden inderdaad had waargenomen en het aantal cellen werkelijk voldoende was, dan had men toch nog niet veel gewonnen. Deze stoffelijke beelden in de hersencellen zouden immers het geheugen zelve nog niet kunnen zijn, want dan zou het psychisch subject deze afdrukken toch moeten opmerken en voorstellen en dan zou men nog niet veel met onze verklaring gevorderd zijn. Indien men aanneemt, dat van elke gewaarwording een afdruk of spoor moet achterblijven, waardoor zou blijken, dat het beeld er eenmaal geweest is, dan doet zich bovendien de vraag voor, waarin dit spoor eigenlijk zou moeten bestaan. Het blijkt, dat daaromtrent nog de grootste onzekerheid heerscht, want mikros-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1915

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 198 Pagina's

1914-1915 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 186

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1915

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 198 Pagina's