De ethiek in de gereformeerde theologie - pagina 52
Rede bij de overdracht van het rectoraat der Vrije Universiteit te Amsterdam
50 verbondsleer is het onveranderlijk aan de zijde Gods, maar is, juist om de voldoening die in Christus is, hij in wien het geloof kwam, van het alsnog volbrengen van den eisch, dien het verbond der werken stelt, ontslagen. Bij COCCEJUS nu wordt — en dit is zijn nieuwe vinding — het werkverbond eerst trapsgewijze, en wel in vijf trappen, afgeschaft of vernietigd. Voor deze nieuwe vinding meent COCCEJUS steun te vinden in Hebreen 8 : 13: ,, Als Hij zegt: een nieuw Verbond, zoo heeft Hij het eerste oud gemaakt; dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning." Exegetisch een zeer bedenkelijke grond, want, gelijk COCCEJUS dan ook zelf toegeeft'), hier wordt niet gesproken van wat hij noemt het „Foedus 'sive lex operum". Deze afschaffing noemt hij ook wel abolitio, doch meest abrogatio. Een abrogatie nu in vijf trappen komt mij voor, dat zelfs een jurist geen heel duidelijk begrip zal aanbieden. De trappen dezer vijfvoudige abrogatie zijn de volgende -): Er is eerst een antiqueering — zoo heet het nu weer — wat de mogelijkheid betreft om er door te leven, toen Adam zondigde. Vervolgens wat de verdoemende kracht betreft, sedert Christus in de belofte voorgesteld werd. In de derde plaats is er een antiqueering wat betreft de uitwerkiiig^ van „schrik en vreeze des doods en der dienstbaarheid", sedert de promulgatie van het Nieuwe Verbond, wanneer de verzoening in den dood des Middelaars reëel werd. Verder, wat betreft den strijd van den geloovige met zijn nog inwonende zonde, bij den dood des lichaams. Eindelijk heeft een laatste antiqueering of abrogatie plaats, voor zoover alle nawerking van wat bij COCCEJUS heet „Foedus sive lex operuni" betreft, wanneer der geloovigen opstanding uit de dooden aanbreekt. Bezien wij nu in de tweede plaats in betrekking tot het genadeverbond, hoe bij COCCEJUS in tegenstelling met zijn voorgangers het verbond eerst reëel wordt. Dit komt vooral uit in het „Foedus vetus sive ijrimum" dat God met Israël aan den Sinaï heeft gesloten. Met de stichting van dit verbond verkeerde volgens COCCEJUS het werkverbond in zijn tweeden graad van abrogatie en dus wat zijne verdoemende kracht' betreft. De realiteit van dit Oude Verbond is echter nog zeer gering. De lioewel eeuwige sponsio
1) g)
D e F o e d e r e e t T e s t . , p. aih. A. W., p. Ó46.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1897
Rectorale redes | 92 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1897
Rectorale redes | 92 Pagina's