GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 46

Bekijk het origineel

1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 46

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

3Ö setum giganteum uit Zuid-Amerika de grootste. Haar stengel is een halve tot 2 c.M. dik en meet soms 10 M. Een soort met een dikken stengel is Equisetum Schaffneri, Die stengel heeft pl.m. 10 c.M, diameter. Ook bij de Varens komen groote vormen voor, In den Kaukasus groeien Koningsvarens (Osmunda regalis) van pl.m. 1 M. dikte. Ook Todea kan giganteus zijn. Onder de Marattiaceeën is Angiopteris een plant met sen stam van eenige meters lengte. En van de Coniferen zijn de fossiele Cordaïtaceeën reuzen, evenals de recente Sequoia's uit Caüforni?, welke honderd M, hoo!5 worden. Maar nu moeten we niet dadelijk de conclusie trekken, dat van „grootte-toename" binnen den stamboom bij al deze voorbeelden sprake zou zijn. Dat is niet het geval. Planten groeien anders dan dieren. Bij onze boomen berust het groot worden op het aanwezig zijn van een teeltweefsel in den top van wortel en stengel, op knopvorming en op het groeien van hout en bast door middel van een cambium. Een boom is niet overal even oud; het oudste deel zit binnen in den stam; het jongste deel vormen de uiteinden der takken en wortels en bovendien de buitenste mantel hout. Men zou een boom kunnen vergelijken met een kolonie, welke zich daar knopvormig langzaam uitbreidt. Het groot worden is een kwestie van tijd. Dit ds geheel iets anders dan het verschijnsel van grootte-toename bij paarden en olifanten. De volwassen paardachtige dieren, die de stamvaders van onze paarden waren, waren kleiner dan onze volwassen paarden. Bij planten zou van grootte-toename sprake kunnen zijn bij D'atomeën en sommige Wieren, dus bij eencelligen. Geconstateerd is het trouwens bij Foraminiferen. Het zou bij één-jarige stengels ook mogelijk zijn. Men ziet in bepaalde families soorten, welke klein zijn en andere, waarvan de organen grooter afmetingen hebben, en wel onder dezelfde omstandigheden. Deze laatste beperking moet gemaakt worden, omdat overvloedige voeding b,v, giganten te voorschijn roept, maar zooiets is niet blijvend. Uit de phytopalaeontologie zal van vondsten, welke de toeneming in grootte aantoonen, wel moeilijk sprake kunnen zijn. De wet van Depéret moet trouwens ook het meest gelden voor de zoogdieren. Algemeen is ze geenszins. Toenemende specialiseering komt bij planten zeker voor. Wij hebben er reeds op gewezen. We noemen nog eens een paar, Cacteeën met haar minimum van orgaanvorming zijn zeer speciaal voor droge streken geschikt. Went wees nog pas weer in t Vakblad ^) op zijn Podostemonaceeën, tropische plan1) Vakblad voor biologen. December 1923.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1924

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 92 Pagina's

1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 46

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1924

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 92 Pagina's