1926 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 26

18 En zoo is het ook met de resultaten der vergelijkende anatomie. We noemden straks als voorbeeld de overtollige tepels. Men kan toch zeer w^el de opvatting verdedigen, dat er een natuurwet, of wil men scheppingsgedachte, bestaat, die vordert dat tepels, wanneer zij om de een of andere, bekende of nog onbekende reden ontstaan, op de me'klijn liggen. En evenzoo de homologie. Is deze niet een manifestatie van de regelmaat, waaraan de Schepper zich gebonden heeft? Zou het ontbreken van een hcmolcgie in de ,,einheitliche" wereld niet veel meer tegen de schepping pleiten? Dan zijn de rudimentaire organen genoemd. Sommigen hechten hier veel gewicht aan. Bernhard Bavink zegt b.v, in zijn Ergebnisse und Probleme der Naturwissenschaft, dat hij de evolutieleer aanvaardt op grond van de gevonden rudimentaire organen, In het voorbijgaan willen we hier opmerken, dat deze ernstige natuurphilosoof na een nauwkeurig onderzoek van de gegevens tot de conclusie kwam, dat de pa aeontologie geen voldoenden grond biedt voor de afstammingsleer. Wat de rudimentaire organen betreft, begint er ook een kentering te komen. Er zijn al lang niet zooveel onnutte organen meer als 25 jaar geleden, voorai als men door een niet-evolutionistischen bril kijkt. Terecht heeft men opgemerkt, dat de rudimentaire organen passen in het algemeen bouwplan der dieren, al is in bepaalde gevallen hun functie min of meer gewijzigd in verband met gewijzigde omstandigheden. Zoo past het bekken in het algemeen bouwplan der zoogdieren, al wordt het bij den walvisch niet gebruikt voor de bevestiging van ledematen maar voor de aanhechting van spieren. En op de omwegen in de embryona'e ontwikkeling ksn meo toch ook bezwaarlijk een afstammingsleer bouwen. Zij die deze omwegen zoo ondoelrratig vinden, willen vaak op ander gebied weinig van doelmatigheid weten, en zeker kunnen zij niet aangeven, hoe de ontwikkeling meer doelmatig zou zijn. De biogenetische grondwet kan in dit verband buiten beschouwing blijven, daar zij op de palaeontologie berust. Uit deze beschouwingen blijkt wel, dat — al zal hier en daar nog weleens een vraag onbeantwoord blijven — toch alle biologische waarnemingen in overeenstemming te brengen zijn met

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen